Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 9 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 9
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 9

(1992)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Signalement

Romantische omzwervingen in de negentiende eeuw

In het Schrijversprentenboek Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden (bij de recente, gelijknamige tentoonstelling in het Letterkundig Museum over reizen in Azië tussen 1770 en 1830) signaleren Jaap de Moor en Paul van der Velde grofweg twee tendensen in de Nederlandse reisliteratuur zoals die in de achttiende eeuw opkwam: enerzijds een wetenschappelijke en objectieve verslaggeving onder invloed van de verlichting en anderzijds een romantische idealisering van exotische streken en culturen. Die laatste trend vormt ook het hoofdmotief van Peter van Zonnevelds bundel Romantische reizen, die vorig jaar bij de Utrechtse uitgeverij Kwadraat verscheen (155 p.; ƒ 26,50). Daarin zijn de reisbeschrijvingen samengebracht, die Van Zonneveld tussen 1986 en 1988 in een eerdere versie publiceerde in nrc Handelsblad.

Hedendaagse reisschrijvers lijken soms bij voorkeur in de voetsporen van historische voorgangers te treden. Ook Van Zonneveld heeft dat gedaan. Soms volgde hij hen daadwerkelijk, zodat hij eigen impressies met die van vroegere reizigers kon confronteren. Maar meestal vergezelde hij hen in de geest. Afgezien van een drietal uitstapjes in 1864, 1897 en 1907, vonden al hun reizen plaats tussen 1790 en 1840, in totaal drieëntwintig ‘Omzwervingen in de negentiende eeuw’ - zoals de ondertitel luidt - van zeelieden en militairen, ontdekkingsreizigers, geleerden, schilders en letterkundigen. Het gaat daarbij steeds om reizigers die, in de woorden van Van Zonneveld, gedoemd zijn te leven in de tijd van de romantiek en tevergeefs proberen om zichzelf en het onontkoombare hier en nu te ontvluchten (p. 7-8).

Dat zijn op de eerste plaats de grote romantici zelf. Zo treft men in Noord-Amerika Chateaubriand aan, die met zijn aldaar gesitueerde verhalen ‘Atala’ en ‘René’ het begin zou markeren van de Franse romantiek. En Byron, ‘de romantische reiziger bij uitstek’ (p. 7), duikt verschillende malen op, bijvoorbeeld als hij bij Viareggio de merkwaardige crematie van Shelley bijwoont. Dames zijn schaars in Van Zonnevelds reisgezelschap, maar dat is bepaald niet de enige reden waarom Mme. de Staël en Charlotte Stieglitz opvallen. De laatste beschikte over zoveel vrouwelijke opofferingsgezindheid, dat zij zich in een Kurort van het leven beroofde om haar echtgenoot, de miskende dichter Heinrich Stieglitz, de nodige inspiratie te bezorgen. Met Charlotte en Shelley zijn J.C.J. van Speyck en Bilderdijks zoon Julius Willem degenen van wie de beschreven reis tevens hun laatste was.

Voor de ware Literatuur-lezer zijn in het bijzonder de paar opstellen over Nederlandse letterkundigen interessant. Zo ziet men de Scott-bewonderaar Beets een pelgrimage naar Schotland afleggen. En John Bake doet bij Van Zonneveld de tocht met Jacob Geel en H.A. Hamaker nog eens over, die Bake zijn (door W. van den Berg uitgegeven) Reisbrieven in de pen gaf. Overigens had Bake weinig op met de romantiek. Het slot van het betreffende artikel verraadt dan ook de moeite die Van Zonneveld soms heeft om een beschreven reis daarbij in te lijven: die van Bake ‘werd romantisch door zijn heimwee naar de huiselijke haard’ (p. 32).

Romantische reizen doet verlangen naar een minder vluchtige, uitgewerkte studie. Het is immers, mede door zijn anekdotische rijkdom, een onderhoudende bundel, geschreven in Van Zonnevelds bekende, trefzekere stijl. Het boek is verlucht met portretten van de reizigers en illustraties van de plaatsen die zij bezochten. Een beknopte bibliografie en een namenregister werpen de lezer weer terug in de harde, wetenschappelijke werkelijkheid.

Ton van Kalmthout

[pagina 255]
[p. 255]


illustratie
De leden van de van in 1913


Honderd jaar van

Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Vereniging van Archivarissen in Nederland (van) verscheen in de reeks Archiefpublikaties als deel 3: Respect voor de oude orde onder redactie van Paul Brood (Hilversum: Verloren, 1991; 217 blz.; ƒ 25, -). Deze bundel bevat elf opstellen die diverse aspecten van de geschiedenis van de van op goed leesbare wijze in kaart brengen. Voortgekomen uit initiatieven van gemeentearchivarissen, is de van van groot belang geweest voor het tot stand komen van een handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven, van een archiefwet en van de archiefschool.

In zijn bijdrage over de voorgeschiedenis van de van wijst A.E.M. Ribberink op de ideeën van R.C. Bakhuizen van den Brink die als een der eersten het belang inzag van een goed georganiseerde en algemeen toegankelijke archiefdienst. Peter Horsmans bijdrage over de perikelen rondom het omvormen van de beroemde Handleiding van Muller, Feith en Fruin uit 1898 tot een modern handboek, geeft een aardig kijkje achter de schermen van een vakvereniging. Vooral het enfant terrible J.L. van der Gouw, die het niet langer dan twee jaar als rijksarchivaris uithield, veroorzaakte flink wat kringen in de ingeslapen van-vijver.

Respect voor de oude orde is een aardige, goed geïllustreerde bundel, echter zonder index, of beter gezegd: niet geklapperd, hetgeen jammer is.

PJV

De negentiende eeuw en de middeleeuwen

In 1991 promoveerde aan de Rijksuniversiteit Utrecht de historicus A.P.J. Miltenburg op het proefschrift: Naar de gesteldheid dier tyden. Middeleeuwen en mediëvistiek in Nederland in de negentiende eeuw. Vier studies. Een handelseditie van de dissertatie verscheen als deel xxiv van de reeks Middeleeuwse studies en bronnen bij uitgeverij Verloren te Hilversum (isbn 90-6550-238-6; ƒ 40, -).

Miltenburg heeft van zijn studie geen allesomvattende monografie van de mediëvistiek in de vorige eeuw gemaakt, maar getracht om door het behandelen van een viertal ‘deelonderwerpen’ een representatief beeld te geven van de negentiende-eeuwse beoefening van de middeleeuwse geschiedenis. Aan elk van deze deelonderwerpen is een hoofdstuk gewijd. Het eerste hoofdstuk beschrijft de bemoeienissen met de middeleeuwen in de Tweede Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van wetenschappen, letteren en schoone kunsten (1808-1851), het tweede die binnen het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen vanaf zijn oprichting in 1773 tot ongeveer 1870. In het derde hoofdstuk staat de omgang met de middeleeuwen in De Gids centraal (1837-circa 1870). Het vierde hoofdstuk tenslotte gaat over de ‘gewone mens in de mediëvistiek’ (± 1840-± 1960) en laat zien hoe na 1840 binnen de beoefening van de middeleeuwse geschiedenis de haast exclusieve aandacht voor staatsgeschiedenis langzaam maar zeker plaats maakte voor belangstelling voor het ‘gewone volk’.

Voor neerlandici is Miltenburgs dissertatie interessant, omdat ze zich deels ook begeeft op het terrein van de middeleeuwse taal- en letterkunde. De auteur werd, zoals hij zelf zegt, hiertoe gedwongen door de aard van zijn bronnenmateriaal. De scheiding tussen de vakdisciplines geschiedschrijving, taalkunde en literatuurgeschiedschrijving kwam zoals bekend pas in de tweede helft van de negentiende eeuw op gang. Bovendien bleek de studie van de middeleeuwse taal- en letterkunde ‘van groot belang’ geweest te zijn voor ‘de kennis van en waardering voor de middeleeuwen’. Miltenburg heeft zich overigens - en dit begrijperlijkerwijs - beperkt tot die facetten van de negentiende-eeuwse studie van het Middelnederlands, die ‘relevant schenen met betrekking tot de waardering van de middeleeuwen en de beoefening van de historische mediëvistiek’.

De voor de neerlandicus meest

[pagina 256]
[p. 256]

interessante delen zijn de passages over de bemoeienissen van de Tweede Klasse met Maerlant en het hoofdstuk over De Gids, waarin Miltenburg ingaat op het pejoratieve beeld dat dit tijdschrift van de middeleeuwen had en op de steun die het gaf aan de zogenaamde ‘nieuwe school’ van W.J.A. Jonckbloet en M. de Vries en haar strijd voor de verwetenschappelijking van de Nederlandse taal- en letterkunde. Wel moet geconstateerd worden dat Miltenburg weinig toevoegt aan wat reeds bekend is. Bovendien baseert hij zich alleen op de studie van De Buck over de beoefening van het Middelnederlands tot 1850 en die van Karsten over De Vries; publikaties van recenter datum, zoals het artikel van Erica van Boven over de ‘oude’ en ‘nieuwe school’ uit 1980 en het proefschrift van J. Noordegraaf over de Nederlandse taalkunde in de negentiende eeuw (1985) heeft hij kennelijk gemist.

Evert Wiskerke

De predikant Hasebroek

In de literatuurgeschiedenis figureert J.P. Hasebroek als een van de dichters van stichtelijke en huiselijke poëzie, en vooral ook als de schrijver van de goedmoedig-realistische bundel prozaschetsen die hij in 1840 onder de schuilnaam Jonathan publiceerde. Men weet nooit helemaal zeker wat mensen heel diep in hun hart hopen en denken. Maar naar buiten toe heeft Hasebroek in ieder geval nooit erg hoog opgegeven van zijn literaire talenten. Zijn gedichten deden volgens zijn eigen zeggen nog het meest denken aan ‘het getjilp van een onder het huisdak broedende musch’. En ter kenschetsing van zichzelf dichtte hij: ‘Ik, met mijn half talent: poëet, en toch niet recht; / Een prozamensch, niet gansch; wel

illustratie
letterkundig museum
J.P. Hasebroek


dichter, maar niet echt.’

Met name sinds het brute optreden van de Tachtigers hebben ook meer welwillende beoordelaars niet of nauwelijks de neiging gehad om deze auteur van een al te grote bescheidenheid te beschuldigen. Maar dat neemt niet weg, dat zijn werk vroeger wel degelijk talrijke en dankbare lezers heeft gevonden. Dat werk paste dan ook uitstekend in het geestelijke en specifiek literaire klimaat van de vroege negentiende eeuw en blijft in dat opzicht het interessantst. Met recht meende J.H.J. Willems in 1939 met zijn proefschrift over Hasebroek allereerst een ‘bijdrage tot de kennis van het letterkundig leven, voornamelijk in de jaren ± 1830-1840’ te moeten geven.

Al weer enige tijd geleden heeft L.H. Postma een leven van studie en onderwijs laten uitmonden in een nieuw proefschrift, dat eenvoudigweg J.P. Hasebroek heet (Kampen, 1989). In deze studie wordt getracht ‘een beeld en een waardering van het leven van deze predikant te geven tegen de kerkelijke en maatschappelijke achtergrond van de negentiende eeuw’. Daartoe wordt Hasebroeks leven op de voet gevolgd en dat leidt ook tot het vermelden van bijzonderheden die voor de literatuurgeschiedenis van enig belang kunnen zijn en het boek van Willems met name ten aanzien van de latere levensjaren aanvullen. In de kerkgeschiedenis lijkt Hasebroek evenmin aIs in de literatuurgeschiedenis een markante rol gespeeld te hebben. Vanuit een positie die tussen de ethische en de confessionele richting lag, schreef hij een reeks stichtelijke werkjes. Voor wie hem als literator kent, is dat niet verwonderlijk.

J.M.J. Sicking


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Ton van Kalmthout

  • P.J. Verkruijsse

  • J.M.J. Sicking

  • Evert Wiskerke

  • over J.P. Hasebroek