Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe die Euangelist voort bescrijft die passie oft lijden Cristi, totten eynde.

Dat .xxiij. Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+ENde die geheel menichte opstaende leide hem voor Pylatum,

2

Ende begosten hem te besculdigen ende seyden. Desen vinden wi dat volc verkeerende, ende verbiet datmen den Keyser geen tzijns geuen en soude, ende hi seyt, dat hi is Cristus een coninc.

3

Pylatus vraechde hem ende sprac, Sidy een coninc der Ioden? Hy antwoorde ende sprac, Ghi segt dat,

4

Pylatus seide totten hogen priesteren ende totten volcke, Ic en vinde geen sake in desen mensce,

5

Si riepen te meer ende seyden, Hy heeft dat volc beroert daer mede dat hi geleert heeft hier ende ginder, int geheel Iootsche lant, ende heeft in Galilea begost tot hier toe.

6

Doen Pylatus Galilea hoorde noemen, vraechde hi oft hi wt Galilea ware.

7

Ende als hi bekende dat hi onder Herodes heerscappie was, Ga naar margenoot+ sant hi hem tot Herodes, die ooc inden seluen dage tot Hierusalem was.

8

Doen Herodes Iesum sach, wert hi seer verblijt, want hi hadde hem lange geerne gesien om dat hi veel van hem gehoort had, ende hi hoopte een teeken van hem te sien,

9

Ende hy vraechde hem menigherley dingen, mer hi en antwoorde hem niet.

10

De hooge Priesteren ende scriftgheleerden stonden ende beclaechden hem seer hert.

11

Mer Herodes met sinen hooftghesinne verachten ende bespotten hem, ende tooch hem een wit cleet aen, ende seynde hem weder tot Pylatum,

12

Op dien dach werden Pylatus ende Herodes vrienden met malcanderen, want te voren waren si malcanderen vyanden.

13

Ga naar margenoot+Pylatus riep die hooge priesters, ende die ouersten ende dat volc te samen, ende seyde tot haer.

14

Ghi hebt desen mensce tot mi gebracht, als die dat volc afkeerde, ende siet, ic heb hem voor v verhoort, ende en vinde in desen mensche geen sake, daer ghi hem mede besculdicht Herodes ooc niet,

15

want ic heb v tot hem gheseynt, ende siet, men heeft niet op hem gebracht, dat des doots weerdich is.

16

Daerom sal ic hem castijen ende los laten,

17

want hi moeste hen eenen, nader gewoonte des feestdaechs los geuen. Ga naar margenoot+

18

Doen riep den geheelen hoop ende sprack. Doet wech desen, ende geeft ons Barrabam los,

19

welck was om eenen oploope die in die stadt gesciede, ende om eens moorts wille, in de kercker geworpen.

20

Doen riep Pylatus anderwerf tot hen, ende woude Iesum los laten. Si riepen ende seyden, Cruysten, cruysten,

21

Hi sprac ten derden male tot haer, wat heeft dan dese quaets gedaen? Ic en vinde geen sake des doots in hem Ga naar margenoot+ daerom wil ic hem geesselen ende los laten

22

Mer si solliciteerden met groten geroep, ende eyschten dat hi gecruyst soude worden, Ga naar margenoot+ Ende haer ende der hooger priesteren geroep, hielt die ouerhant.

23

Ende Pylatus oordelde, dat haer bede soude geschieden,

24

Ga naar margenoot+Ende liet haer dien los, dye om des oploops ende moorts wil was inden kerckere geworpen, om welcken si baden. Mer Iesum gaf hy in haren wille,

25

ende als si hem wech leyden, dwongen si eenen Symon van Cyrien die quam vanden velde, ende leyden dat cruys op hem, dat hi dat Iesum na soude dragen.

[afbeelding]

26

Ende hem volchde na eenen grooten hoop volcx, Ga naar margenoot+ ende vrouwen, die beclaechden ende beweenden hem,

27

Maer Iesus keerde hem om tot haer ende seyde, Ghi dochteren van Hierusalem en weent niet ouer mi, mer ouer v seluen moecht ghi wel weenen ende ouer v kinderen,

28

Want siet den tijt sal comen in welcken men seggen sal, Salich sijn die onuruchtbare, ende die lichamen die niet gebaert en hebben, ende die borsten die nyet ghesoocht en hebben.

29

Dan sullen si beginnen te seggen totten bergen, Valt ouer ons, ende totten houelen, dect ons,

30

want ist datmen dat aenden groenen houte doet, wat sal dan aenden dorren worden?

31

Daer worden ooc met hem wech gheleyt twee ander misdadighe dat si met hem gedoot souden worden,

[pagina *]
[p. *]

32

Ende als si quamen aen die stede, die daer hiet de Caluarie plaetse, daer cruysten si hem selue, ende die twee misdadige met hem, een totter rechter, den anderen totter slincker hant.

33

Ihesus seyde. Vader vergheuet hen, want si en weten niet wat si doen.

34

Ende si deelden sijn cleederen, ende worpen dat lot daerom,

35

ende dat volck stont ende sach toe.

Ende de hoge priesters metten volcke rontselden haer nuesen ende seyden, Ga naar margenoot+ Hi heeft den anderen gheholpen hi helpe hem seluen nv, is hi Cristus die wtuercoren Gods.

36

Die crijschknechten bespotten hem ooc, ende ghinghen tot hem ende brochten hem edick,

37

ende seyden tot hem Bistu der Ioden Coninc, so helpt v seluen.

38

Daer was ooc bouen hem gescreuen, dat opscrift met Griecscen Latijnscen ende Hebreuscen letteren, Ga naar margenoot+

39

Dit is der Ioden coninc.

[afbeelding]

Ga naar margenoot+ Ende een vanden misdadigen, Ga naar margenoot+ die daer ghehanghen waren, blasphemeerde hem ende seyde, Bistu Cristus so helpt v seluen ende ons.

40

Doen antwoorde die ander straffende hem ende seyde. En vreest ghi ooc God niet, daer ghi doch in gelijcker verdoemenisse sijt,

41

tis waer, Wi sijn rechtueerdelijc daer inne, want wi ontfangen, dat onse daden weert sijn. Maer dese en heeft niet quaets oft onbehoorlicx gedaen,

42

Ende sprack tot Ihesum, HERE gedenct mijnder, wanneer ghi in v rijc coemt.

43

Ende Iesus seyde tot hem. Voorwaer ic segghe v, Huyden sult ghi met mi int Ga naar margenoota paradijs sijn,

44

ende het was omtrent die seste vre, ende daer wert een duysternisse ouer dat geheel lant, tot aen die negenste vre.

45

Ende die sonne wert duyster, ende dat voorcleet des tempels scoorde midden in twee stucken,

46

Ende Ihesus riep luyde, ende sprac, Vader, Ga naar margenoot+ ic beuele mijnen geest in uwen handen. Ende als hi dat geseyt had, gaf hi sinen geest op.

47

Ga naar margenoot+Maer doen die hooftman sach, wat daer gesciede prees hi God ende seyde, Ga naar margenoot+ Voorwaer dese mensce is een gerecht mensche gheweest.

48

Ende alle dat volc doen sy sagen wat daer geschiede, sloegen si voor haer borst, ende keerden wederom,

49

Ende alle die hem kenden stonden van verre, ende die vrouwen die hem wt Galilea waren nageuolcht, ende saghen dat alle.

[afbeelding]

50

Ende siet, een man met namen Iosephs, een raetsheere die was een goet ende rechtuerdich man,

51

dye en hadde niet geconsenteert in haren raet ende handelinge, die was van Arimathia, der stat der Ioden, ooc dat rijc Gods verwachtende,

52

Die ginc tot Pylatum, ende badt hem om dat lichaem Iesu,

53

ende nam hem af, ende want hem in een lijnen cleet, ende leyde hem in een wtgehouden graf, daer noch niemant in gelegen en hadde,

54

Ende het was den bereydach, ende die Sabboth begost op te gaen.

55

De vrouwen volchden hem na die met hem gecomen waren wt Galilea, ende besagen dat graf, ende hoe zijn lichaem geleit wert

56

Si keerden wederomme, Ga naar margenoot+ ende bereyden die specerijen ende saluen, ende op den Sabboth waren si stille na die wet.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 13

margenoot+
Mathei xvij.b.

margenoot+
mar. xv b

margenoot+
io. xix.a

margenoot+
D vers 24

margenoot+
Mathei xxvij.c.

margenoot+
E vers 35

margenoot+
matthei xxvij.d.

margenoot+
F vers 39
margenoot+
io. xix.c.

margenoota
Paradijs, dat is een Godlijcke plaetse, daer haer dye glorie Gods openbaerlick verthoont. i.co. xij.a

margenoot+
ps. xxxi

margenoot+
G vers 47
margenoot+
matthei xxvij.d

margenoot+
Io xix.g.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken