Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Paulus predicte in Thessalonia ende in Berea, ende hoe hi daer veruolcht wert, ende hoe hi quam te Athenen daer hi Cristum predicte.

Dat .xvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+MAer doen si door Amphipolim ende Apolloniam reysden, quamen si tot Thessalonien daer was een Ioden scole. Ga naar margenoot+

2

Paulus ginc tot haer lieden in na sijn gewoonte, ende op drie Sabbathen seyde hi haerlieden vander scrift,

3

haer lieden die opdoende, ende haerlieden voorleggende, dat Cristus moeste lijden, ende verrijsen vanden dooden, ende dat dese Iesus, dien ic (seyde hi) v vercondige, is Cristus.

4

Ende sommige onder haerlieden, vielen hem toe, ende worden Paulo ende Sila toe ghesellet, ooc een grote menichte der aendachtiger Griecken, daer toe niet weynich edel vrouwen.

5

Mer die hertneckige ongeloouige Ioden, met nidicheyt beruert, Ga naar margenoot+ nemende tot haerlieden somige quade mannen, bancboeuen, ende maecten een groote vergaderinge, ende setten die stadt in roeren, ende terden voor dat huys Iasonis, ende sochtense te leyden onder dat ghemeyn volc.

6

Mer doen sise niet en vonden, sleypten si Iason ende somige broeders voor die ouerste der stadt roepende.

7

Dese, die die geheele werelt in roeren setten, zijn ooc hier gecomen, die heeft Iason tot hem genomen ende alle dese doen tegen die insettinge des keysers, seggende van eenen coninc Iesu,

8

Si beroerden dat volck ende de ouerste der stat die dit hoorden,

9

ende doen hem Iason ende die andere verantwoort hadden lieten sise los gaen Ga naar margenoot+

10

Ga naar margenoot+Die broeders lieten Paulum ende Silam terstont inder nacht gaen tot Beream, doen si daer quamen, gingen si inder Ioden schole.

11

Want dese waren die edelste onder die van Tessalonien, die ontfingen dat woort seer willichlic, dagelicx die scrift ondersoeckende, oft si also hielt,

12

dus geloofder vele wt hen, ende de Griecse eerbare vrouwen ende der mans niet weinich.

13

Mer doen die Ioden van Tessalonien beuonden dat dat woort Gods ooc van Paulo tot Beream vercondicht was so quamen si ende beroerden dat volc daer oock.

14

Doen seynden die broeders Paulum terstont wt, op dat hi tot aen die zee soude gaen, Mer Silas ende Timotheus bleuen daer.

15

Die Paulum geleyden, leyden hem al tot Athenen toe, ende een beuel ontfangen hebbende aen Silam ende Timoteum, dat si opt haestelicste tot hem comen souden, reysden si wech.

16

Mer doense Paulus tot Athenen verwachte, wert sinen geest in hem vergramt, Ga naar margenoot+ doen hi de stadt so seer Ga naar margenoota afgodlic sach,

17

Ende hy sprac totten Ioden ende aendachtigen inder scholen, ooc op die merct alle dage tot den ghenen die daer toe quamen.

18

Mer sommige der Epicureen ende Stoycen Philosophen keuen tegen hem ende die sommige seyden. Wat wil dese boeue segghen Mer sommige seyden, Het schijnt al woude hi seltsame Goden vercondigen, dat quam om dat hi dat Euangelium van Iesu ende vander verrijsenisse hen vercondicht hadde.

19

Si namen hem ende leyden hem voor dat raedthuys

[pagina *]
[p. *]

seggende. En mogen wi niet weten wat nyeuwe leeringhe dat het si die ghi leert?

20

Want ghi brengt wat vreemts voor onse ooren, Daerom willen wi weten wat dat sijn wil.

21

Alle die Atheners, ooc die buytenlandige ende gasten, en leyden nergens op toe, dan yet nyeus te seggen oft te hooren.

22

Ga naar margenoot+Paulus staende te midden op de plaetse seide, Ghi mannen van Athenen, Ic sie v in allen dingen alte ouer ongelouich.

23

Voorby gaende ende siende uwe Gods diensten, so heb ic eenen outaer geuonden, daer op was gescreuen. Den onbekende God. Nv vercondige ic v den seluen dien ghi onwetende Gods dienst doet.

24

God die die werelt gemaect heeft, ende alle datter inne is, want hi een HERE des hemels ende der aerden is, Ga naar margenoot+ so en woont hi niet in tempelen met handen gemaect,

25

noch hi en wort ooc niet van menscen handen geeert, als die yemant behoeft, want hi selue allen menscen leuen ende adem ouer al geeft,

26

ende hi heeft gemaect wt een bloet alle menscen geslacht, op dattet op den geheelen aertbodem soude woonen, ende heeft een perck geset van eewelic voorsien, hoe lange ende verre si woonen sullen,

27

op dat si den HERE soecken souden, oft si hem doch geuoelen ende vinden mochten.

28

Ende (tis waer) hi en is niet verre van eenen yegeliken onder ons, Ga naar margenoot+ Want in hem leuen wi, ende werden wi beweget, ende sijn wi, so ooc sommige van uwen poeten bi v geseyt hebben. Wy sijn van sinen aert.

29

Ist dat wi dan den Godlijcken aert sijn, so en sullen wi niet meynen dat die Godheit den goude oft den siluere, oft den beeldewerc der menschelijcker const ende dichtinge ghelijc si.

30

Tis waer, God heeft den tijt der ontwetentheyt ouersien. Nv gebiet hi allen menschen op allen eynden boete te doen,

31

om dat hi eenen dach gesedt heeft op den welcken hi rechten wilt den rinc des aertbodems met gherechticheyt, door eenen man in welcken hijt besloten heeft, ende yegelicken dat geloue voorhout, na dien dat hi hem vanden dooden heeft verwect.

32

Doen si die verrijsenisse der dooden hoorden, haddender die sommighe haren spodt mede, maer dye sommige seyden, wi willen van v dat meer hooren.

33

Also ginc Paulus van hen.

34

Mer sommige mannen hingen hem aen, ende worden gelouich. Onder welcken was Dionisius een wt den rade, ende een vrouwe geheeten Damaris ende ander met haer lieden.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Luce xxiiij.g

margenoot+
B vers 5

margenoot+
Iohan. xviij.g.

margenoot+
C vers 10

margenoot+
D vers 16
margenoota
afgodlic dat is valschen versierden Godsdienst handelen, ende doen. i.co. x.d

margenoot+
E vers 22

margenoot+
F vers 24

margenoot+
G vers 28


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken