Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 19 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 19
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 19

(2002)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

Literatuur - signalementen

Kleurig themanummer

Het tijdschrift Madoc wijdde ter gelegenheid van zijn vijftienjarig bestaan een speciaal themanummer aan ‘De Middeleeuwen in kleur’ (De Middeleeuwen in kleur. Themanummer van Madoc. Tijdschrift over de Middeleeuwen. Jaargang 15 (2001) 4. Hilversum: Verloren. € 8, -; isbn 90 65 50 674). Nog steeds heerst het onjuiste beeld van de Middeleeuwen als een grauwe, donkere periode. Kleur speelde in de Middeleeuwen echter een niet te onderschatten rol, zo blijkt uit dit nummer, waarin het optreden van kleur in de beeldende kunst, literatuur en filosofie door specialisten wordt behandeld.

J.P. Gumbert bespreekt bijvoorbeeld het gebruik van kleuren in middeleeuwse handschriften. Welke verfsoorten werden gebruikt? Hoe kwam een miniatuur in een handschrift terecht? Hij betoogt dat de vervaardiging van een mooi middeleeuws plaatjesboek specialistenwerk was en bijna altijd tot stand kwam in groepsverband en in een soort atelier. In middeleeuwse handschriften kan het gebruik van kleur verschillende functies hebben, zoals een structurerende, een versierende of een allegorische. Die allegorische dimensie van kleur komt in dit nummer goed uit de verf. In de Middeleeuwen kon aan een kleur altijd wel een betekenis gehangen worden. In ridderromans waren groene ridders van een heel ander allooi dan witte en bepaalde feestdagen waren verbonden met vaste kleuren.

Maar wat eveneens in veel bijdragen wordt benadrukt, is de ambiguïteit van kleuren en de moeilijkheid om de bedoelde betekenis van een kleur te achterhalen. Paul Wackers laat bijvoorbeeld zien hoe dubbelzinnig de kleur rood is. Roodharige mensen werden in de Middeleeuwen vaak als negatief beschouwd. In een fabel over een vos wordt daarentegen een rood vossenvel geassocieerd met het bloed van Christus, een evident positieve duiding van de kleur. Geen enkele kleur lijkt een eenduidige betekenis te hebben. Het hangt af van de context, zo blijkt telkens weer.

Veel aandacht krijgt ook het wetenschappelijke denken over kleuren. Saskia Bogaert kijkt naar een Middelnederlandse vertaling van de zeer populaire encyclopedie van Bartholemeus Anglicus. Hoe werd kleur daarin gedefinieerd, hoeveel kleuren werden eigenlijk onderscheiden, wat is de relatie tussen licht en kleur? De middeleeuwse theorieën over kleur en waarneming worden door Johannes M.M.H. Thijssen besproken, waarbij vooral de gedachten van Thomas van Aquino worden gevolgd. Uit deze stukken blijkt hoe verfijnd de wetenschappelijke theorievorming over kleuren reeds in de Middeleeuwen was. Verder zijn er bijdragen over het gebruik van kleuren in de middeleeuwse liturgie en over de veelal vergane kleuren van gebouwen en sculpturen.

In een heldere inleiding zet Anna Adamska de stand van de hedendaagse studie van middeleeuwse kleuren uiteen. Pas vanaf de jaren tachtig is die studie goed op gang gekomen, vooral onder invloed van de theoretische publicaties van de Fransman Michel Pastoureau, maar met betrekking tot de Nederlanden is nog weinig gedaan. Adamska wijst op de Oost-Europese ‘kleurgeschiedenis’, die soms sterk afwijkt van die van het westen maar in het hedendaagse onderzoek ten onrechte nogal wordt genegeerd. Verder houdt zij een pleidooi voor een interdiscplinaire benadering, waarbij kleuren worden beschouwd vanuit kunsthistorisch en ook sociologisch perspectief. Dat laatste is in ieder geval in deze Madoc zeer geslaagd. Fraai vormgegeven, en natuurlijk: in kleur.

jvd

Een parel van Diengotgaf

De Trojeroman van Segher Diengotgaf is een goed verborgen parel. De tekst ligt verscholen tussen duizenden verzen van Jacob van Maerlants Historie van Troyen en nogmaals in de verzameling teksten in het zogenaamde handschrift-Van Hulthem. Maerlant vond Seghers tekst blijkbaar zo interessant dat hij besloot hem volledig te citeren. De versie die Maerlant citeert, is door Jozef Janssens en Ludo Jongen uitgegeven, geannoteerd en ingeleid. (Segher Diengotgaf: Trojeroman. Naar het Wissense handschrift kritisch uitgegeven met inleiding en annotaties door Jozef Janssens en Ludo Jongen. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2001. 93 blz.; € 14,75. isbn 90 5356 5272).

Seghers Trojeroman past in de traditie van de ‘klassieke roman’, die midden twaalfde eeuw in het Oudfranse taalgebied populair

[pagina 184]
[p. 184]

wordt. Deze klassieke romans vertellen over avonturen uit de klassieke geschiedenis en mythologie, weliswaar in een middeleeuws, Christelijk kleed. Een van de succesvolste voorbeelden van dit genre is de Roman de Troie van de schrijver Benoît de Sainte-Maure, waarin de geschiedenis van de Trojaanse oorlog centraal staat. Dit onderwerp was in de Middeleeuwen uitermate geliefd. Troje werd beschouwd als de ideale stad, waar ooit een verfijnde, hoofse cultuur zou hebben geheerst. Rome was gesticht door Aeneas, een Trojaan, en daarmee lag de oorsprong van de West-Europese cultuur eigenlijk in Troje. Hierom is het niet vetwonderlijk dat de Roman de Troie de meeste Grieken afschildert als onhoofse schurken, waarbij vooral Achilles als een verraderlijk sujet wordt neergezet. Dichter en publiek sympathiseerden met Troje.

In de eerste helft van dertiende eeuw lichtte Segher Diengotgaf een episode uit Benoîts tekst, die hij bewerkte tot zijn Trojeroman. Segher vetvaardigde een curieuze tekst, die stilistisch, structureel en thematisch bezien een bijzondere plaats inneemt binnen de Middelnedetlandse epiek. De roman begint in het prieel van Troje, waar tijdens een wapenstilstand ridders en jonkvrouwen in fraaie dialogen over de liefde spreken. Dit deel van de roman staat geheel in het teken van de hoofse minne, en de vetschrikkingen van de oorlog zijn ver weg. Die oorlog wordt uitgebreid beschreven in het laatste deel van de roman, waar de helden geïnspireerd door de hoofse liefde grootse daden verrichten. Segher laat zo zijn personages ‘de hoofsheid effectief demonstreren’, zoals de editeurs stellen. Hoofsheid is meer dan een manier van gedragen, zo lijkt Segher te willen zeggen, hoofsheid leidt tot dapperheid, eer, roem.

Janssens en Jongen benadrukken de Brabantse achtergronden van de Trojeroman. In Seghers verhaal draagt Hector een schild dat overeenstemt met het wapenschild van de Brabantse hertog, wat duidt op een Brabantse opdrachtgever. Het hertogdom zag zich graag als de hoeder van de Trojaanse erfenis. Ook de stad Btussel spiegelde zich enkele eeuwen later aan Troje en werd ‘tprieel van Troyen’ genoemd.

In de wat overvolle en soms ondoorzichtige inleiding belichten Janssens en Jongen vooral het voortleven van de Troje-stof in de Middeleeuwen, met speciale aandacht voor Brabant. Segher Diengotgaf en zijn bijzondere tekst verdwijnen hier enigszins uit het zicht. Jammer is ook dat de varianten met de versie in het handschrift-Van Hulthem niet worden genoemd. De tekst is verder rijkelijk geannoteerd, maar de vertalingen zijn soms tamelijk vrij. Een namenlijst, een bijlage met emendaties en uitgebreide bibliografie besluiten de editie. Hoewel bedoeld voor studenten Nederlands is deze zelfstandige editie van de Trojeroman geschikt voor iedereen die wil kennismaken met Seghers kunstenaarschap.

jvd

Weer twee levens lang

In de serie Een leven lang; auteursportretten in woord en beeld heeft uitgeverij Biblion twee nieuwe cd-roms uitgebracht. Na Heere Heeresma, Marjan Berk, Thea Beckman en Rudi van Dantzig kunnen nu ook Yvonne Keuls (isbn 90 5483 217 7) en Leo Vroman (isbn 90 5483 218 5) beluisterd, bekeken en bestudeerd worden. De serie is gebaseerd op uitvoerige radio-interviews van de NPS, aangevuld met een biografie, recensies, uittreksels, bibliografieën van de primaire en secundaire literatuur, verwijzingen naat andere interviews, met een fotogalerij en een paar videofilmpjes. Dat alles bij elkaar levert een bijzonder aatdig beeld op van de desbetreffende auteurs.

Hoewel de kwaliteit van de filmpjes nog niet optimaal is, is het toch leuk om Yvonne Keuls achter de schrijfmachine bezig te zien, vertellend over hoe ze te werk gaat, en Leo Vroman in gezelschap van Tineke rond te zien lopen in hun vroegete Utrechtse studentensociëteit. Vanuit de biografie zijn er hyperlinks aangebracht naar de andere onderdelen van de cd. De nu verschenen twee afleveringen (de prijs was ƒ39,50) bevatten naast de cd-rom ook een audio-cd met het radio-interview.

De systeemeisen zijn: Pentium 90 Mhz computer, 16 MB intern geheugen, Windows 95 of hoger of Windows NT 4.0; beeldschermresolutie 800 x 600 pixels; 65535 kleuten (16 bits); geluidskaart; double speed cd-rom-speler, geschikt voor multi-sessie-cd-roms en voor audio-cd's; ongeveer 90 MB vrije schijfruimte.

p.j. verkruijsse

[pagina 185]
[p. 185]

Meijsing en de mythe rond Willem Waterman

Geerten Meijsing is een grote fan van de Bob Evers-serie van schrijver Willy van der Heide, alias Willem Waterman. In de archieven van de burgerlijke stand is deze geheimzinnige figuur met zijn vele pseudoniemen echter terug te vinden als W.H.M. van den Hout (1915-1985). Van den Hout was een zeer omstreden figuur die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder meer lid was van het fascistische Zwart Front van Arnold Meijer en in opdracht van de Duitsers (Abteilung Aktivpropaganda) het satirische maandblad De Gil maakte. Meijsing bundelt in De tovenaarsleerling (Hilversum: Flanor, 2002. 56 blz.; isbn 90 732 02 49 3. Bestellen door € 11,50 over te maken op giro 1912112 van Uitgeverij Flanor te Nijmegen, onder vermelding van ‘Flanor-46’) een aantal teksten, inleidingen en voordrachten die hij de afgelopen jaren over deze schrijver maakte: ‘Tegenover alle minachting waarmee de man behandeld is in de pers, de kwaadaardige berichtgeving waarop hij zelfs na zijn dood getrakteerd is, stel ik mijn waardering voor de schrijver, de man en diens werk.’ Die belofte maakt hij niet helemaal waar want over de schrijver en de man komen we, behalve een handvol aardige anekdotes, niet bijzonder veel nieuws te weten. Het is ook vreemd dat Meijsing zegt dat hij geen beslag heeft weten te leggen op de processtukken en dus vaag moet blijven over de berechting van Waterman. Waarom heeft hij niet de moeite genomen om deze passages aan te vullen met de informatie die daar dankzij mensen als Gerard Groeneveld en Hans Renders wel over bekend is? In een nota bene vorig jaar in dezelfde Flanor-reeks verschenen boekje (De avonturen van Waltertje Waerachtig en den wilden Waman) verschaft Groeneveld vrij accurate gegevens over deze zaak. Meijsing schrijft: ‘Ik acht het waarschijnlijk dat Waterman voor een aantal jaren een publicatieverbod heeft gekregen voor journalistiek en ander “serieus” werk, en dat hij zich daarom aanvankelijk beperkt zag tot het schrijven van jongensboeken’. Wellicht zijn deze woorden bedoeld als een wat halfslachtige, nogal romantische poging om de mythe rond Van den Hout in leven te houden, want Groeneveld heeft al achterhaald dat Van den Hout op 27 april 1948, na drie jaar hechtenis, door de Commissie voor de perszuivering werd veroordeeld ‘tot ontzegging van journalistiek werk voor een periode van twintig jaar’. In hoger beroep werd deze straf gehalveerd tot tien jaar. Meijsing doet wel alsof hij zich terdege bewust is van de achtergronden van deze door hem bewonderde man en schrijver, maar hij verduistert hier bewust een aantal gegevens. Blijkbaar kan hij inderdaad niet weerstaan aan de verleiding om de mythe te doen voortleven. Het is ook opvallend dat hij de schrijver nooit Van den Hout noemt, zelden Van der Heide, maar consequent Willem Waterman. Meijsing overtuigt echrer wél in zijn liefde voor de Bob Evers-serie. Hij bewondert de schrijver in de eerste plaats om zijn prachtige stijl

illustratie

De Stationsstraat in Amersfoort, in deel 8 van de Bob Evers-serie de Stationsweg. Willy van der Heide woonde hier op kamers in 1940.


en om zijn talent een scène krachtig neer te zetten. Een goede plot wist Waterman zelden te bedenken, maar er blijft volgens Meijsing genoeg over om van te genieten, zoals hij middels tal van inderdaad prachtige citaten laat zien. In 1950 publiceerde Van den Hout bij uitgeverij De Eekhoorn het eerste deel van deze tot op de dag van vandaag populaire reeks jongensboeken. Zo rond 1960 kreeg Meijsing zijn eerste deeltje in handen, Bombarie om een bunker (deel 28), en sedertdien wotden de ruim dertig deeltjes omvattende reeks geregeld door hem herlezen. Na de dood van de schrijver zijn enkele onafgewerkte delen voltooid door Peter de Zwaan die nu nog steeds op gezette tijden nieuwe deeltjes toevoegt aan de serie. Zie voor meer informatie: www.bobevers.nl en voorts de website van het vpro-programma ‘Andere tijden’, dat vorig jaar een programma over Waterman maakte: www.anderetijden.nl

eb


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joost van Driel

  • P.J. Verkruijsse

  • E. Bruinsma

  • over Geerten Meijsing

  • over Willem W. Waterman

  • over Segher Diengotgaf