Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur. Jaargang 20 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur. Jaargang 20
Afbeelding van Literatuur. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur. Jaargang 20

(2003)– [tijdschrift] Literatuur–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

[Literair Pieterpad]

Johan Andreas Dèr Mouw (Adwaita) in Doetinchem

13 Hét verhaal dat Dèr Mouw (1863-1919) en Doetinchem met elkaar verbindt, is het schandaal dat leidde tot zijn vertrek. Tot op heden bezit Doetinchem geen gedenkteken of straatnaam die herinnert aan Johan Andreas Dèr Mouw, hoewel hij er van 1888 tot 1903 klassieke talen doceerde aan het Doetinchemse gymnasium. Met zijn onderwijsmethode, die stoelde op een filosofische instelling en een anti-autoritaire benadering, werd hij door veel van zijn leerlingen bewonderd, maar gewantrouwd door collega's. Het leidde ertoe dat Dèr Mouw jarenlang in betrekkelijke afzijdigheid opereerde, een afzijdigheid die hij eenmaal opgaf - met grote gevolgen.

De rector van de school, die bijlessen verzorgde voor de leerlingen van wie de ouders het konden opbrengen, wist die leerlingen nog eens extra te bevoordelen door examenopgaven met ze voor te bereiden. Deze vorm van elite-onderwijs stuitte Dèr Mouw zodanig tegen de borst, dat hij op zekere dag in opstand kwam en tegen de rector uitviel. Niet zo handig was dat hij zijn protest verwoordde in de eis een van zijn eigen protegés ook een extra steuntje te geven. Zo kwam het, dat Dèr Mouw ervan beschuldigd werd zelf juist de jongens uit minder bedeelde milieus te bevoordelen. En dat nog wel met ‘ignobele’ bedoelingen. Het meest getroffen was Dèr Mouw door het verraad van Max Schwartz, de zoon van de rector, die hij met zijn eigen pedagogische inspanningen tot een zuiver en oprecht mens hoopte te maken. Uiteindelijk kostte de hele affaire hem bijna zijn leven: Dèr Mouw probeerde in deze periode tweemaal zichzelf te doden. Pas toen hij naar Den Haag was vertrokken en zich op de mystieke wijsbegeerte stortte, kon hij zich met het verleden uiteenzetten.

In versleutelde vorm komt de Doetinchemse episode terug in zijn mystieke poëzie. Zijn mislukking als pedagoog lijkt in het lange gedicht In de hoogte meermalen onderwerp van de tirade van ‘Brahman’ aan zijn eigen adres, bijvoorbeeld in het volgende fragment:

 
'K sloeg met bronzen bekkendonder kapot,
 
Episch en groot, 't elegisch klokgetinkel:
 
Nocturnespinsel van Venusgetwinkel,
 
Mijn storm verbrandde 't onder fluitenspot.
 
En 't klonk als kanonnades, schot na schot,
 
En 't klonk als lang rinkink'lend glasgerinkel,
 
Toen 'k ver in 't dal zwiepte met bliksemkrinkel
 
Kristallen koepelbouw van gletschergrot.
 
Op ieder wolkenblad een gouden letter,
 
Orakelde ik, en noodlot en sibylle:
 
Jouw wezenheid verwerklijkt zich niet hier.
 
En toen 'k - mijn laatste wijding - sloeg te pletter
 
'T half zelfbedrog, de half tragische idylle,
 
Gaf ik je als troost de stemming van King Lear.

Nescio in Elten

14 De grootmeester van de korte baan, zo kun je Nescio wel noemen. Een paar korte novellen, stuk voor stuk klassiekers, hebben de roem gevestigd van een schrijver die vaak helemaal geen schrijver wilde zijn - over hem wordt verteld: ‘Waarom schrijf je niet weer eens iets? Nescio: - Hoef ik dan? Ik ben gepensioneerd.’ Hij ging door het leven als J.H.F. Grönloh, directeur en later advi-

illustratie

seur van de Holland-Bombay Trading Company. In zijn vrije tijd trok hij erop uit en was hij een scherp waarnemer van het landschap en de natuur; gedurende de tien jaar van 1946 tot 1955 noteerde hij zijn observaties, soms droog als een boekhouder, vaak ook lyrisch als een dichter. Zijn postuum uitgegeven Natuurdagboek beschrijft tientallen plaatsen langs het Pieterpad. Elten, in de jaren na de oorlog als genoegdoening bij Nederland gevoegd, was een van die plaatsen. Grönloh (of was het Nescio zo gauw hij schreef?) registreerde de langzame vernederlandsing van het plaatsje en genoot van de omgeving.

 

Hotelletje Waning als verleden jaar, zelfde kamer. Wat geslapen en na vieren de berg op gewandeld en boven thee gedronken en op den Rijn gekeken. Hüthum, Rindern, de Schwaneturm heeft weer een spits, oliefabriek. Daarna op zij van het ‘Kurhaus’ gekeken naar 's Heerenberg en Duitschland in, geheel geel van de bloemen tot den horizon, met overal struiken en boomen. Voor den eten voor het hotel gezeten en naar de zonneëffectjes gekeken.

's Avonds om 8 uur met een auto naar Lobith, Tolkamer (net een stadje maar nix moois), Spijck en nog iets verder. Enorme Rijn. Langs de voormalige grensweg (rechts ergens een vroolijk voorheen Duitsch café, tegen de grens aan). Schitterende zonsondergang links. Over de Wildt naar den grooten weg, mochten te voet even door den slagboom en over 't bruggetje tot de grenspaal, net over het bruggetje. Wildt hier breed met nog wat avondkleur. Zomeravond en vogels. Om 9 uur in Elten terug en nog drie kwartier op het pleintje gezeten. De lichtgrijze hooge hoed van Schubert. Exceptionele dag.

 

De Waalbrug bij Nijmegen, van waaraf Japi (De uitvreter) de dood tegemoet sprong, is hooguit bij helder weer in de verte te zien.

Debrot in de Bossen bij Groesbeek

15 Hij las bij voorkeur romantici: Byron, Heine. Maar in zijn eerste Nederlandse jaren maakte Cola Debrot (1902-1981), geboren en getogen op Bonaire, voor het eerst kennis met de moderne poëzie: Herman van den Bergh, Hendrik de Vries en M. Nijhoff. Het was in de jaren 1918-1920, hij woonde in Nijmegen - ‘Ik maakte daarbij veel wandelingen in de omstreken van Groesbeek, het liefst in de motregen, het liefst als het vaag woei in de takken van iepen.’ Maar hij bleef niet zwerven door de bossen. Uiteindelijk bracht de lectuur van de moderne poëzie hem terug naar het centrum van de stad. De Pieterpadwandelaar kan zich hierdoor misschien laten verleiden tot een kort oponthoud in Nijmegen...

 

vervolg op pagina 50


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken