Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 9 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 9
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 9

(1992)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 105]
[p. 105]

Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen
Erop of eronder?
Een afbeelding van een dode keizer in Maerlants Spiegel HistoriaelGa naar voetnoot+

‘Hi sprac dit wort, nemmeer daer naer: In manus tuas, ende looc die ogen, Ende gaf den gheest Gode den hogen.’ Zo beschrijft Jacob van Maerlant in zijn Spiegel Historiael (partie iv, boek 1, cap. 32, vs. 66-68) het moment waarop Karel de Grote zijn laatste adem uitblaast. Omringd door zijn heren, en zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome sterft de grote keizer op 28 januari in het jaar 814. Dat Karel niet alleen groot van naam was, maar ook groot van lichaam, benadrukt Maerlant op beeldende wijze:

 
Dat hi die voete lanc hadde sere;
 
Nochtan so was die grote here
 
Sijn selves viii voete lanc,
 
Recht, ende in sinen ommeganc
 
Omme sine ziden breet ende grouf,
 
Den lachame wel naer sijn behouf.
 
[...]
 
Sijn nese was lanc enen halven voet.

Botmetingen hebben uitgewezen dat Karel 1,92 meter lang moet zijn geweest; wat dat betreft is het extra vreemd dat de imposante keizer een tijdlang onvindbaar is geweest.

Karels biograaf Einhard doet in de Vita Karoli Magni verslag van de gebeurtenissen rond de begrafenis, die nog de dag van overlijden plaatsvond. Hij vertelt dat men het er aanvankelijk niet over eens was waar men de keizer moest begraven, aangezien Karel daarover tijdens zijn leven niets besloten had. Uiteindelijk wordt besloten hem in de Pfaltzkapel te Aken bij te zetten, aangezien Karel deze kerk zelf heeft gesticht. Over het graf vermeldt Einhard slechts dat erboven een vergulde boog met een inscriptie werd opgericht; over de precieze plaats zwijgt hij evenwel. Het zou twee eeuwen duren voor het graf weer in de bronnen wordt vermeld: in het jaar 1000 laat keizer Otto iii het graf zoeken en openmaken om zijn beroemde voorganger op

illustratie
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, ka xx, fol. 217v.


ongebruikelijke wijze te kunnen huldigen. We vernemen dat het graf pas na langdurig zoeken werd gevonden. Een ‘ooggetuigenverslag’ uit een van de kronieken vertelt hoe Karel werd aangetroffen: gezeten op een troon, alsof hij nog leefde, gekroond met een gouden kroon, en met een scepter in zijn handen. Zijn vingernagels bleken zich door zijn handschoenen te hebben geboord. Keizer Otto laat het lichaam in witte gewaden kleden en knipt Karels nagels. Alleen het puntje van Karels neus is beschadigd, wat Otto met goud laat herstellen. Met een tand als relikwie verlaat de keizer tenslotte de tombe, en laat het graf in de oude toestand herstellen.

Twee vreemde feiten dringen zich op. Het eerste is dat Karels graf pas na langdurig zoeken door Otto iii gevonden werd. Het zwijgen van de bronnen over de plaats waar het graf zich bevond, kan hiervan niet de enige oorzaak zijn. Het lijkt er veeleer op dat het graf in die tijd niet meer herkenbaar was. Dit zou ook blijken uit het feit dat de Noormannen het keizersgraf in 882 hebben gezocht, maar het - daar het graf niet geplunderd is - blijkbaar niet hebben gevonden. En hoewel Otto iii er dus wel in slaagde het graf te vinden, geven de berichten ook nu de exacte plaats van het graf niet prijs. Het zou tot het jaar 1165 duren eer Frederik Barbarossa het graf ‘hervond’, en Karels gebeente liet overbrengen in een schrijn (waarin de beenderen vandaag de dag nog rusten).

Het tweede vreemde gegeven is dat Karel zittend zou zijn begraven. Wat vinden we hier-

[pagina 106]
[p. 106]

van nog in de dertiende eeuw bij Maerlant terug? Maerlant beschrijft de begrafenis (in navolging van zijn bron: het Speculum Historiale van Vincentius van Beauvais) in het drieëndertigste hoofdstuk van de Spiegel Historiael (partie iv, boek 1, vs. 45-86). De dichter vertelt dat Karel ‘alse een here in siere mogenthede’ op zijn troon zit, gekleed op keizerlijke wijze. Op zijn knieën rust een met goud geschreven evangelieboek, waarop zijn rechterhand rust. In zijn linkerhand houdt hij een gouden scepter. Op zijn hoofd heeft Karel een gouden kroon, waaraan bovendien een gouden ketting bevestigd is die moet voorkomen dat zijn hoofd op z'n borst valt. Voor hem staat een gouden schild en in de aarde is een stenen boog opgericht, waaronder hij - bestrooid met welriekende kruiden - eervol begraven wordt.

In het enige volledig overgeleverde handschrift van de Spiegel Historiael (circa 1330), bevindt zich een miniatuur die de beschreven grafscène afbeeldt. Deze miniatuur lijkt uniek in de middeleeuwse iconografie te zijn. De miniaturist (meestal niet dezelfde persoon als degene die de tekst schreef) heeft - bij gebrek aan voorbeelden - waarschijnlijk de tekstpassage als inspiratiebron gebruikt. In het midden van de afbeelding zien we een tronende koning die de attributen die Maerlant noemt bij zich draagt (zelfs de gouden ketting aan de kroon is zichtbaar). Dat we hier alleen met Karel de Grote te maken kunnen hebben (en niet met een andere vorst zoals wel verondersteld is), blijkt uit het wapen dat is afgebeeld op de kleding: links een halve rijksadelaar, rechts een veld met Franse lelies. Uit het feit dat Karels ogen gesloten zijn, en dat de aanwezigen rouwgebaren maken en in de richting van het graf wijzen, mogen we afleiden dat de keizer inderdaad gestorven is. Aan weerszijden van de tronende vorst is een aantal personen afgebeeld, waaronder zich volgens Maerlant paus Leo met zijn gevolg, bisschoppen, abten en edelen bevinden. De paus is op de afbeelding niet te zien; daarentegen bevindt zich aan Karels rechterzijde een opmerkelijk figuur: een jonge koning, met een gouden scepter in de rechterhand. In combinatie met de rijke gewaden waarin hij gekleed is, lijkt het aannemelijk dat we hier met Karels zoon, Lodewijk te maken hebben. Dit zou nog een aanwijzing kunnen zijn dat de miniaturist de tekst inderdaad gelezen heeft: Maerlant vermeldt de aanwezigheid van Lodewijk niet in caput drieendertig waarbij de miniatuur aansluit, maar wel in caput tweeëndertig, alwaar Karel zijn zoon tot zijn opvolger benoemt: ‘Ende besette harde scone Keyser ende coninc crone An sinen sone Loduwike’ (vs. 59-61). Als visuele tegenhanger van Lodewijk is aan Karels linkerzijde een bisschop afgebeeld. Mogelijk wordt hier bisschop Turpijn bedoeld, die ook in de voorafgaande tekst en miniaturen een prominente rol speelt.

Zowel het verslag van het bezoek van Otto iii, als de tekst van Maerlant en de opvallende miniatuur suggereren dus dat Karel de Grote zittend op zijn troon zou zijn begraven. Recent archeologisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat de vorst niet op, maar onder zijn troon begraven werd. Niet lang na Karels begrafenis werd de troon echter verplaatst, wat de zoektocht van de Noormannen en Otto iii zeker bemoeilijkt zal hebben. Het verhaal van de zittende Karel is waarschijnlijk ontstaan naar aanleiding van een leesfout van een kroniekschrijver. Deze fout vormde de kiem van de legendevorming omtrent de opmerkelijke manier van begraven. Toch lijken tekst en afbeelding van de Spiegel Historiael ook volgens deze theorie geïnterpreteerd te kunnen worden. Over de daadwerkelijke graflegging zegt Maerlant immers niet meer dan dat Karel wordt begraven onder een stenen boog. Daarbij laat hij in het midden of dat al dan niet in de zittende houding geschiedt waarin Karel de laatste eer werd bewezen. Ook de miniatuur laat deze mogelijkheid open: onder de gouden boog aan de voet van de troon gaapt immers de open graftombe. En zo blijft het de vraag wat Maerlant en de miniaturist nu daadwerkelijk bedoelden: erop of eronder?

Petra Berendrecht, Martine Meuwese

voetnoot+
Het nlcm-project (ingesteld door de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek en de Rijksuniversiteit Leiden) verricht onderzoek naar de relatie tussen Nederlandse literaire teksten uit de middeleeuwen en hun culturele context.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Spiegel historiael. Vierde partie [alleen brontekst]


auteurs

  • Martine Meuwese

  • Petra Berendrecht