Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van dat Lisias voor hem hadde ghenomen te doen ende hoe Machabeus wederstant hadde, ende wat hulpe dat God haer bewees, lysias ende Machabeus wordens eens

Dat .xi. Capittel

1

Ga naar margenoot+MAer na een weynich tijts. Lisias tsconincx procureur ende maech, ende dye ouer die saecken was ghestelt,

2

waernemende dese dingen, die gheschyet waren, vergaderde tachtentich duisent mannen, ende alle sijn reysenaers quamen teghen die Ioden, meynende die stadt in te nemen, ende den heydenen een wooninghe daer af te maken,

3

ende den tempele tot neringe van ghelde, ghelijc ander tempelen der heydenen te hebben, ende dat priesterscap alle iaer te vercoopen, nieuwers Goods macht bedenckende.

4

Mer ongetemt van gemoede, betroude hi in menichte der voetknechten, ende in die duysenden der reysenaers, ende in tachtentich elephanten

5

Maer inghegaen sijnde in dat Iootsche lant, ende genakende Bethsuram, dat een sterck slootken was, gheleghen in een enghe plaetse, vijf stadien van Ierusalem, dat welck hi beleyde.

6

Ende doen Machabeus ende die met hem waren vernamen dat hi die stercke bescermenisse beuocht so baden si den HERE met weeninghe ende tranen, ende alle die schare te ghader, dat hi eenen goeden enghel seynden wilde totter salicheit Israels,

7

ende Machabeus selue nam eerste dye wapenen, ende die ander vermaende hi dat si te ghadere met hem tpericule aen souden gaen, ende haren broeders te hulpe comen.

8

Ga naar margenoot+Ende als si te gader met bereeden gemoede nae Ierusalem toghen, soo openbaerde hen een reysenaer, die voor hen reedt, in een blinckende cleedt, met ghulden wapenen, scuddende sijn glauie.

9

Doen ghebenedijden si altesamen den ontfermhertigen HERE, ende worden verstout inden ghemoeden bereyt niet alleen met menschen te strijden, mer ooc die alderfelste beesten ende yseren mueren, door te loopen.

10

Dus gingen si ghereet ende willich, hebbende vanden hemele eenen hulper, ende den HEERE ouer hen ontfermende,

11

ende si vielen met eenen storm als leeuwen op die vyanden, ende werpender daer wt ter neder, elf duysent voetknechten, ende duysent seshondert reisenaers,

12

ende si maectense al vluchtich ende vele onder haer gewont, ontquamen naect. Ende ooc Lysias vuylick bliuende ontquam hi.

13

Ende want hy niet sot en was, hi bi hem seluen ouerleggende, dat aen hem een verminderinghe geschiet was, ende verstaende, dat die Ioden op des almachtighen Gods hulpe stockende, onuerwinnelijc waren,

14

seynde tot hen, ende beloofde hen, dat hi soude consenteren, alle dat rechtueerdich wesen soude,, Ga naar margenoot+ ende den coninck dringen, haer vrient te werden.

15

Machabeus was te wille den ghebeden Lysie, in allen dat profijt soeckende, Ende alsoo wat Machabeus Lysie vanden Ioden screef, dat liet die coninc toe Want den Ioden waren brieuen van Lysia gescreuen, nae deser manieren inhoudende.

16

Lysias wenschet den volcke der Ioden salicheit

17

Ioannes ende Abessalon, die van v ghesonden waren die ghescriften ouerleuerende eyschen dat ic die dinghen die bi hen te kennen gegeuen worden, veruullen soude.

18

Hierom, so wat den coninc ouergedraghen mocht werden, bediede ic den Coninck, ende dat hi die sake toeliet, dat verleende ick.

19

Aldus ist dat ghi inden saecken trouwe hout, so sal ic voort meer van v lieden een saecke der goeder dingen sijn.

20

Maer vanden anderen heb ick door elck woort gheboden de-

[pagina *]
[p. *]

sen, ende die van mi ghesonden sijn, met v te spreken God si met v.

21

Inden hondersten ende achtenueertichsten iare, den vierentwintichsten dach der maendt Dioscorinthij.

22

Maer des conincx brief, hielt dese dinghen in, Die coninck Antiochus wenschet Lisie sinen broeder salicheyt.

23

Nv onse vader onder die goden ouergheuoert is, wi willende dat die ghene die in onsen rijck sijn, sonder oploop ende beroertrn leuen ende neersticheyt tot haren saken doen,

24

so hebben wi gehoort dat die Ioden mijnen vader niet en consenteerden, dat si ouerghebracht souden werden totten griecschen seden, maer datse haer wet wilden houden, ende daerom eysschen si van ons hen toegelaten te werden haer wetlicheden.

25

Aldus willende dat dit volck oock gherust sy, so hebben wi instellende gheoordeelt, dien den tempel weder ghegeuen te werden, dat si doen mogen na haerder vooruaders ghewoonte.

26

Hierom sult ghi wel doen, ist dat ghi tot hen seynt, ende hen die rechte hant gheeft, op dat si onsen wille bekent hebbende goets moets sijn moghen,

27

ende haers selfs profijt suecken. Maer totten Ioden was des conincx brief alsdusdanich

Die Conincx Antiochus wenscht den raet der Ioden, ende den anderen Ioden salicheyt,

28

Ist dat ghi wel vaert, so sijt ghi also wi willen, ende wy varen ooc wel,

29

Ga naar margenoot+Menelaus quam tot ons seggende, dat ghi af wildet ghaen totten uwen die bi ons sijn.

30

Hierom so gheuen wi gheleyde der sekerheyt, den ghenen die mede gaen totten dertichsten dach der maent Aprilis toe,

31

dat si Iootsche spijse besigen, ende haer wetten ghelijc oock te voren, ende nyemant van haer en leyde in eeniger manieren moyelicheyt van desen dingen, die door onwetentheyt gheschiet sijn.

32

Ende wy hebben Menelaum ooc tot v ghesonden, die sal v die sake breeder vertellen, God spaer v ghesont.

33

Inden hondersten ende achtenueertichsten iare den vijfthiensten dach der maent April,

34

so seynden de Romeynen eenen brief aldus inhoudende

35

Quintus Mennius, ende Titus Manilius, der Romeynen legaten, ontbieden den volcke der Ioden salicheyt.

36

Van dien die Lisias des conincx neue v verleent heeft, die hebben wi v ooc verleent,

37

Mer van dien die hi oordeelde den coninc ouer te gheuen daer af onder v neerstelijc tsamen sprekende, seynt terstont yemanden, op dat wi oordineren alsoot v becoemt, want wi reysen te Antiochien,

38

hieromme so haest v weder te scrijuen, op dat wi ooc weten van wat wille ghi sijt, hebt v wel inden hondersten ende achtenueertichsten iare, den vijfthiensten dach der maent Aprilis.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoot+
C vers 14

margenoot+
D vers 29


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken