Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 17 (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 17
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 17

(2000)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 379]
[p. 379]

literatuur-signalementen

Wat een heraut zoal moet weten

Het moet niet lang na de dood van Willem I van Gelre in 1402 zijn geweest dat Claes Heymensoon, heraut Gelre besluit over te stappen naar het Haagse hof van Albrecht van Beyeren en als heraut Beyeren verder door het leven te gaan. Als deskundige op het gebied van afstamming en ridderschap klimt hij als ‘wapenkoning der Ruwieren’ op tot de hoogste gezagdrager op het gebied van de heraldiek tussen Nederrijn en Maas. In zijn Haagse periode ontwikkelt hij zich van heraut-literator tot wapenkoning-geschiedschrijver zoals we kunnen aflezen uit de teksten die hij heeft vervaardigd. We zijn in de gelukkige omstandigheid dat maar lieft zes teksten van heraut Beyeren als autograaf zijn overgeleverd, als handschriften dus die door hemzelf zijn geschreven.

Als zesde deel in de serie Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden (MVN) is nu zijn zogenaamde Haagse handschrift verschenen. (Het Haagse handschrift van heraut Beyeren Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 131 G 37. Diplomatische editie bezorgd door Jeanne Verbij-Schillings. Hilversum: Verloren, 1999. 273 blz., ills, isbn 90-6550-034-0.) Het is in twee delen tussen 1402 en 1505 geschreven en uniek is dat het handschrift als persoonlijk archief dienst lijkt te hebben gedaan. Blijkbaar vormde dit handschrift een deel van de historische en heraldieke bagage van heraut Beyeren. Het goed verzorgde handschrift bevat 22 veelal korte teksten waarvan er vijf in het Latijn zijn en die voornamelijk historiografisch van aard zijn, waarbij met name de Spiegel Historiael en Historie van Troyen van Jacob van Maerlant als bronnen hebben gediend.

Naast de diplomatische editie van de teksten is ook een facsimile van het handschrift opgenomen. Zodoende zijn de 55 wapenschilden die het handschrift sieren in volle pracht te bewonderen. De reeks MVN is bestemd voor wetenschappers die belangrijke bronnen in een diplomatische editie krijgen aangereikt. Dat betekent dat zo nauwkeurig mogelijk de tekst in moderne lettertekens is omgezet, maar dat woordcommentaar, interpunctie en vertalingen ontbreken. Ondanks de systematische en informatieve inleiding die aan de teksten voorafgaat, zullen de teksten zelf als gevolg van die keuze voor de gemiddelde lezer onleesbaar blijven.

pf

Liefdespoëzie voor knapen en meisjes

Bij Van Gennep verscheen De Rozen Welken Snel van J.P. Guépin (144 blz., ƒ 34,90, isbn 90 5515 247 1), een bloemlezing van ‘liefdespoëzie voor knapen en meisjes’ uit (vooral) Oudheid en Renaissance. De bundel bevat vertalingen van gedichten van onder meer Mimnermus, Theognis, Callimachus, Ovidius, Catullus, Tibullus, Horatius, Propertius, Janus Secundus, Ronsard, Willem Kloos, Geerten Meijsing en Alexander Smarius. De gedichten gaan vergezeld van een uitvoerige inleiding en een commentaar bij elk afzonderlijk gedicht, dat afwisselend geleerd, essayistisch, of zeer persoonlijk is, maar altijd onderhoudend. Het aangekondigde onderwerp, de pederastische liefde, is gezien de actualiteit van nu echter een tegendraadse, zo nier impopulaire keuze, die weliswaar een aantal aardige gedichten opnieuw onder de aandacht brengt, maar zonder dat de motivatie voor deze onderwerpskeuze echt duidelijk wordt. Ging het primair om de schoonheid van de gepresenteerde gedichten, dan waren de originele teksten er wel bij gegeven, terwijl zuiver om te herinneren aan een vergeten aspect van het verleden, dit boek niet wetenschappelijk genoeg is, en ook duidelijk zo niet bedoeld. Vermoedelijk wil de bezorger ons een andere kijk op onze eigen liefdespoëzie en -psychologie bieden: de kern van het boek is dan wellicht de uiteenzetting op p. 43: ‘De conventies van de heteroseksuele liefdespoëzie zijn ontleend aan die van de pederastie, want alleen daar passen ze vanzelf. Vriendinnen van de heteroseksuele dichters gedragen zich in gedichten net zo wreed en grillig als knapen. De vrouwen krijgen daardoor het verwijt te horen dat ze veranderlijk en wisselvallig zijn (...).’ Dat is een interessante theorie, maar het is de vraag of het pederastische element in de conventie dan nog wel van wezenlijk belang is. Overeenkomst bewijst immers nog geen herkomst. Bovendien blijft dit alles uiteindelijk toch een theoretische overweging, want op onze ervaring van de liefde heeft zo'n theorie geen invloed.

Desalniettemin is De Rozen Welken Snel een vrolijke bundel ge-

[pagina 380]
[p. 380]

worden, waarin de aansporing ‘min nu, want morgen ben je lelijk’ en de uitwerkingen daarvan rondom het thema ‘liefde en dood’ uiteindelijk veel belangrijker zijn dan het pederastische thema. Deze aansporing wordt in vele gedaanten en uitwerkingen en bij vele dichters ten tonele gevoerd, war een rijke en afwisselende verzameling gedichten oplevert. De vertalingen zijn, zoals we van Guépin gewend zijn, geslaagd. Bijna allemaal verkondigen deze gedichten de boodschap dat liefde en geluk niet los kunnen bestaan van fysieke schoonheid. En dat is een door de ‘actuele’ media nu juist wel weer vaak, expliciet of impliciet, verkondigde boodschap. Met name het gedicht van Alexander Smarius herinnert er aan dat deze boodschap gelukkig onwaar is.

j.h waszink

‘Zo zal ik denken dat ik nog niet ben vergeten’

In 1994 informeerde een leerling uit de 4e klas van een Rotterdams gymnasium naar een leuk boek van een zeventiende-eeuwse schrijver voor haar literatuurlijst. Ik heb haar De gedichten van Tesselschade Roemers aangeraden, dat pas verschenen was. Zowel de leerling als haar leraar Nederlands bleken enthousiast, de laatste ook nog verrast. Het was niet eerder voorgekomen dat een vrouwelijke dichter uit die eeuw op een literatuurlijst had gestaan. Dat gymnasium bestaat al ruim 600 jaar; het werd dus tijd! En nu, vijf jaar later, verschijnt de tweede verrassing. Anna, de tien jaar oudere zuster van Tesselschade

illustratie
Anna Roemersdochter Vischer (detail uit een negentiende-eeuwse verbeelding van de Muiderkring).


Roemers, laat van zich horen.

Met Gedichten van Anna Roemersdochter Visscher (Amsterdam: University Press, 1999, 143 blz., ills., ƒ 29,50. isbn 90 5365 413 6) openen Riet Schenkeveld-van der Dussen en Annelies de Jeu de nieuwe Amazone-reeks, die is opgezet als vervolg op Met en zonder lauwerkrans, de studie annex bloemlezing over vrouwenliteratuur in de periode 1550-1850.

‘Men moet zich de situatie even goed voorstellen’, schrijven de samenstelsters, ‘het gaat hier om een vrouw, in een land en een omgeving waar schrijvende vrouwen niet voorkwamen.’ In de vlot geschreven, omvangrijke inleiding laten Schenkeveld-van der Dussen en De Jeu ons kennismaken met Anna Roemersdochter Visscher (1583-1651), met haar (artistieke) omgeving en haar vriendschappen. De samenstelsters proberen een antwoord te vinden op vragen als: hoe ambitieus was de dichter en waar haalde ze haar inspiratie vandaan, hoe werd ze gewaardeerd tijdens en na haar Leven?

Genoeg is meer is de lijfspreuk van Anna Roemersdochter Visscher; geïnspireerd door de stoïsche filosoof Lucianus beseft ze dar mensen ‘woelen, wroeten, woên’ om veel te krijgen, terwijl ze met ‘genoeg’ tevreden zouden moeten zijn. Toch was deze dichter zelf allesbehalve snel tevreden. Ze was ambitieus, zocht en vond een plaats in de literaire wereld, legde bewust contacten met grote kunstenaars en geleerden en was goed in staat zich met haar dichtwerk aan de manieren in die wereld aan te passen, zij het ook met de nodige kritiek. Kritiek heeft Anna Roemersdochter Visscher vooral tegen het overschatten van de kunst der poëzie. Ze moet weinig hebben van de vormverliefdheid van haar mannelijke tijdgenoten; haar taalgebruik is doorzichtig, geestig soms, en zelden moeilijk. In de uitgebreide bloemlezing komen onder meer haar Sinnepoppen aan bod, een bewerking van de embleembundel van haar vader Roemer Visscher. De uitgave van deze bundel betekende een primeur voor de dichter: nog niet eerder had in de Republiek de naam van een vrouwelijke auteur op de titelpagina van een boek gestaan. De religieuze gedichten en psalmberijmingen maken duidelijk waar de dichter haar inpiratie vond. Bij de niet-religieuze gedichten vinden we het Zijt gegroet, o jonge bloem, gericht aan de dan 13-jarige Anna Maria van Schurman. Eens zal dit jonge meisje kunnen wedijveren met mannen, voorspelt de dichter, waardoor ‘mannenhoogmoed’ zal verdwijnen. Anna Roemersdochter Visscher had blijkbaar een speciaal

[pagina 381]
[p. 381]

oog voor vrouwelijk talent, menen de samenstelsters; in 1636 volgde Van Schurman (achter een scherm) als eerste vrouw college aan de Utrechtse Universiteit. Ze werd een internationale grootheid.

Niet duidelijk is welk publiek Schenkeveld-van der Dussen en De Jeu op het oog hebben. De vele woordverklaringen en het vermijden van technische termen maken het boek zeer toegankelijk, ook voor middelbare scholieren. Juist voor hen zouden enkele taalkundige opmerkingen relevant kunnen zijn. Een voorbeeld vinden we op p. 58 (vs. 21) bij het woord dan. Dit wordt vertaald met maar. Zo'n nevenschikkende functie van een onderschikkend voegwoord of bijwoord is voor een moderne lezer allerminst voor de hand liggend. Hier, en overigens ook op enkele andere plaatsen (b.v. p. 68: stond en kleedde), zou enige toelichting verhelderend kunnen werken. Een enkele kritische noot doet echter niets af aan dit prachtige boek.

netty van megen

Vriendschap met Ida Gerhardt

Ad ten Bosch kwam in maart 1979 voor het eerst in contact met Ida Gerhardt. De dichteres trof in zijn boekhandel to Zutphen niet haar zojuist verschenen bundel Het sterreschip aan, en dat wekte haar verontwaardiging. Het tekent beider persoonlijkheid dat deze confrontatie toch tot een intieme vriendschap kon leiden.

Ten Bosch heeft Ida Gerhardt de laatste achttien jaar van haar leven van nabij meegemaakt. Het waren haar beste en haar slechtste jaren. Haar beste omdat hij mocht beleven dat Ida Gerhardt werd bekroond met de Meesterschapsprijs (1979) en de P.C. Hooftprijs (1980), wat weer leidde tot de uitgave van haar Verzamelde gedichten (1980). Die publieke erkenning deed de dichteres veel good. Het grove in Zutphen spelende gedicht Dolen en dromen (1980), dat door Ad ten Bosch samen met Athenaeum/Polak & Van Gennep werd uitgegeven, is hiervan een blijvend bewijs. Maar ook De zomen van het licht (1983) en haar allerlaatste, ten dele aan Ad ten Bosch opgedragen, bundel De adelaarsvarens (1988) getuigen daar nog van.

Het waren ook Gerhardts slechtste jaren, die Ten Bosch van nabij moest meebeleven. Na De zomen van het licht zette, zowel voor Ida Gerhardt als voor haar levensgezel Marie van der Zeyde, het lichamelijk verval in. Ida Gerhardt ging sukkelen aan haar ogen (een oogoperatie mislukte), haar vriendin werd doof en takelde zichtbaar af, bij Ida begonnen de paranoïde wanen steeds sterkere vormen aan te nemen. Op 9 maart 1990 stierf Marie van der Zeyde, 15 augustus 1997 volgde Ida Gerhardt.

Van dit alles doer Ad ten Bosch op originele wijze verslag in Gebroken lied. Een vriendschap met Ida Gerhardt. (Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 1999. 140 blz., ills., ƒ 37,50. isbn 90 253 0300 5). De kracht van het boekje schuilt in het samengaan der drie samenstellende delen: eerst de titelafdeling met het ontwapenend relaas over de ervaren vriendschap; het tweede deel (vanaf pag. 55) bevat

illustratie
Ida Gerhardt en Ad ten Bosch.


de meer dan tachtig brieven die Ida Gerhardt tussen 1979 en 1993 aan Ad ten Bosch schreef. Als derde component dient apart vermeld de door het hele werkje been verspreide dubbele dozijn prachtige foto's, die een onuitwisbaar beeld geven van de persoon van de dichteres. De op de laatste pagina afgedrukte, in het verzorgingshuis te Warnsveld genomen, foto werkt als een aangrijpend slot.

Met het kwatrijn ‘Bekentenis’ uit De adelaarsvarens te citeren geeft de auteur een overtuigende verklaring voor deze ‘vreemde’ vriendschap tussen een nukkige, teruggetrokken en bejaarde dichteres en een ongedurige, achtentwintigjarige boekverkoper. Het boekje van Ten Bosch is met piëteit geschreven en getuigt van nuchterheid, mededogen en zin voor humor. Ik kan het iedere liefhebber van Gerhardts poëzie aanbevelen. Voor de toekomstige biograaf is het een must.

frans berkelmans


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De rozen welken snel


auteurs

  • J. Waszink

  • Netty van Megen

  • Frans Berkelmans

  • over Anna Roemer Visscher

  • over Ida Gerhardt

  • over Ad ten Bosch

  • beeld van Anna Roemer Visscher

  • beeld van Charles Gehring

  • beeld van Ad ten Bosch