Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van Iuda Machabeo, den stercken ende cloecken hooftman ende van sinen vromen wercken, ende vanden oorloge dwelcke Anthiochus ende sijn volc tegen hem ende den volcke Gods voor hadden ghenomen te volbrengen

Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DVs doen die heylige stadt in alle vrede bewoont wert, ende de wetten ooc noch alder beste bewaert worden door die neersticheyt ende goede ordinancie des ouersten Priesters Onie,

2

ende den anderen vromen mannen, die der godlooser ende haren voorstellen wederstonden. So ist oock gheschiet dat die coninghen ende die vorsten selue die plaetse der opperster eeren weerdich achtende, ende dat si den tempel eerlic begaefden.

3

Also dat Celeucus die Coninck van Asien, van sinen renten alle die costen gaf, die totten dienste der offerhanden behoorden.

4

Maer Simon vanden gheslachte BenIamin, die prouoost des tempels gheset was pijnde hem wat onrechts te doene in die stadt, maer die prince des priesteren Onias, wederstont hem,

5

Maer doen hi Oniam niet verwinnen en mocht, so quam hi tot Apolonium, Tarseus sone, die ter dier tijt ouerheer van Celessirien ende phenice was,

6

Ga naar margenoot+ende hi bootscapten hem, dat die scatcamer te Ierusalem vol ontallicx gelts was, ende dat tgemeyn goet ongemeten waer, welc niet totter rekeninghe der offerhanden en behoorde, mer dat mogelic ware dat altemael onder des conincx macht soude vallen

7

Ende doen Appollonius totten coninc ouergedragen had vanden gelde dat aenghebracht was, soo riep hi haestelijc tot hem Heliodorum die sijn hoofmeester was, ende seynde hem met gheboden, dat hijt voorscreuen gelt ouer soude dragen.

8

Ende Heliodorus aenghinc terstont die reyse in die gedaente als oft hi door die steden Chelessiriam ende Phenice reysen soude, maer inder waerheyt soude hy des conincs voornemen volbrenghen.

9

Mer doen hi te Hierusalem quam ende vriendelic vanden hoochsten priester in die stadt ontfangen was, so vertelde hi vanden gegeuen ordeele des ghelts, ende opende om wat saken wille, hi daer ware ghecomen, hi vraechde oft dit warachtelijck also ware,

10

doen toonde douerste priester, dat dese dingen verset waren, tot behoefder weduwen ende weesen,

11

ende een deel vanden ghelde, behoorde Hiercano Tobie, een seer voorbarich man, ende dit is dat gelt, dat die godloose Simon ouer gedraghen hadde, ende die heele somme was .CCCC. pont siluers, ende .CC, pont gouts,

12

nv waert ontamelijc, ende onmogelic, datmen der geenre goede meyninge bedriegen soude, die alsulcken gelt inden tempel geleyt hebben, om den seluen tempel daer mede te oefenen, ende te eeren, welcken tempel in alle die werelt vermaert was,

13

daer op seyde Heliodorus, tgene dat hi in beuel hadde, dat is te weten, dat hi dat gelt den coninc ouer leueren moste.

14

Ende op eenen ghetelden dach ghinc Heliodorus inden tempel, om van desen dingen te ordineren.

15

Ga naar margenoot+Mer daer en was geenen cleynen anxt door alle die stadt, die priesters werpen hen neder metten priesterlijcken ghewade voor den outaer, ende si aenriepen den genen die haer lieden vanden versetten dingen een wet gegeuen hadde, dat hijt geheel wilde bewaren, den ghenen diet verset hadden,

16

mer wie nv des hoogen priesters aenschijn aensach, die wert inder herten gewont want dat veranderde aensicht ende verwe, bewees dinwendige smerte des ghemoets.

17

Want eenderhande truericheyt hadde den man beuaen, ende verscrickinge des lichaems, mits welcken die smerte sijns herten den aensienden openbaer wert gemaect.

18

Ander ooc vergadert zijnde, quamen te samen van haren huysen, smeeckende met openbaer biddinge, om die ontsuyueringe die den tempel toecomen soude,

19

ende die wiuen gorden haer borsten met cleederen van hayr gemaect, ende quamen te samen op die straten, ende die maechden die besloten waren liepen voort tot Oniam,

20

dander totten mueren, sommige aensagent door die vensteren, mer alle die vrouwen staken die handen ten hemel waert ende baden,

21

want daer was een allendicheyt der vermengder menichte, ende des groten priesters, ghestelt inden dootliken strijt der verwachtinge,

22

ende dese aenriepen den almachtigen God, dat die dingen die hen betrout waren, met alder geheelheyt behouden souden werden den ghenen diese hen betrout hadden.

23

Mer Heliodorus volbracht tgene dat hi besloten hadde, in die selue plaetse, hi met sinen dienaren by die scatcamer tegenwoordich,

24

mer die geest des almachtigen Gods liet hen openbaerlijc sien, Ga naar margenoot+ also dat al die ghene die Heliodori dorsten onderdanich sijn vielen mits der cracht Gods in een groote vreese ende verschrickinghe,

25

want hen verscheen een peert dat eenen veruaerlijcken opsitter hadde, verciert metten alder besten ghewade, ende dat peert spranc metten voorsten voeten op Heliodorum, ende dye man die daer op sadt, had ghulden harnasch aen,

26

Daer verschenen oock noch twee ander ionghers, fraey heerlijck ende cierlijck ghecleet, dye rontsom hem stonden, ende gheesselden Heliodorum van beyde siden, sonder ophouden, met vele slagen hem slaende.

27

Ende Heliodorus viel haestelijc ter aerden, ende ructen hem met vele donckerheden beuaen, wech, ende si setten hem in eenen draechstoel ende wierpen hem wt.

28

Ende die met veel lackeyen ende sargianten, tot dye voorseyde scatcamer was gegaen, wert gedragen, ende niemant en mocht hem helpen, also wert die godlijke cracht bekent ende openbaer,

29

ende hi lach daer door dye Godlijcke cracht stom, ende van alle hope ende salicheit berooft,

30

mer dese gebenediden den HERE, dat hy groot maecte sijn plaetse, ende den tempel, die een lut-

[pagina *]
[p. *]

tellen te voren vol vreesen ende gheruchts was, werdt met blijschappen ende genuechten veruult, als die almachtige HERE verscheen.

31

Doen baden sommige van Heliodorus vrienden terstont Oniam, dat hi den alderhoochsten soude aenroepen, dat hi hem tleuen soude geuen want hi bi nae doot was,

32

die hoochste priestere aenmerckende, dat die coninc niet eenighe quaetheit wt den Ioden aen Heliodorum volbracht te sijn en soude vermoeden, so offerde hi voor des mans salicheyt, een heyloffer.

33

Ende als die opperste priester badt, soo stonden die selue twee ionghen metten seluen cleederen ghecleet, by Heliodoro, ende seiden. Danct Onie den priestere, want om hem heeft v God dat leuen ghesconcken,

34

mer, ghi van God gestraft zijnde, vercondicht allen menschen die grootdadicheden Gods, ende sijn macht, ende dit gheseit hebbende, en quamen si niet meer te voorschijne

35

Heliodorus Gode een offerhande geoffert hebbende, ende grote belooften ghelooft den ghenen die hem verleende te leuen, ende Onie danckende, zijn heyr ontfangen hebbende, tooch hi weder totten coninc,

36

ende hi ghetuychde allen lieden, die grote wercken Gods, die hy voor sijn ooghen ghesien hadde

37

Maer doe die coninc Heliodorum vraechde, wie bequaem waer noch eens te Ierusalem gesonden te werden, so sprac hi.

38

Hebdi eenigen vyant, oft lagher ws rijcx dien seynt derwaerts, ende ghi sult hem gegeesselt weder ontfaen, ist dat hijt nochtans ontgaet,

39

om dat in die plaetse warachtelijc eenderhande cracht Godts is want die ghene die sijn woninghe in die hemelen heeft, is besoecker ende hulper dyer plaetsen,

40

ende hi staet, ende verderft die ghene, die comen om quaet te doen, aldus heeft haer die sake van Heliodoro, ende die bewaringe der schatcameren in Hierusalem

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 15

margenoot+
D vers 24


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken