Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 6 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 6
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 6

(1989)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Signalement

De Beuk

In 1988 verscheen ter gelegenheid van het vijfendertigjarig bestaan van De Beuk, Stichting voor literaire publikaties te Amsterdam, het boekje De Beuk: 35 jaar in poëzie van Wim J. Simons. De Beuk, opgericht in 1953, was een initiatief van Simons, die samen met Johan Polak en Frits Knuf een stichting in het leven riep waarbij een ‘Vriendenkring van De Beuk’ was aangesloten die voor het startkapitaal van ƒ 100, - zorgde. Het is haast onvoorstelbaar dat met een zo gering bedrag als investering een toch zo relatief groot fonds tot stand is gebracht. De oprichters moeten de wind mee hebben gehad en een uitstekend gevoel voor wat hun specifieke publiek van ze verwachtte. De vriendenkring is in de loop van de jaren uitgegroeid tot 2000 aangeslotenen en daarmee kreeg De Beuk uiteraard een vaste groep van afnemers die weliswaar profiteerden van een ‘vriendenprijs’ maar toch ook voor een steviger financiële basis zorgden.

Simons laat zien dat De Beuk het heeft aangedurfd om teksten van jonge, nog vrijwel onbekende auteurs uit te geven die later tot de canon van de literatuur zijn gaan behoren. Bij die vroege uitgaven van De Beuk zitten teksten van Simon Vinkenoog, Hans Andreus, Harry Mulisch, Jan Hanlo, Remco Campert en Sybren Polet. Het beleid van De Beuk is niet op alle terreinen even succesvol geweest. Aanvankelijk lag het in de bedoeling drie series teksten uit te geven, een a-serie met hedendaagse Nederlandse letterkunde, een b-serie met ‘klassieke’ Nederlandse teksten en een c-serie met historische teksten. Van die laatste reeks is nooit iets terechtgekomen door volstrekt gebrek aan belangstelling. In 1956 werd een poging ondernomen om een reeks ‘Zuid-Nederlandse Cahiers’ op te zetten. Er verschenen drie deeltjes, maar zegt Simons ‘Het werd geen flop, maar ook geen succes’.

Het Amsterdams tijdschrift voor letterkunde onder redactie van onder anderen Wim J. Simons, Sonja Witstein, Johan Polak en Frits Staal werd na een frisse start uiteindelijk een financiële strop en moest na twee jaargangen worden stopgezet.

Niettemin is De Beuk er met veel inzet en vriendenhulp in geslaagd een indrukwekkende hoeveelheid poëzie te verspreiden waarvoor bij de erkende uitgeverijen nauwelijks belangstelling bestond. Bovendien kwamen die uitgaven tot stand met hulp van grote boekverzorgers als Jan Vermeulen en Huib van Krimpen, en later van onder anderen Theo Helwig, Alje Olthof en Wim Wandel, vormgevers die tot de aantrekkelijkheid van de uitgaven ongetwijfeld aanzienlijk hebben bijgedragen. Op veilingen en bij antiquariaten doen de uitgaven van De Beuk vaak prijzen die in gaan verhouding meer staan tot de oorspronkelijke prijzen, verzucht Simons dan ook terecht.

Het boekje van Simons laat overduidelijk zien waartoe enthousiasme, inzet en liefde voor literatuur en boek kan leiden. De Beuk: 35 jaar in poëzie verscheen op initiatief van Boekhandel Scheltema Holkema Vermeulen bv te Amsterdam in een oplage van 500 exemplaren en kost slechts ƒ 5,-.

GvB

Kleine diergaerde voor kinderen van nu

In Restant (Jrg xv, 1987, 4) verscheen het tweede deel van een bundeling van bijdragen naar aanleiding van het De-constructie Congres dat op 15 april 1987 werd gehouden aan de Universitaire Instelling Antwerpen. Onder de titel De/constructie. Kleine diergaerde voor kinderen van nu verzamelden de redacteuren Philip Buyck en Kris Humbeeck 16 artikelen over het onderwerp die waren binnengekomen als papers voor het congres.

Uiteraard bestaat een aanzienlijk gedeelte van de bijdragen in deze bundel uit besprekingen van de filosofische en literairwetenschappelijke implicaties van de opvattingen van J. Derrida en het de-constructivisme. Zo schreef C.E.M. Struyker Boudier een lange bijdrage onder de titel ‘Het vergruizelde zelf. Van Sartre naar Derrida op het spoor van de mens' en Frank Joostens over “Eenheid en versplintering van het autobiografische subject”.

Voor neerlandici interessant is vooral het opstel van redacteur Kris Humbeeck zelf onder de titel “Beets”

[pagina 127]
[p. 127]

Black Box...Techniek, schrift en geweld in de Camera Obscura’.

De bundel kan worden besteld bij de Universitaire Instelling te Antwerpen, Departement Germaanse Filologie, Universiteitsplein 1, 2610 Antwerpen (Wilrijk) (tel. 03828.25.28). De omvang is 352 pagina's.

GvB

Een voorbeeldig beeld van Marnix

Het is een uitzondering dat ‘afval’ van een groter project zo de moeite waard is dat het voldoende stof tot een afzonderlijke monografie geeft

illustratie
Marnix van St. Aldegonde


die dan nog eerder verschijnt dan het werk waarom het eigenlijk gaat. Dit is het geval met De portretten van Marnix van St. Aldegonde; een ikonografische verkenning van J.A. de Waard (Deventer, Sub Rosa, 1988; Deventer Studiën 4; 192 p.).

Werkend aan een zeer uitvoerige subjectieve en objectieve bibliografie van Marnix die binnen afzienbare tijd moet verschijnen, stuitte De Waard op een groot aantal afbeeldingen die voor een belangrijk deel terug bleken te gaan op het prototype van Jacques de Gheyn uit 1599. Hoewel de auteur in het Ten Geleide schrijft dat zijn ‘kleine studie’ nog steeds geen ‘volledige en uitputtende Marnix-ikonografie’ biedt, wijst de schrijver van het Voorwoord, R.E.D. Ekkart, er op dat er in Nederland maar weinig portreticonografieën van dit kaliber aan te wijzen zijn Die van Van Beresteyn over Hugo de Groot en Willem de Zwijger en die van Van Gelder over Huygens kunnen genoemd worden.

De studie van De Waard biedt op de pagina's 8-81 een doorlopend verhaal over Marnix, de oudste portretten, de twee portretten van De Gheyn, de navolgers van De Gheyn uit de zeventiende tot en met de twintigste eeuw en over twee dubieuze Marnix-portretten. Na een uitvoerige literatuurlijst en Summary volgt dan de catalogus met gedegen beschrijvingen en afbeeldingen van 68 ‘echte’ en 4 dubieuze portretten. Via een naamregister is dit ook voor de neerlandistiek interessante boek toegankelijk.

Als voorproefje op de ‘definitieve’ bibliografie geeft De Waard hier reeds een kijkje in de drukgeschiedenis van de Byen-korf, waarin acht verschillende portretten voorkomen vanaf 1631 tot 1733. Een kijkje in het Bunge-huis van de Universiteit van Amsterdam leert dat het daar hangende portret van een volgens De Waard onbekende man nog steeds voorzien is van het bordje met de naam van Philips van Marnix van St. Aldegonde...

GvB

Bilderdijk en Haarlem

Bij gelegenheid van de opening van een vestiging van Athenaeum Boekhandel in Haarlem, op 28 mei 1988, schreef Boudewijn Büch zo'n zeventien pagina's vol over Willem Bilderdijks bevindingen in de Spaarnestad. In ‘Onder dit schrijven vallen my de oogen toe’ Willem Bilderdijk in Haarlem (Athenaeum Boekhandel, Haarlem, 1988) verlustigt Büch zich zichtbaar in het eeuwige geklaag

[pagina 128]
[p. 128]

van de hypochondrische Bilderdijk. Met een opgewekte ironie, die Bilderdijk bepaald vreemd was, beschrijft Büch hoe deze romantische auteur dacht over zijn Haarlemse behuizingen, van 1827 tot zijn dood in december 1831.

Bilderdijk hield niet van Haarlem en al helemaal niet van verhuizen. Hij vond Haarlem veel te lawaaiig; de Haarlemmers zelf noemde hij lui, onbekwaam en brutaal en de Haarlemse lucht (het Spaarne!) vond hij onverdraaglijk. Hij had geen goed woord over voor Haarlem en klaagde daarbij nog over alle leed dat de herhaalde verhuizingen hem bezorgden. Van schrijven kwam niets meer, zo schreef Bilderdijk; wij weten wel beter.

Büch houdt van literair leed, dat wisten we al. Deze beschrijving van Bilderdijks Haarlemse lijden is een aardige bijdrage aan de te zeldzaam verschijnende literatuur over Bilderdijk. Dat Büch hier - weliswaar op een licht badinerende toon - weer eens de aandacht vestigt op Bilderdijks psychopathologie, is een signaal voor de neerlandici. Wie schrijft die serieuze ‘psychologische biografie’ over Willem Bilderdijk?

Jacqueline de Man

Ordening en ‘Spielerei’

In de opleiding van de literair-historicus en literatuurwetenschapper in het algemeen wordt te weinig aandacht besteed aan de tekstdrager, het boek. Ik doel nu niet meteen op het specialisme van de analytische biografie, maar alleen maar op het kijken naar een boek, een móoi boek, het bibliofiele aspect van de literatuur. Hoe schitterend immers zijn die twee pagina's Gijshreght, ontworpen door S.H. de Roos, nooit gepubliceerd, maar nu afgebeeld in het overzicht van belangrijke typografen uit de eerste helft van deze eeuw, Wegbereiders van de moderne boektypografie in Nederland, een bundeling van elf typeringen door Dick Dooijes, eerder verschenen in Boekblad van 1986 en 1987. Het boek is op zeer bijzondere wijze uitgegeven door De Buitenkant met een band en typografie door Nida Oudejans, gezet door Chang Chi Lan-Ying en geoffset door Jan de Jong (Amsterdam 1988, 125 p., ƒ 36, -).

In zijn Epiloog worstelt Dooijes met het probleem van wat nu beter is voor de ontwikkeling van de typografie: op basis van de traditie het ordenende doel van de typografie perfectioneren of ‘Spielerei’ plegen ‘tegen de klippen op’. Met het laatste kan hij zich niet verenigen (reden waarom hij tijdens de presentatie van zijn boek op 4 november 1988 in boekhandel Pantheon verklaarde nog even te moeten wennen aan Nida Oudemans' bandontwerp), al moet hij erkennen dat sommige experimenten schitterende gevolgen hebben gehad.

De voorbeelden van zowel het een als het ander staan in zijn overzicht. De Roos vormt een prachtige combinatie met Vondel en Boutens; Jan van Krimpen, ook met Boutens en met A. Roland Holst, maar ook de e.n.s.i.e. is geheel door hem verzorgd. J.F. van Royen was niet alleen actief met zijn Zilverdistel-pers, maar hij trad tevens - als algemeensecretaris van het toen nog staatsbedrijf - op als vormgever van de gehele ptt. Charles Nypels (letterkundigen van De Gemeenschap), A.A.M. Stols (tijdschrift Halcyon; Janus Secundus; Lodewijk van Deyssel), Theo van Doesburg (De Stijl), H.Th. Wijdeveld (Wendingen; J.W. Schotman), H.N. Werkman (Chassidische legenden; Türkenkalender), Piet Zwart (Het boek van ptt), Fré Cohen (tijdschrift Opgang; uitgaven van de ajc; Gedenkboek van de Universiteit van Amsterdam) en Wil Sandberg (catalogi Stedelijk Museum): vrijwel allen hebben ze hun talenten gegeven om literaire teksten een onvergetelijk en een hen én hun kenmerkend uiterlijk te geven.

PJV

Tekstdrager Holsbergen

Jan Willem Holsbergen stelde in 1980 een boekje samen, De grafisch ontwerper en zijn bagage, ‘als hommage aan de boeiendste klas op de avondopleiding van de Gerrit Rietveld Academie’. Het was toen de eerste uitgave van de uitgeverij De Buitenkant die er nu (Amsterdam 1988; 128 p., ƒ 25, -) een fraai verzorgde 2e gecorrigeerde en aangevulde druk van brengt. Frits Deys tekent voor typografie en bandontwerp, Chang Chi Lan-Ying voor het zetwerk en Jan de Jong voor het drukwerk. Holsbergen is vast niet ontevreden over hen, want het resultaat mag er zijn.

Na de vorm de inhoud. Geheel bij de tijd opent het boek met hoofdstukken over communicatie en reclame. Verder moet de grafisch ontwerper uitgerust zijn met enig vormbesef, want hij moet iets met de gulden snede kunnen doen. Na de constatering van Holsbergen dat de gevel van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam niet erg harmonisch is, schakelt hij onmiddellijk over op een beschouwing over Vestdijks De glanzende kiemcel en de moderne poëzie in het algemeen. Gastdocenten vertellen over toneel, ballet, film.

En dan komt de praktijk: honorarium voor free-lancers, belastingaftrek, opdrachtgevers en hun rechten en plichten, klantenbinding, auteursrecht, rechtshulp en tenslotte eigenlijk nog wat beroepsethiek. Gelukkig heeft dit boekje een register (van ‘afspraken’ tot ‘zwakheden’), want een behoorlijke inhoudsopgave is er nauwelijks van te maken. De boeiendste klas van de Rietveld heeft een propvolle, wat warrige koffer spullen meegekregen!

PJV


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jacqueline de Man

  • G.J. van Bork

  • P.J. Verkruijsse

  • over Philips van Marnix van Sint Aldegonde

  • over Willem Bilderdijk

  • over J.W. Holsbergen

  • beeld van Philips van Marnix van Sint Aldegonde