Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 8 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 8
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 8

(1991)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 137]
[p. 137]

Signalement

Repertorium geschiedschrijvers

Als vervolg op het Repertorium van verhalende historische bronnen uit de Middeleeuwen van M. Carasso-Kok ('s-Gravenhage 1981) verscheen in 1990 bij het Nederlands Historisch Genootschap in Den Haag als nr. 7 in de Bibliografische Reeks het Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800, samengesteld door E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem met medewerking van P. Knevel. Sinds het uit 1835 daterende boek van Samuel de Wind, Bibliotheek der Nederlandsche geschiedschrijvers, was er op dit terrein voor de namiddeleeuwse periode niet veel meer gebeurd. Dat wordt nu ruimschoots goedgemaakt. Niet minder dan 533 geschiedschrijvers die werkzaam zijn geweest op het grondgebied van het huidige Koninkrijk (met een uitzondering voor de Zuidnederlandse auteurs van voor 1609) in de periode 1500-1800 zijn opgenomen.

De criteria voor opneming worden uitvoerig toegelicht, maar ook hier blijkt weer hoe moeilijk het is om ze waterdicht te maken. Zo worden bijvoorbeeld historische arcadia's in proza alleen opgenomen als de auteur ook ander historisch werk op zijn naam heeft, maar er wordt dan weer een uitzondering gemaakt voor Gargon en Willink. Egodocumenten zijn niet opgenomen: die komen in een afzonderlijk repertorium dat in voorbereiding is.

Bij iedere auteur worden de archivalisch gecontroleerde biografica gegeven en de titelbeschrijvingen van zijn chronologisch geordende werken (ook herdrukken, vertalingen, schoolboeken en bloemlezingen) en ieder lemma wordt afgesloten met een uitvoerige literatuuropgave. De literair geintersseerde zal in dit repertorium veel bekende namen tegenkomen, zoals Johan van Beverwijck, Lambert van den Bosch, Gerard Brandt, Janus Dousa, Jacob Duym, Jan Fokke Simonsz., Jan Fruytiers, Mattheus Gargon, Hugo de Groot, Joan de Haes, François Halma, Daniel Heinsius, P.C. Hooft, David van Hoogstraten, Jan van Hout, Balthazar Huydecoper, Justus Lipsius, Adriaan Loosjes, Carel van Mander, D.P. Pers, Pieter Rabus, Jacobus Revius, Petrus Scriverius, Simon Stijl, Adriaan Valerius, G.J. Vossius en Daniël Willink.

Het repertorium bevat een index op persoons- en plaatsnamen en trefwoorden. Het kan besteld worden bij het Nederlands Historisch Genootschap (xviii + 470 p., ƒ 115,- voor leden; ƒ 145,- voor nietleden), postbus 90406, 2509 lk Den Haag, 070-3140363.

PJV

Tijdschriftbibliografie 1988

In de serie Bibliografie van de Literaire Tijdschriften in Vlaanderen en Nederland (bltvn) verscheen onlangs het deel met De tijdschriften verschenen in 1988, samengesteld door Hilda van Assche en Richard Baeyens, met medewerking van Peter de Bode (Antwerpen: Rob. Roemans-stichting, 1990; 516 p., bfr. 975, excl. bfr. 276 porto- en bankkosten). Dit deel excerpeert volledig (dus zowel de primaire als de secundaire bijdragen) 29 Vlaamse en 27 Nederlandse literaire tijdschriften, waarbij het literatuurcriterium zo ruim genomen wordt dat ook periodieken met veel ‘kritische bijdragen’, zoals Dietsche Warande & Belfort, De Gids en Optima, zijn opgenomen.

Van elk tijdschrift worden de zakelijke gegevens vermeld, waarna de bijdragen worden ondergebracht in de rubrieken poëzie, proza, toneel, kritische bijdragen en illustratie. Er zijn registers op auteurs en pseudoniemen van de geëxcerpeerde bijdragen, op namen van Nederlandstalige en niet-Nederlandstalige schrijvers, van beeldende kunstenaars, personen uit de muziekwereld, uit de wereld van kleinkunst, film en theater en uit de politieke wereld, en er is een uitvoerig zaakregister.

Het deel 1988 van de bltvn kan besteld worden bij Hilda van Assche, Roosendael 88 - bus 2, b-1190 Brussel. Het postgironummer van de Rob. Roemans-stichting is 000-0488107-03.

PJV

Cultuur uit de collectebus

Na lezing van het gedenkboek over vijftig jaar Prins Bernhard Fonds, Tot stand gekomen met steun van..., samengesteld door Jaap Verheul en Joost Dankers (Zutphen: Walburg Pers, 1990; 331 p.), zal ik nooit meer de collectebus op Anjerdag overslaan. Een mooier voorbeeld van ploegschaarbeweging is immers nauwelijks te vinden. Het op 10 augustus 1940 in London opgerichte fonds had zich aanvankelijk tot taak gesteld Spitfires en ander wapentuig te leveren aan de geallieerden. Na de Tweede Wereldoorlog werd het een fonds voor geestelijke weerbaarheid en langzamerhand ontwikkelde het zich tot een zeer breed cultuurfonds, waaruit niet alleen de plaatselijke harmonie nieuwe instrumenten krijgt gefinancierd, maar dat bijvoorbeeld ook de Martinus Nijhoff-prijs voor vertalingen

[pagina 138]
[p. 138]

voor zijn rekening neemt en aan verdienstelijke personen op cultureel gebied zilveren anjers uitreikt. De laatste heldendaad voor de letterkunde betrof een garantstelling voor de aankoop door het Letterkundig Museum van de Achterberg-manuscripten in 1990.

De bijlagen achter in dit fraai uitgevoerde kloeke feestwerk geven een overzicht van de zilveren-anjerdragers, waarbij opvalt dat zeer weinig literatoren daarmee begiftigd zijn (ik zie alleen Cola Debrot erbij), van de winnaars van de Nijhoff-prijs sinds 1955 en de andere prijzen van het fonds, van de bestuursleden van de provinciale Anjerfondsen en van de bestuurs- en commissieleden van het Prins Bernhard Fonds. De laatste bijlage betreft een overzicht van de subsidiebedragen voor de verschillende sectoren.

Vóór de bijlagen bevindt zich een uitgebreide geschiedschrijving van het fonds, verdeeld over zes hoofdstukken die evenzovele fasen in de historiografie vertegenwoordigen. Aardige passages betreffen de ‘communistenkwestie’ uit de jaren vijftig, waarbij de stichter van het fonds zich niet onbetuigd liet: het was volgens de prins niet juist de politieke gezindheid van te subsidiëren kunstenaars buiten beschouwing te laten. En ook in de jaren zestig ontstond deining toen er een zilveren anjer naar Zuid-Afrika dreigde te gaan.

In dit prachtig geïllustreerde boekwerk, voorzien van een deugdelijk personen- en zakenregister, heb ik maar één zetfout kunnen ontdekken: het lid van de commissie wetenschap van het Prins Bernard Fonds en Literatuur-redacteur prof. dr. E.K. Grootes staat vermeld als F.K. Grootes.

PJV

Drenten en Overijsselaars beschreven

Uitgeverij Boom is in 1989, respectievelijk 1990 gestart met twee reeksen levensbeschrijvingen van bekende én onbekende Drenten en Overijsselaars. Het zijn biografische woordenboeken in pocketvorm waarin personen die in regionaal opzicht enig belang gehad hebben, worden beschreven door zowel amateurs als professionals. Landelijk bekende bewoners van Drenthe die al behandeld zijn in het Nieuw Nederlands biografisch woordenboek krijgen hier een uitgebreider behandeling. De Overijsselaars daarentegen die de nationale biografieën hebben gehaald, zullen in deze reeks niet aan bod komen.

De serie Drentse biografieën staat onder redactie van Paul Brood en Willem Foorthuis. In deel 1 (1989; 201 p., ills. ƒ 28,50) krijgen 57 Drenten een behandeling door 22 biografen. Uit de behandelde figuren blijkt dat men het begrip Drent ruim moet opvatten, want ook de in 1586 in Antwerpen geboren en in 1657 te Amsterdam overleden graveur Pieter Serwouters bijvoorbeeld krijgt een - zij het kleine - biografie omdat hij in zijn functie van secretaris-boekhouder van de Hollandsche Compagnie der Dieverder- en Leggeler-Smilderveenen regelmatig Drenthe bereisde. In literair opzicht interessant zijn de biografieën van toneelschrijver Jan Fabricius door M. Moree en van de dichters A.L. Lesturgeon en Jan Poortman door H.D. Minderhoud.

De reeks Overijsselse biografieën heeft als redactie J. Folkerts, C. van Heel, A.C.F. Koch, A.J. Mensema en P.W.J. den Otter. Deel 1 (1990; 206 p., ills., ƒ 24,50) bevat 48 biografieën van eventueel medewerkers. Behandeld worden o.a. de bekende schoolmeester Willem Bartjens, die vanaf 1618 meester van de Franse School in Zwolle was (door G. Buist); de graveur Joannes van Doetecum die de kaarten maakte voor onder meer Ortelius' Theatrum orbis terrorum en Waghenaers Spieghel der zeevaert (door H.J. Nalis); de dichter en dialectoloog Joost Hiddes Halbertsma (door B. Rademaker-Helfferich); de Moderne Devoot Hendrik van Herxen (door I. Wormgoor).

Alle biografieën in beide reeksen zijn voorzien van een bronnenopgave, bestaande uit verwijzingen naar zowel archivalia als secundaire literatuur, maar te vaak zijn ze te globaal. Zo kan de in meer gegevens geïnteresseerde weinig met een literatuurverwijzing naar de Provinciale Drentsche en Asser Courant of het Drentsch Jaarboekje als daarbij geen nadere aanduidingen gegeven worden. Een referentie aan bijvoorbeeld het ‘Archief Overcinge (Rijksarchief in Drenthe)’ is ook nogal vaag. Soms is een artikel voorzien van een lijst publikaties van de behandelde auteur, soms ontbreekt die of moet men die uit het artikel destilleren.

PJV

Fictie en feest

Als alw-cahier 9 verschijnt Fictie en feest, een bundeling van de bijdragen aan het zeventiende colloquium van de Vlaamse vereniging voor Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap, gehouden op 26 april 1989 in Antwerpen (Paul Pelckmans, Antwerpen 1989). Het colloquium brengt een actueel thema van antropologen en historici onder de aandacht van de literatuurwetenschap. De vraag was, of hun theorieën over het feest - een manier om de sociale identiteit af te bakenen en om de samenhang van een gemeenschap regelmatig te herijken - en over de crisis van het

[pagina 139]
[p. 139]

feest in de moderne tijd, ook van toepassing zijn op de literaire uitbeelding van feesten. Met die leidraad ontstond een scala van uiteenlopende colloquiumbijdragen. Zo bevat het alw-cahier bijdragen over de carnavaleske vertelkunst in Jacques le fataliste (waarin Wim de Vos vooral Diderots stokpaardje ‘het paard’ behandelt), de compensatorische functie van grensoverschrijdende fasen in het werk van de Victoriaan Rider Haggard (door Marysa de Moor), en de feestroes in Also sprach Zarathustra (maar eigenlijk schrijft Roland Duhamel over de taalkritiek van Nietzsche die ‘de eerlijkheid van de predikant inruilde voor het feestmasker’). De redacteur van deze uitgave, Paul Pelckmans, sprak zelf in Antwerpen over het werk van Stijn Streuvels. Vooral met Het leven en de dood in de ast zou Streuvels zich een voorloper tonen van wat de historici en antropologen pas sinds kort thematiseren. De Vlaamse auteur legde het verband tussen het individualisme van de moderne mens en de crisis van het feest in de nieuwere tijd en kan derhalve worden gezien als een van de vele schrijvers die omstreeks de laatste eeuwwisseling ‘falende feesten’ in hun oeuvre hebben.

Naast deze literaire bijdragen bevat Fictie en feest twee stukken waarin historische ontwikkelingen worden beschreven. Robert Muchembled behandelt de functie van feest en gemeenschapszin ‘in het land tussen Schelde en Somme’, Paul Vandenbroeck gaat de evolutie na in de voorstellingen van ‘het spotrijk’.

Zoals gebruikelijk bij een colloquium met een ruim gekozen thema was er veel diversiteit in Antwerpen. Maar er waren ook terugkerende theoretische elementen. Daarbij kan men denken aan het gedachtengoed van Bachtin, aan de methodologie van de mentaliteitsgeschiedenis en aan de sociologische visie op repressie en (dus) cultuur.

Gerard de Vriend

Vlammen en lichtpuntjes

Onder de titel Die bevestigende vlam, een allusie op een dichtregel van W.H. Auden, verscheen een bundel voor het merendeel nog niet eerder gepubliceerde opstellen en lezingen over Nederlandse letterkundige onderwerpen die de neerslag vormen van ruim twee decennia collegestof van J.C. Kannemeyer aan diverse Zuidafrikaanse universiteiten.

Uit de periode van de middeleeuwen komen aan de orde het Lied van Heer Halewijn en Vander mollenfeeste van Antonis de Roovere, Lanseloet van Denemerken en het begin van het episch theater, Jan van Boendale en J.D. Cilliers als twee vroege literair-theoretici en de Mariken van Nieumeghen. De renaissance-onderwerpen zijn het ideeëndrama Geeraerdt van Velsen van Hooft, Vondels Lucifer en de tragische held in de drama's van Vondel.

Op het gebied van de moderne letterkunde zijn er opstellen over de sonnetkunst van tachtig, over Henriëtte Roland Holst, drie over Achterberg en drie over Hugo Claus. Interessant is de uitgave van de briefwisseling tussen D.J. Opperman en Achterberg, die bestaat uit zes brieven van Achterberg en twee van Opperman, die bewaard worden in de Universiteitsbibliotheek van Stellenbos. Aan de hand van deze en de twee reeds bekende brieven van Opperman schetst Kannemeyer de relatie tussen de twee dichters.

De aan de nagedachtenis van Rob Antonissen opgedragen bundel (166 p.) is uitgegeven door Human & Rousseau in Kaapstad/Pretoria en wordt voor België en Nederland verspreid door de Stichting Dimensie, postbus 11227, 2301 ee Leiden, voor de prijs van bf 740 of ƒ 36,80.

PJV

Griekse beginselen

Bij uitgeverij Cadans, Begijnenstraat 46, 6511 wp Nijmegen, 080-223202, is een vertaling verschenen door Gevert Petersen van het lange erotische gedicht The Platonic Blow van W.H. Auden: Platonisch pijpen (1990; 29 p.; ƒ 12,50). De eerste Nederlandse vertaling door Peter Verstegen verscheen in Propria Cures van 29 maart 1986; Petersen baseert zich voor zijn vertaling op het enig bekende typoscript dat door Auden zelf is gecorrigeerd en waarvan de tekst naast de vertaling is afgedrukt. Het literair-historische nawoord bij deze uitgave is van Ron Mooser.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken