Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10
Afbeelding van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10

(1996)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

In en uit de Zeppelin
Aidan ChambersGa naar voetnoot1

Twee jaar nadat Annie M.G. Schmidt in Oslo de Hans Christian Andersenprijs mocht ontvangen, ging de hoogste internationale kinderboekenprijs naar Tormod Haugen. Buiten Noorwegen was zijn werk vrijwel onbekend en dat is eigenlijk nog steeds zo. De Nederlandse vertaling van ZeppelinGa naar voetnoot2 is inmiddels vrijwel onzichtbaar geworden. In onderstaand artikel vertelt Aidan Chambers hoe hij dit boek ontdekte, er door geraakt werd en voor het Engelse taalgebied toegankelijk heeft trachten te maken. Het verslag van zijn leeservaringen demonstreert een wijze van lezen en analyseren waarvoor hij in De leesomgeving en Vertel eens een lans heeft gebroken.

Zoals u misschien wel weet, zijn de Britten nauwelijks geïnteresseerd in vertaalde literatuur. En al helemaal niet in vertaalde kinderboeken. Waar landen als Zweden, Nederland, Duitsland en Noorwegen jaarlijks bijna dertig tot veertig procent van hun totale aanbod van buiten de eigen landsgrenzen betrekken, is het aandeel vertaalde kinderboeken in Engeland nooit hoger geweest dan vijf procent. In Australië en de Verenigde Staten ligt dat niet veel anders.

Om die reden besloten David Turton en ik een kleine en onafhankelijke uitgeverij (Turton & Chambers) op te zetten voor kinderboeken die in hun oorspronkelijke taalgebied tot de beste, meest vooraanstaande en vernieuwende literatuur van dat moment behoren. Het soort boeken dat ik het liefste zelf had willen schrijven. Een van mijn ‘consultants’ was Katarina Kuick in Zweden. Nadat ze mij geatten-

[pagina 6]
[p. 6]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]

deerd had op Peter Pohls meesterwerk Jan, mijn vriend, kwam ze met Zeppelin van Tormod Haugen. Ze vertelde iets over het verhaal, vertaalde een paar passages om een idee te geven van de stijl en legde uit waarom dat boek in het Engels vertaald diende te worden. Want ook een uitgever moet voortdurend kiezen en besluiten wat hij de moeite waard vindt. Uitgevers, boekhandelaren en leerkrachten oordelen altijd ten behoeve van anderen. Dat is nu eenmaal hun opdracht. Katarina schreef me:

This book is told in a kind of dream-like way. Nina is not fully aware of what is happening at the beginning, nor whether the boy is real or not, dangerous or friendly, but she grows and in the end takes the initiative, even challenges and wins over her father. Whether the boy is going to return or not is left open. The story is close to fairytale in some respects, yet is very realistic, and the portrait of Nina's family is very well drawn. The unspoken conflicts, the smiling surfaces, Nina's role as the angel, a role she hasn't chosen and doesn't want. It's a very revealing book, showing the grown-ups as the small figures they really are. I like it. More and more, actually... The book definitely grows as you think about it. It doesn't want to go away.Ga naar voetnoot3

Een verhaal over een meisje dat voor zichzelf opkomt, over een eigentijdse familie, een verhaal met een raadsel en een geheimzinnige jongen (bestaat hij of bestaat hij niet?), sprookjesachtig en toch realistisch. Dat beviel me wel. En dat gold ook voor de wijze waarop de tekst was gedrukt, in 150 korte ‘hoofdstukjes’, sommige niet langer dan één alinea. De vijf passages die Katerina voor me had vertaald, niet meer dan 284 woorden, lieten iets zien van de ongebruikelijke toon van vertellen: koel observerend maar ook intiem en lyrisch. Ze toonden aan dat de taal van dit boek minstens zo belangrijk was als de karakters of de gebeurtenissen. En dat gaf de doorslag: dit boek moest vertaald worden. De grootheid, de betekenis van het geschrevene schuilt immers net zoveel in het gebruik van de taal als in het vertelde.

En wat ontdekte ik toen ik Zeppelin eenmaal in mijn eigen taal kon lezen? In de eerste plaats riep het herinneringen op aan Het Boek van de lach en de vergetelheid van Milan Kundera, het boek dat mij de

[pagina 8]
[p. 8]

titel en de inspiratie voor Nu weet ik het leverde. Sinds Kundera onthulde hoe zijn romans beheerst en gecontroleerd worden door bepaalde woorden, zoek ik onwillekeurig naar de sleutelwoorden in de andere vertellingen. Voor Zeppelin leverde die speurtocht de volgende lijst op.

Zeppelin

Het belangrijkste woord is uiteraard Zeppelin, het woord dat iemand met rode inkt op de blauwe gymschoenen had geschreven. Een woord dat eerst verwarring zaait (wat heeft een luchtschip met dit verhaal te maken?) en later tot een toverformule wordt, een magisch woord, een teken, de toegang tot een geheim. Van meet af drong zich daarmee de taal op, de betekenis, het geheim en de muziek ervan. Geschreven taal, dat wil zeggen taal die buiten de grenzen van tijd en ruimte wil treden en tot bezinning noodt. Iemand had dit magische woord op een schoen geschreven die meestal voor trainingen wordt gebruikt. En training is een woord voor een andere aspect van het verhaal: training in de zin van oefenen, leren hoe je iets zo goed mogelijk kunt doen. Omdat dat woord met de hand op een schoen is geschreven, komen we bij de volgende sleutelwoorden.

Handen en voeten

Het eerste dat we van de geheimzinnige indringer te weten komen, zijn die blauwe linnen schoenen [hoofdstuk 19]. De eerste keer dat Nina iets van hem ziet, niet meer dan een schim, wuift hij naar haar met zijn hand [hoofdstuk 32]. Als ze hem in de esdoorn ontdekt, ziet ze eerst alleen een blote voet [hoofdstuk 35]. Drie hoofdstukken verderop, als ze de onzichtbare jongen zijn schoenen overhandigt, raken zijn handen de hare, het eerste fysieke contact, huid tegen huid, en dan weet ze het: Dit was geen droom. Het zweet breekt haar uit, ze krijgt er pijn in haar buik van en moet gaan zitten. Handen en voeten, dat is alles wat Nina van de jongen te zien krijgt als zij hem zijn eten brengt. Tot hij haar op een dag het bos injaagt en ze elkaar over de beek heen aankijken. Dan proberen lange armen en witte vingers haar omver te trekken. Nina gilt en houdt haar handen voor haar ogen om zich te beschermen. Maar bange, blauwe ogen keken haar aan tussen haar

[pagina 9]
[p. 9]

vingers door. Aardige ogen. Ze zakte neer en begon weer te huilen [hoofdstuk 63].

In advertenties voor de Gouden Gids zie je de vingers van een hand door de bladzijden lopen. Voor Zeppelin waarin handen en voeten vaak een andere betekenis hebben - de hand als creatieve schepper, als zintuig, als dat wat grijpt en vasthoudt; de voet als drager, als loper van hier naar daar, als wortel in de aarde - zou Laat je vingers praten een toepasselijker slogan zijn. En dat brengt ons bij het volgende sleutelwoord:

Ogen

Een van de sterkste sensaties bij het lezen van Zeppelin is die van het gadeslaan. Als lezer kijk ik van dichtbij naar Nina maar blijf ik zelf onopgemerkt, een geheime waarnemer. Nina op haar beurt kijkt scherp naar haar ouders, naar de jongen die zich verbergt, naar de natuur om haar heen - bomen, bloemen, water, het licht van zon en maan. Maar ze weet dat zij intussen door de jongen wordt gadegeslagen. En omdat dit boek net zoveel over taal gaat als over mensen, plaatsen en gebeurtenissen, hebben al deze sleutelwoorden nog een betekenis. De ogen waarmee we kijken is tegelijkertijd de ik die ziet en de ik die ontdekt wat het allemaal betekent. ‘Oh, I see!’ zeggen de Engelsen, maar daarmee bedoelen ze: ‘Nou snap ik wat de bedoeling is. Er gaat me een licht op.’ Aan het einde van het verhaal waar de jongen zegt: Je weet niet eens hoe ik heet, en Nina antwoordt: Nee, maar ik weet wie je bent, krijgen we dat bijzondere licht te zien. Plotseling viel er maanlicht tussen de bomen door. Ze deed de zaklantaarn uit.

Licht

Licht is het volgende sleutelwoord. En vooral het licht van de maan dat in de slotscène van het boek naar beneden schijnt alsof het Nina aan wil raken. Dat roept onmiddellijk herinneringen op aan een van de tederste, zinnelijkste en ontroerendste momenten van het hele boek, de nachtelijke scène waarin Nina het slapende huis verlaat en de jongen in zijn boom opzoekt. Daar bij het licht van de maan legt ze haar wijsvinger op zijn hand. Die hand streelt haar haar en heel voorzichtig strijkt hij met een vinger over haar neus en lippen tot zij,

[pagina 10]
[p. 10]

haar mond openend, met het puntje van haar tong op die vinger de smaak van esdoorn en zilver maanlicht proeft [hoofdstuk 105]. Dan praten ze een tijdje. Over zichzelf, over hun ouders, over wat de jongen heeft gedaan en waarom. En dan lezen we:

De dag was om dingen te doen.
De nacht was voor overpeinzingen.
Vond Nina.
Nieuwe gedachten. Andere gedachten.
Nachtelijke overpeinzingen
.

De zaklantaarn van Nina is een kunstmatig, modern en door de mensen gemaakt instrument waarmee je iets kunt zoeken of de weg kunt vinden. Met zijn scherpe mannelijke vorm en smalle lichtbundel doordringt het een klein duister gebied. De maan daarentegen, oud en natuurlijk, verlicht de nacht en verspreidt een zacht licht dat we traditioneel verbinden met verbeelding, het vrouwelijke, het onbewuste en onze gevoelens. Daarom wordt in popteksten zo vaak bij het licht van de maan naar tedere omhelzingen gesmacht en denkt men dat mensen gek worden van het licht van de maan.

In de negentiende eeuw waren maanziek en gek hetzelfde. En gek betekent ziek, gestoord (krank) maar ook dol en boos. ‘Ik ben zo kwaad dat ik je wel zou kunnen slaan,’ zeggen we wel eens. Ook in Zeppelin zit veel boosheid. Het is een van de belangrijkste elementen. Omdat de jongen boos is op zijn ouders die hem verwaarlozen, is hij weggelopen. En om dat weglopen draait het hele verhaal.

Aandacht

Aandacht is misschien wel het allerbelangrijkste woord, het woord dat de sleutel is voor alle andere woorden. We hebben licht nodig om te zien hoe de weg er uit ziet. We hebben ogen nodig om te ontdekken wat het licht te zien geeft. We hebben voeten nodig om ons te brengen waar we heen willen gaan, en handen om het object van ons verlangen vast te grijpen. ‘Maar hij zeide tot hen: Indien ik in zijn handen niet zie het teken der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven.’ [Johannes, 20 vers 25]. Ieder van ons heeft behoefte aan aandacht. We weten ook dat als we van iemand houden, dat we dan

[pagina 11]
[p. 11]

alle aandacht geven die we hebben. Dat is liefde. Tegelijkertijd is er zo iets als tekort aan aandacht - de jongen lijdt daaronder - én de overmaat aan aandacht waar Nina zich tegen verzet.

‘Ze roepen me altijd,’ zei Nina.
‘Ze roepen me nooit,’ zei hij.
‘Ze vragen me altijd wat ik aan het doen ben en waar ik ben.’
‘Ze vragen nooit wat ik doe en waar ik ben.’
‘Ik mag bijna nooit doen wat ik wil.’
‘Ik mag bijna alles doen wat ik wil.’
‘Ik kan nooit eens lekker alleen zijn.’
‘Ik kan altijd alleen zijn.’
‘Ze bemoeien zich met alles wat ik doe.’
‘Ze bemoeien zich nergens mee.’
[hoofdstuk 109]

De jongen is boos omdat zijn ouders hem niet geven wat hij nodig heeft. Daarom is hij weggelopen, om hun aandacht te trekken. Nina, beknot en betutteld door haar overbezorgde ouders, is niet zozeer boos maar heeft het gevoel dat ze zal stikken. Daarom wil ze weg. Nina geeft de jongen de aandacht die hij nodig heeft - ze brengt hem zijn schoenen zodat hij weer rond kan lopen, pikt voedsel om hem in leven te houden, luistert naar hem en accepteert hem zoals hij is. De jongen, gesteund door die aandacht en de omstandigheden, geeft Nina het soort aandacht dat hij zelf wil hebben. Daarmee verschaft hij haar de mogelijkheden te doen wat ze moet doen om de vrijheid te verwerven die ze nodig heeft. Dat alles bij elkaar maakt Zeppelin in de eerste plaats een liefdesverhaal.

Het is ook een verhaal waarin de jongen aanvankelijk meer begrijpt dan het meisje die aan het einde meer doorheeft dan de jongen. Je weet niet eens hoe ik heet, zegt hij op de laatste pagina als Nina hem in zijn hol achterlaat. Nee, zegt Nina, maar ik weet wie je bent. Je weet ook niet eens wat Zeppelin betekent! zegt hij dan. Nee, riep Nina terug, maar ik weet wat je ermee kunt doen. Weten hoe de magie werkt, zonder de betekenis ervan te kennen, weten dat het geheim van het leven ligt in de liefdevolle aandacht die je voor het leven zelf hebt, dat is wat Nina heeft geleerd en waar het boek in wezen over gaat. Ze heeft de weg gevonden. Daarom kan ze haar zaklantaarn uit doen en bij het licht van de maan teruglopen naar haar vader die haar opwacht op de plaats waar ze hem heeft achtergelaten aan de rand van het bos, aan het eind van het pad dat naar huis leidt.

[pagina 12]
[p. 12]

Het boek biedt meer van dat soort dualiteiten (de beslotenheid van het zomerhuis tegenover de wijde wereld buiten het hek, kinderen en volwassenen, goed en slecht, kijken en bekeken worden) die ik graag nader zou verkennen, maar omwille van tijd en ruimte kan ik beter eerst een andere vraag aan de orde stellen: Hoeveel verhalen zitten er eigenlijk in Zeppelin?

Meer dan één verhaal

In de eerste plaats is Zeppelin natuurlijk een voorbeeld van het oudste kinderboekengenre ter wereld, dat van het vakantieverhaal. Maar anders dan in dergelijke verhalen beleeft Nina ook een innerlijk avontuur, een avontuur dat meer in haar zelf plaatsvindt dan daarbuiten. De schat die gevonden moet worden, het geheim dat opgelost moet worden, de beproevingen die doorstaan moeten worden, liggen niet ver weg in het verborgene, het zijn de schatten van de geest, geheimen van een bewustzijn dat veroverd wordt met zedelijke moed, eerlijke emoties en zorgvuldig gedrag. Niet de buitengewone, ongebruikelijke, fantastische eigenaardigheden van het leven dringen zich op, maar de gewone, alledaagse werkelijkheid. Maar dan zo gepresenteerd en verteld dat ze een welwillende lezer volledig nieuw voorkomen.

In termen van receptietheoretici zou je kunnen zeggen dat Haugen het vertrouwde genre ontregelt en een vreemd aanzien geeft zodat we het met nieuwe, andere en frisse blik kunnen bezien. Daardoor krijgt het gewone een ongewone glans. Anders gezegd, Haugen herschrijft de werkelijkheid. Volgens sommigen, en daar reken ik ook mezelf toe, kan alleen dit soort fictie literatuur genoemd worden. Literatuur als kunstvorm is bepaald door deze vervreemdende herschrijvende kwaliteit. En die vervreemding of ontregeling slaat niet alleen op de manier van schrijven, maar ook op de manier van lezen. Lezers die dit soort fictie afwijzen, gebruiken termen als ‘moeilijk’, ‘saai’, ‘gek’. Wat ons terugvoert naar dat ingewikkelde onderwerp dat van het oordelen over en verantwoordelijk zijn voor de manier waarop mensen lezen.

Zeppelin is ook een familieverhaal. Twee families zijn tegenover elkaar gezet in de wijze waarop zij liefde tonen, aandacht geven, de waarheid verbergen of vertellen. Wat voor verantwoordelijkheden hebben ouders naar hun kinderen? En wat zijn kinderen, als er al iets

[pagina 13]
[p. 13]

van hen verwacht mag worden, aan hun ouders verschuldigd? Zijn er dingen die volwassenen beter niet aan kinderen kunnen vertellen? En op welk moment van hun ontwikkeling kunnen en mogen kinderen ‘hun eigen weg gaan’, ook als dat betekent dat ze ongehoorzaam moeten zijn en hun ouders moeten bedriegen? Wat betekent het eigenlijk om in deze tijd kind te zijn?

Zeppelin onderzoekt deze vragen zonder ze expliciet aan de orde te stellen. Natuurlijk, alle verhalen hebben een morele lading - elk verhaal gaat over de vraag wat gebeurt er met wie en waarom - maar sommige willen expliciet inzicht bieden in het ‘waarom’ van iemands handelen - ze gaan daar over - terwijl andere die morele kwesties zoveel mogelijk laten liggen. Zeppelin dwingt de lezer stil te staan bij de morele vragen die het oproept. Het is geen familieavontuur à la Enid Blyton dat we lezen om te weten hoe het afloopt, maar een verhaal over een keerpunt in de geschiedenis van een familie waarbij we vooral letten op het gedrag van de verhaalfiguren.

Omdat ook de plaats waar een verhaal speelt dikwijls een betekenisdragend element is, wilde ik weten waar dit vakantiedrama speelt: in de tuin van een zomerhuis, in het bos en de velden achter het tuinhek. En omdat we nieuwe verhalen altijd lezen vanuit de verhalen die we kennen, belandde ik vanzelf bij de verhaaltraditie waartoe De geheime tuin van Frances Hodgson Burnett en Tom's midnight garden van Philippa Pearce behoren. In deze verhalen weerklinkt de Engelse vooringenomenheid met de verloren pastorale idylle, maar ook het bijbelverhaal over de verdrijving uit het Paradijs nadat de mens gegeten had van de boom van kennis, en de drama's die in onze dromen spelen.

Verhalen over geheime tuinen gaan immers ook altijd over uitbreken, weglopen, opgroeien. Vaak helpt de ene verhaalfiguur de ander te ontsnappen, waarbij hij of zij zich opoffert, sterft of in gevangenschap achterblijft opdat de ander kan groeien en voortbestaan. In Zeppelin is het aanvankelijk de jongen die Nina helpt. Aan het eind zijn de rollen omgedraaid. Dan heeft Nina zoveel zelfvertrouwen gekregen dat ze terug kan keren naar de tuin en haar wachtende vader, terwijl de jongen in zijn hol in het bos achterblijft.

Een jongen en een meisje, een huis, een bos, een ontsnapping en de terugkeer naar huis... dat herinnert me aan een ander verhaal, dat van Hans en Grietje. In dat sprookje is het eerder de liefdeloze moeder dan de overbezorgde vader die de kinderen gevangen houdt, maar ook hier is het de jongen die de initiatieven neemt maar de ontsnap-

[pagina 14]
[p. 14]

ping uiteindelijk niet kan realiseren. Het meisje komt met de oplossing. In beide verhalen is er een ongelukkige breuk tussen ouders, is er iets mis met de liefde tussen ouders en kinderen en is er een wisselwerking van mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten. In beide verhalen keren de protagonisten wijzer en gerijpter naar huis terug.

Zij die niet terugkeren, zijn dood omdat ze het leven als zodanig hebben afgewezen - de stiefmoeder in Hans en Grietje - of hebben het leerproces nog niet voltooid. Dat laatste geldt met name voor de jongen in Zeppelin. Hij heeft meer tijd nodig om te begrijpen en te accepteren wat het leven van hem vraagt. Daarom blijft hij nog een tijdje in zijn donkere, eenzame hol, ver weg in het woud.

Er zijn heel wat aanwijzingen waaruit blijkt dat de verteller deze associaties nadrukkelijk wil oproepen. Met name in hoofdstuk 24:

 
Zeppelin....
 
net of het uit een sprookje kwam.
 
Simsalabim, abrakadabra en Sesam open u voor verborgen schatten in bergen en grotten.
 
Sprookjesschatten.
 
Maar er stond Zeppelin op een echte, blauwe gymschoen.

Hier zijn sprookjesattributen gecombineerd met de werkelijkheid van elke dag. Die blijkt uit de penibele aanblik van een paar jongensschoenen. Vanuit het sprookje, het soort verhaal dat veel kinderen uit hun vroegste jeugd kennen, beweegt Haugen geleidelijk naar een aan de traditionele literaire roman ontleende vorm, een op het karakter gebaseerde morele verkenning van het dagelijks leven in een eigentijdse wereld. Zo neemt hij zijn lezers vanuit het bekende mee naar wat ze nodig hebben om zichzelf en hun ervaringen te begrijpen. Juist in de puberteit worden we onszelf bewust, beginnen we het eigene van onze persoonlijkheid en de motieven van ons gedrag te onderzoeken. Daar is wat Jerome Bruner de conjunctiverende kwaliteit van het verhaal noemt voor nodig. Die helpt ons te begrijpen wat het betekent man of vrouw te zijn, wat moed is. Die helpt ons in te zien dat het leven ingewikkelder en subtieler is dan de eenvoudige, kinderlijke verdeling in goed of slecht, terecht of onterecht, juist of verkeerd, zwart of wit.

Na eerste lezing zag ik Zeppelin dus als een eigentijdse psychologische roman met de symboliek van het sprookje waarin de vakantieavonturen van een familie omslaan in een psychologisch drama, een

[pagina 15]
[p. 15]

identificatieverhaal over het afstand doen van kinderlijke afhankelijkheid en inzicht krijgen in wat het betekent jezelf te zijn, zorg te dragen voor een ander en de ander te accepteren voor wat hij is. En hoe meer ik erover nadacht, hoe meer oog ik begon te krijgen voor de ontsnapping van Nina uit de schaduw, eerst die van haar vader, en dan die van de geheimzinnige jongen in de boom. Beiden, de vader en de jongen, blijven steken, zijn in hun ontwikkeling begrensd. In opdracht van Nina blijft Martin [de vader, jl] aan het eind van het tuinpad wachten terwijl zij de jongen in het bos gaat zoeken waar ze hem in zijn hol aantreft. Ook als de jongen niet reageert op haar verzekering dat hij veilig terug kan keren - Ze willen dat je thuiskomt... Je krijgt geen pak slaag of straf of zo iets - biedt ze hem hulp voor de toekomst - Ik blijf de hele zomer hier, en ik had gedacht dat we misschien vrienden konden zijn -. Als hij dan nog steeds niet reageert, laat ze hem in zijn zelfgekozen eenzaamheid achter en keert zij terug naar haar wachtende vader. Het is het meisje dat de leiding neemt, de mannen lopen in haar kielzog.

Op die manier gelezen is Zeppelin een modern feministisch verhaal. Niet feministisch in de enge politieke betekenis van dat woord, maar in psychologische en sociale zin. Lissa Paul, een gewaardeerd feministisch critica in Canada, heeft de vragen geformuleerd waarmee je het mannelijke of vrouwelijke karakter van een verhaal kunt vaststellen.

Wie spreekt en wie ziet?

Wie geeft de opdrachten en wie voert ze uit?

Wie zit boven en waarom?

Wie wint en wie verliest?

Wie blijft thuis en wie gaat?

Wie vecht omwille van de eer? Wie liegt en wie vlucht?

Het beantwoorden van deze vragen voor Zeppelin is niet alleen leerzaam maar ook buitengewoon amusant. Bijna alle mannelijke conventies blijken aan het einde van het verhaal veranderd dan wel omgedraaid.

Italo Calvino

In Six memos for the Next Millenium schreef de Italiaanse romancier en criticus Italo Calvino: In the even more congested times that await us, literature must aim at the maximum concentration of poetry and of thought

[pagina 16]
[p. 16]

[p. 51]. En even verderop: I would say that the rule of ‘Keep it short’ is confirmed by long novels, the structure of which is accumulative, modular, and combinatory [p. 120, Harvard University Press, 1988]. Zeppelin is de volmaakte demonstratie van wat Calvino bedoelt, maar dan voor kinderen. En van dat soort verhalen zijn er veel te weinig. De crisis in de kinder- en jeugdliteratuur zoals ik die in de Engels sprekende landen waarneem, is met name te wijten aan de voorspelbaarheid van wat er voor jongeren wordt gepubliceerd. En het is dat meer van hetzelfde dat we associëren met massaprodukten. Terwijl het bij literatuur, met name in een tijd waarin allerlei razendsnelle media triomfen vieren en alle communicatie enkelvoudig en oppervlakkig dreigt te maken, juist gaat om de uitwisseling van wat anders is. Literatuur moet de verschillen niet afzwakken maar juist aanscherpen, betoogt Calvino [p. 45].

Ieder boek dat dat voor kinderen weet te bereiken is buitengewoon waardevol. Zeppelin is één van die boeken. En dat was al duidelijk voor ik er één woord van had kunnen lezen. De stapelende, steeds wisselende en combinerende structuur bleek uit de ordening in korte genummerde passages; de strakke, korte zinnen verrieden de geconcentreerde aard van het proza. Toen ik de tekst zelf kon lezen, moest ik meteen denken aan de latere romans van Marguerite Duras en aan Het ijspaleis van de Noorse auteur Tarjei Vesaas. In sfeer, denkbeelden en structuur vertoont dat boek veel overeenkomsten met Zeppelin. De opeenvolgende genummerde ‘shots’ hebben ook iets van een scenario of filmscript. Er zijn aanwijzingen voor de hoek vanwaaruit gefilmd en gehandeld moet worden, dialogen zonder suggestie over hoe er gesproken moet worden, en precieze aanwijzingen voor de plaats, het decor en de belichting. Natuurlijk is er ook dat aspect van het leven waar scenario's nooit goed in zijn en dat zo typerend is voor de roman: het drama van het innerlijke leven, van de geest en de ziel. In Zeppelin is zelfs dat aspect zo behandeld dat een goed acteur en regisseur begrijpt wat er in de figuren omgaat zonder dat dat expliciet uitgelegd hoeft te worden.

De ontvangst

De Engelse vertaling van Zeppelin verscheen in 1991 in Engeland en Australië en in 1994 in de Verenigde Staten. In Engeland was de receptie tamelijk mager, zeker wat betreft het aantal recensies of

[pagina 17]
[p. 17]

besprekingen op radio en televisie. De meest waarderende opmerkingen kwamen van Margery Fisher in haar dertig jaar oude eenvrouwsonderneming Growing Point. Voor haar was Zeppelin een sociologische studie van het familieleven:

There is an element of childhood adventure in Zeppelin as Nina retrieves a lost trainer for the oddly named boy and climbs into his refuge to hear more about his indifferent parents and his plans for an active protest against their neglect; but she acts still more decisively when she speaks out for all children forced to take a hard look at their elders and betters. From Norway, cast in the form of short paragraphs indicating changes of scene or of actors leading to longer scenes in house or garden, the story is told in a laconic, detached style so that the author never intrudes on the two young people who carry the mood and tone of a searching view of family life in our times.

Sarah Balderson, docente aan een middelbare school, in The Essex Review of Children's Literature, een recensietijdschrift, vond de roman:

rather strange and it is difficult to say whether I enjoyed it or not... There is a fairytale quality about the book: language and plot alike. ... A strong point was the simple layout which made the book very accessible. Also, the vocabulary was straightforward, just as it would be from a child's viewpoint. The book could be read on a very simple level but the messages concerning growing up and parental conflict were there and would be apparent to the older reader.... It's worth a read.

Een andere docent, Christopher Fettes in het Ierse Children's Book Review, wees de roman af omdat hij vermoedde dat de stijl van het boek met zijn 150 hoofdstukjes en korte zinnetjes niet veel kinderen zou bevallen. Volwassenen daarentegen moesten het zeker proberen en zouden er dan misschien wel meer in aantreffen dan hij. En dat was het zo ongeveer, voor Engeland althans, waar overigens in vier jaar tijd duizend exemplaren van Zeppelin zijn verkocht. Aanzienlijk meer dan gebruikelijk is voor vertaalde kinderboeken. Alle paper-back-uitgevers hebben het boek afgewezen vanwege het te literaire karakter dat het ongeschikt zou maken voor het grote publiek.

In Australië waar meer podia zijn voor het bespreken van kinderboeken, waren de reacties levendiger en diepgaander. Men had met

[pagina 18]
[p. 18]

name oog voor de verschillende betekenislagen van het psychologische verhaal (vakantie-avontuur, betekenis van fantasie, weggroeien uit de kindertijd, dunne scheiding tussen fantasie en werkelijkheid, commentaar op volwassenen, het ontbreken van sluitende antwoorden). Jonathan Appleton van Rippa Reading vond het een prachtig en kunstig geschreven roman met de magische kwaliteit van poëzie... die confronteert met de angsten in onszelf. En alhoewel het aantal inwoners van Australië slechts een kwart is van die in Engeland, werden daar in vier jaar tijd eveneens duizend exemplaren verkocht.

 

Tegenover de reacties van volwassenen en professionals plaats ik die van een groep dertienjarige meisjes in Adelaide in het zuiden van Australië. Ze vonden het zonder uitzondering een fijn boek:

-origineel van opzet en stijl...ongebruikelijk...de verschillende stijlen van schrijven.
-het ging over de twee kanten van Nina, haar goede en haar slechte kant, en over twee soorten ouders. De ene ouders vonden alles goed en de andere bijna niets.
-Het ging over de geheimen van Nina en hoe ze ze bewaarde.
-Nina was een enig kind. Ouders met één kind zijn altijd anders dan die met een groot gezin.
-Nina wilde vooral zichzelf zijn.
-De jongen had Nina geholpen uit haar hol te kruipen en zichzelf te worden. Maar het kan ook zijn dat de jongen helemaal niet echt was, dat Nina hem maar bedacht had. De schoenen waren echt, maar het kan zijn dat Nina de jongen bedacht heeft.
-Het oppakken van de schoenen is voor Nina de eerste stap om van huis weg te lopen en zichzelf te worden.
-Het verhaal is aan het einde net een sprookje. Dat staat ook ergens.

 

Het einde vond iedereen mooi, alhoewel een enkeling liever had willen weten hoe het met de jongen afliep. Het was ze ook opgevallen dat Zeppelin er anders uitzag dan de boeken die ze tot dan toe hadden gelezen.

 

-De korte hoofdstukjes waren net gedichtjes. Makkelijk te lezen, waardoor je bleef lezen.
-Vooral aan het begin leken het net gedichtjes met allerlei
[pagina 19]
[p. 19]
‘sleutelwoorden’. Elk hoofdstukje bevatte een idee, een visie of momentopname.

 

Ze vonden het fijn dat de figuren niet echt beschreven waren. Deze opmerkingen stonden ook allemaal in de brief van Nhan Nguyen:

Dear Mr Chambers, My name is Nhan Nguyen and I am in Mrs Stewart's Year 8 English class. My name is different because I am half Vietnamese, half Chinese. I read Tormod Haugen's book Zeppelin and I'd like to express my views on the book in this letter. I usually don't read these types of books (setting-out wise) so when I read it, I found the book quite interesting and new.
At first it was a bit hard to follow but I soon got the hang of it. The numbers I thought were sections, parts. They were neither paragraphs nor chapters. I thought every part expressed an idea and they all fitted together. The language was very precise. It had a lot of description and it gave me a clear understanding but there were times when I was a tad lost.
From my point of view, the book was about Nina, the main character, and ‘the boy’. Nina's life was totally different from ‘the boy's life’. Nina had very over-protective parents that dominated a large portion of Nina's life but the boy thought that his parents forgot they had children and that they just thought about themselves. Nina's parents were very concerned about Nina and where she was but the boy had a lot more freedom.
I thought the story kind of reflected on some of nowaday's lifestyle. Many families have parents who fight, children who run away and maybe even divorces similar to the boy's life. Also, the emerging self thing. Some people still have very overprotective parents in this modern world and have to break their way out
.

Een ander meisje, Leda Langberg, dat net zo enthousiast was, gebruikte beelden uit het verhaal om haar gevoelens uit te drukken:

Dear Mr. Chambers, I am writing to tell you just how much I enjoyed Zeppelin. It was one of the best books I have ever read and although there are many words in the English language, there is only one that to me best describes Zeppelin: Fantastic! I especially liked chapter 96. To me it tells much of the story by itself because Nina was....
Something distinctive
Not Ria, Not Otto.
Not Martin. Not Eva
.

[pagina 20]
[p. 20]


Something distinctive
Something Nina
I thought the book was about Nina being her own person and finding the magic that the dark sheet of night holds behind it. She was doing what Nina wanted, not what Eva and Martin thought she should do. I believe Nina did discover what was behind the night time. It was fear, but it ended with a silver moon
.

Vergelijkbare opmerkingen ontving ik van leerlingen in Engeland, sommigen zo jong als negen, anderen al op een pedagogische academie. Over één ding is iedereen het eens: Zeppelin is niet het soort boek dat veel mensen uit zichzelf zullen kiezen. Het heeft een intermediair nodig. Het is mijn ervaring dat je zo weinig mogelijk over het boek zelf moet zeggen en beter de hoofdstukken 17 tot 21 kunt voorlezen - de passages waarin Nina en haar ouders bij het zomerhuis arriveren, ontdekken dat er een indringer is geweest en de blauwe sportschoenen vinden. Dat is genoeg om de nieuwsgierigheid te prikkelen, om te laten zien hoe het verhaal werkt en ervoor te zorgen dat anderen het boek willen lezen. Het is het soort boek waarover je vooraf weinig kunt zeggen en des te meer daarna.

Het lezen van anderen

En dat brengt me weer bij het punt dat ik eerder aanstipte, dat van het oordelen en verantwoordelijk zijn voor het lezen van anderen. Wat iedereen daar ook over mag zeggen, het is niet te vermijden dat volwassenen die anderen willen helpen aandachtige en kritische lezers te worden, beslissingen moeten nemen namens lezers in de leer. Wij moeten besluiten hoe we hun aandacht kunnen richten op welke boeken en op welk moment. Natuurlijk, beginnende lezers mogen zo vaak als maar mogelijk is ook hun eigen keuzes maken. Maar uit welk aanbod moeten ze kiezen? Uit de boeken in de klas of de school? De boeken uit de bibliotheek? Uit de boekwinkel, de supermarkt, de kiosk? Voor elk aanbod geldt dat iemand een selectie heeft gemaakt uit alles wat er is. Lezers in de leer zijn dus altijd afhankelijk van de keuzes van anderen voordat zij hun eigen keuzes kunnen maken. Het idee dat we ooit een volledig vrije keuze kunnen maken, is vals en onbruikbaar.

Afgezien daarvan kan niemand van ons ooit alles of ongeveer alles

[pagina 21]
[p. 21]

lezen van wat we kennen of zouden willen lezen. We moeten allemaal keuzes maken. Weten hoe en waarom je moet kiezen maakt deel uit van wat we geletterdheid noemen. Als we geluk hebben gaan ouders hun kinderen daarin voor. De meesten echter moeten het op school leren. En dan is te hopen dat ze les krijgen van leerkrachten die zelf geletterd zijn.

Dat betekent dat scholen en bibliotheken als plaats van opvoeding, als schatkamer en bron voor allerlei boeken, de verantwoordelijkheid hebben toegankelijk te maken wat niet makkelijk gevonden kan worden in commerciële, op winst gerichte kanalen, en wat het hele literaire veld van een natie, verleden en heden, vertegenwoordigt. Scholen en bibliotheken hebben de verantwoordelijkheid onervaren lezers te helpen hun leesgebied uit te breiden door hun aandacht te richten op literatuur die niet meteen populair is en vaak als ‘moeilijk leesbaar’ wordt ervaren.

Beoordelen hoe belangrijk het is dat jonge lezers kennis maken met dit of dat boek en het moment waarop dat moet gebeuren, is nooit makkelijk geweest en heeft alles te maken met educatieve, politieke en morele kwesties. Sommige mensen proberen die oordelen met een verwijzing naar structuralisme en de verrukkingen van het postmodernisme te omzeilen. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. In werkelijkheid worden onderwijzers en bibliothecarissen elke dag geconfronteerd met kinderen die maar weinig tijd hebben om te lezen, die maar één keer in hun leven vijf, zes, tien, vijftien en twintig jaar oud zijn en die, als het mis gaat, niet terug kunnen om een en ander eens dunnetjes over te doen en eerder één bepaald boek dan een heleboel boeken nodig hebben. Kinderen verwachten terecht dat volwassenen iets toe proberen te voegen aan wat zij al wisten; ze willen helemaal niet aan hun lot overgelaten worden. Als leerkrachten en bibliothecarissen niet helpen datgene te doen wat je alleen niet kan, als ze je niet helpen lezen wat je uit jezelf nooit gekozen zou hebben, wat heb je er dan aan? Wat zal je je druk maken om volwassenen die je niet kunnen helpen iets meer te worden dan je uit jezelf al was?Ga naar voetnoot4

De gevraagde oordelen zijn zo belangrijk en zo moeilijk dat je ze beter niet op je eentje kan vellen. Zij die zich aangesproken voelen zouden daar voortdurend met elkaar over moeten praten om aldus

[pagina 22]
[p. 22]

samen te ontdekken waarom het ene boek belangrijker is dan het andere en hoe we er de jonge lezers mee kunnen bereiken. De lijst van dergelijke boeken - de canon - zal voortdurend veranderen. En dat is goed. Het is onvermijdelijk en het is ook altijd zo geweest. Belangrijk is dan vooral te weten hoe die veranderingen tot stand komen: naar wie luisteren we, welke vragen kunnen en moeten we aan literatuur stellen en hoe brengen we onze ideeën onder woorden. Tijdens mijn lerarenopleiding heb ik er nooit aan gedacht het soort feministische vragen te stellen die ik hierboven citeerde. Niemand heeft me ooit het belang daarvan bijgebracht. Nu een aardige collega me daar op gewezen heeft, heb ik mijn mening over kinderboeken die ik vroeger belangrijk vond, enigszins bij moeten stellen. In The Company We Keep: An Ethics of Fiction zegt Wayne C. Booth (University of California Press, 1988) dat als volgt:

We moeten onze rugzakken niet alleen vullen met het beste dat ooit gedacht of gezegd is, we moeten vormen van kritisch overleg vinden die onze waardering breder, dieper of nauwkeuriger maakt...een overleg dat ergens toe leidt, dat meer is dan het uitwisselen van subjectieve opvattingen, zodat we van elkaar leren...

Dit is een belangrijke opdracht. Wij vakgenoten moeten onderling beter met elkaar leren praten en we moeten uitzoeken hoe we kinderen kunnen helpen beter over hun leeservaringen te praten. Dat is de kern van geletterdheid én van opvoeding tot lezen en literatuur.

Binnen de kinderliteratuur gebeurt dat zelden of nooit, terwijl de receptie van Zeppelin door jonge lezers er juist op wijst dat het boek zich bij uitstek laat introduceren aan leerlingen tussen de tien en dertien. Een paar regels uit het boek vatten samen waarom dat zo is:

Je kon maar het best voorzichtig zijn.
Zeppelin - het was maar een gedachte.
Het woord glansde. Het straalde.
Nina sloot haar ogen en nam het woord in zich op.
Gek...
Het leek net of het een plaatsje binnen in haar had gevonden
.

voetnoot1
De vertaling en bewerking van deze lezing, die in 1995 ter ere van Tormod Haugen in Oslo is uitgesproken, was in handen van Joke Linders.
voetnoot2
In 1982 bij Van Goor verschenen in een vertaling van Ineke Due-Schovers. Andere in het Nederlands vertaalde titels: De nachtvogels (1981), Het witte slot (1982), Droomgezicht (1984), De dag die verdween (1984), De verdwenen koning (1991) en De dinosaurussen komen (1993).
voetnoot3
Alle commentaren op Zeppelin zijn, vanwege de couleur locale, onvertaald gelaten.

voetnoot4
Meer hierover in Aidan Chambers: De leesomgeving en Vertel eens, Querido 1995.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken