Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
Afbeelding van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20

(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

Boeken met een kontje
Promotie van Zwart als inkt van Wim Hofman op pabo en basisschool
John Louws

John Louws is docent Nederlands op de pabo van de Hogeschool Zeeland. Hij geeft daar al jaren een module jeugdliteratuur aan eerstejaars pabostudenten. Een van de doelstellingen van die module is dat de studenten in aanraking komen met schrijvers en boeken uit de jeugdliteratuur die de meesten van hen nog niet kennen. Het gaat dan om literaire schrijvers als Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert, Toon Tellegen en Wim Hofman.

Wat leest de huidige pabostudent?

Het zou interessant zijn om een onderzoek te doen naar het referentiekader en met name de leeservaringen van de huidige eerstejaars pabostudenten. Ik kan alleen maar afgaan op indrukken naar aanleiding van gesprekken met studenten in de afgelopen jaren en datgene wat ze in hun analyses van kinderboeken schrijven. Met welke leeservaringen komen zij de opleiding binnen? Wat hebben ze gelezen en wat lezen ze nu? Hoe kijken ze aan tegen boeken van schrijvers als Toon Tellegen, Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert en Wim Hofman?

Het is al te gemakkelijk om hier een litanie af te steken over een afnemende interesse bij studenten voor het lezen in het algemeen en het lezen van literatuur in het bijzonder. In de NRC van 10 september 2005 gaat Cyrille Offermans in op de vraag of er een verplichte canon voor het literatuuronderwijs moet komen. Hij vindt van niet. Wel wil hij dat er veel zwaardere eisen gesteld worden aan de lerarenopleiding, ‘alles staat of valt met het niveau van de docenten’. Dat is zeker waar, maar ook andere factoren spelen een rol.

Belangrijk is dat we op de pabo - niet alleen in Zeeland - te maken krijgen met een steeds grotere instroom vanuit het mbo en dat studenten met havo of vwo door het veranderde literatuuronderwijs nauwelijks meer weet hebben van topics uit de Nederlandse literatuur. Vijf jaar geleden slaakten enkele studenten nog wel een onderdrukte zucht als ik vroeg of ze De Avonden gelezen hadden, tegenwoordig krijg je geen enkele reactie. Van de titel hebben de studenten nooit gehoord, laat staan dat ze weten wie het geschreven heeft. De tijd dat docenten dit soort boeken aan de orde stelden, is ‘voorbij, voorbij, voorgoed voorbij’, enkele docenten in het vwo uitgezonderd.

[pagina 73]
[p. 73]

Leerlingen in het voortgezet onderwijs (met name meisjes) lezen nog wel, maar dan vooral jeugdboeken. Vraag je eerstejaars pabostudenten wie Blauwe plekken van Anke de Vries of Spijt! van Carry Slee heeft gelezen, dan verschijnt er een woud van vingers. Vooral de laatste auteur is populair en met name deze titel: gemiddeld heeft de helft van mijn eerstejaars studenten dat boek gelezen. Vraag ik of ze wel eens een boek gelezen hebben van Toon Tellegen, Joke van Leeuwen of Wim Hofman, dan krijg ik slechts enkele reacties. Zelfs in Vlissingen, de stad van Wim Hofman, is het aantal studenten dat een boek van hem gelezen heeft, gering. Dat was tien jaar geleden duidelijk anders: nog al wat studenten hadden toen Wim of Het vlot gelezen, hoewel lang niet altijd met plezier. De huidige generatie pabostudenten kent zijn werk niet of nauwelijks.

Daarom is het goed dat we 2006 tot Hofman-jaar hebben uitgeroepen en dankzij de uitgave van een keuze uit het oudere werk, Van Aap tot Zip, en twee heruitgaven, Wim en Het Vlot, bij Querido, zijn werk weer onder de aandacht kunnen brengen van een breed publiek.

Opmerkelijk genoeg blijken pabostudenten over het algemeen dezelfde voorkeuren te hebben als de kinderjury: Jacques Vriens, Carry Slee, Paul van Loon en de laatste jaren de Harry Potter-boeken scoren zeer hoog. Helma van Lierop wees daar onlangs nog eens op in Middelburg tijdens een lezing over de leesvoorkeur van kinderen, al waarschuwde ze er wel voor dat we niet moeten generaliseren: er is altijd een aantal kinderen - en studenten - dat (ook) andere boeken leest.

Roem is vergankelijk en nieuwe schrijvers duiken op. Roald Dahl wordt door mijn studenten minder gelezen dan in het verleden. Tot mijn verbazing kwam Francine Oomen nog nauwelijks voor op de lijstjes van favoriete schrijvers. Dat zal de komende jaren wel veranderen als de huidige Francine Oomen-lezers uit het basis- en voortgezet onderwijs de pabo binnenstromen. Guus Kuijer vormt een gunstige uitzondering, al zijn de Madelief-boeken bij mijn studenten veel bekender dan die over Polleke en Mimoen. Die kwamen uit toen de huidige eerstejaars net het basisonderwijs uitstroomden. Door de film Polleke (2003), die in september 2005 in afleveringen op tv werd uitgezonden, zal de aandacht voor deze boeken misschien toenemen.

Het hoofdartikel ‘Jeugdboek is het papier voorbij’ in de NRC van 6 september 2005 wijst op de tendens dat de ‘multimedialisering van het kinder- en jeugdboek’ steeds vaker voorkomt, althans als het gaat om populaire schrijvers. Maar of veel kinderen Guus Kuijers Het boek van alle dingen, in 2005 bekroond met de Gouden Griffel, zullen lezen, is veel minder zeker.

[pagina 74]
[p. 74]

Boeken met een kontje

Als pabodocent wil ik studenten niet alleen enthousiast maken voor kinderliteratuur en hen wijzen op schrijvers en boeken die op de een of andere manier bijzonder zijn. Het is de drang van de schoolmeester in me om de studenten te laten ervaren dat er meer is dan de boeken van Carry Slee. Dat blijft overigens oppassen! Je overspeelt snel je hand in je enthousiasme. Voor je het weet, ervaren studenten die promotie als het verplicht lezen van ‘moeilijke boeken’. Bovendien vind ik het niet juist om de boeken van Paul van Loon, Carry Slee, Jacques Vriens en andere populaire schrijvers af te doen als minder goed of minder interessant.

Studenten stellen in het eerste jaar naar eigen keuze een lijst samen van boeken waarvan ze een analyse maken en waarover ze met een andere student ervaringen uitwisselen. Ik onderscheid daarbij drie categorieën:

1.Het zoveelste ponnyboek, stripverhaal en andere dertien-in-een-dozijn-boeken;
2.Carry Slee, Jacques Vriens en andere populaire schrijvers;
3.‘Boeken met een kontje’: boeken die niet behoren tot de mainstream, maar die in vorm en stijl duidelijk afwijken van de traditionele kinderboeken (het zijn vooral Griffel-boeken).

Studenten moeten minstens twee boeken lezen van de derde categorie. Ik probeer hen duidelijk te maken dat er boeken zijn die anders zijn dan de boeken die ze doorgaans lezen: ze voldoen niet aan hun ‘verhaalverwachtingspatroon’ en bevatten, niet alleen voor kinderen maar ook voor studenten, de nodige leesbarrières.

Het begint al bij het omslag. Wie de boeken Wim en Tweede boek van Wim, Het Vlot of Zwart als Inkt laat zien, krijgt weinig positieve reacties. Als ik twaalf boeken frontaal presenteer, wat ik altijd doe tijdens een practicum boekpromotie, en ze vraag één boek uit te kiezen waarvan het omslag nieuwsgierig maakt en dat ze wel zouden willen lezen, pakt zelden iemand Zwart als inkt. Als ik ze daarna laat inventariseren waar ze bij hun keuze op hebben gelet, spelen omslag, titel en naam van de auteur een doorslaggevende rol.

De meeste studenten blijken uitgesproken opvattingen te hebben over wat kinderen mooi vinden en wat geschikt is voor kinderen. De uitroep ‘veel te moeilijk’ voor een bepaalde leeftijdscategorie klinkt al vrij snel. Maar tegelijkertijd geven ze daarmee aan dat zij die boeken zelf ‘moeilijk’, ‘vreemd’, ‘raar’, ‘stom’ of ‘saai’ vinden. Als een boek dan ook nog een open einde heeft, haken de meeste studenten af.

Ik leg uit dat er boeken zijn die niet onmiddellijk gekozen worden door kinderen, maar die, omdat ze bijzonder zijn, extra aandacht verdienen. ‘Ze hebben

[pagina 75]
[p. 75]

jouw steun nodig,’ zeg ik en ik schets de situatie dat je als kind over een muurtje moet klimmen waarvan je weet dat daarachter een prachtige tuin is verborgen met een geheimzinnig huis. De muur is te hoog, maar je vriend of vriendin geeft je ‘een kontje’ en daardoor kom je toch in die tuin. Dit in tegenstelling tot de boeken van Slee en Vriens die hun weg vaak vanzelf vinden naar kinderen en dat ‘kontje’ niet nodig hebben. Het doel van boekpromotie is nu juist kinderen nieuwsgierig maken naar boeken die ze nog niet kennen en die ze niet snel uit zichzelf zouden kiezen, omdat ze anders zijn dat de boeken die ze doorgaans lezen.

Promotie van Zwart als inkt

Studenten die behoren tot de categorie ‘veellezers’, en met name studenten met gevoel voor taal en een speciaal gevoel voor humor, zijn al snel gewonnen voor Zwart als inkt, maar het gaat mij erom ook andere studenten, die nooit uit zichzelf zo'n boek zouden pakken, zo ver te krijgen dat ze dat boek toch gaan lezen en daardoor gemotiveerd raken om het boek te promoten in hun klas op de basisschool.

Wat ik studenten voorhoud, is: ‘Je kunt een boek alleen promoten als je er zelf enthousiast over bent en achter je keuze staat, anders kun je het beter laten’. De val waar je als pabodocent gemakkelijk intrapt, is uitsluitend je eigen voorkeur als uitgangspunt te nemen om studenten te enthousiasmeren. Ik heb - soms knarsetandend - ervaren dat het onmogelijk is iedere student voor het werk van Wim Hofman te winnen. Zendingsdrang heeft zijn beperkingen.

Eerst lees ik het slot van ‘Sneeuwwitje’ voor uit de Walt Disney-versie (het oude album dat het weekblad Margriet ooit uitgaf, mét plakplaatjes), waarin de Amerikaanse verhalenveranderaar de prins Sneeuwwitje laat wakker kussen. Vervolgens lees ik het slot van de oorspronkelijke versie uit de Verzamelde Sprookjes van Grimm (Lemniscaat). Ten slotte lees ik enkele fragmenten voor uit de zeer persoonlijke maar ook meest dramatische versie van Wim Hofman. Voor me op een tafel met een rood, wit en zwart kleed liggen de attributen die een belangrijke rol spelen in het verhaal: het lint, de vergiftigde kam en de appel. Ik vertoon sheets van de geschreven briefjes van Sneeuwwitje en laat de dramatische muziek horen uit de film The cook, the thief, his wife and her lover. Dan blijken veel studenten toch gegrepen te worden door het verhaal en in het bijzonder door de manier waarop Hofman ze dit oude sprookje zo totaal anders laat ervaren. Als ik via een sheet studenten zelf laat ontdekken hoe Hofman in dit boek gebruik maakt van alliteraties en assonanties, gecombineerd met een bepaald ritme, en wijs op verwijzingen naar de bijbel, raken ze toch onder de indruk. Vooral het moment dat Sneeuwwitje weet wie die vrouw is die haar wil

[pagina 76]
[p. 76]

doden, vinden studenten aangrijpend. Het slot lees ik uiteraard niet voor. Als ze vragen hoe het boek van Hofman afloopt zeg ik: ‘Het is nog verschrikkelijker dan het slot bij Grimm’. Dat heeft zoveel effect dat heel wat studenten Zwart als inkt toch gaan lezen en op hun lijst zetten.

Wat vinden studenten van Zwart als inkt?

Wat schrijven studenten in hun analyses? Een studente schrijft: ‘Dit boek lijkt me niet geschikt voor jonge lezers, maar voor elf jaar en ouder lijkt het me wel te doen. Ik had wel even de tijd nodig om er rustig over na te denken wat ik nou van dit boek vond. In eerste instantie vond ik het een origineel en apart boek, maar ook wel zielig en pessimistisch [...] Eigenlijk zit het heel knap in elkaar. Maar ik denk niet dat kinderen daar helemaal zelf achter komen. [...] Ik vind niet dat je kinderen zomaar met een probleem op kunt zadelen waar volwassenen niet eens uitkomen en ze het dan verder zelf maar laten uitzoeken.’

Naar aanleiding van het gesprek met een andere studente die het boek ook gelezen had, schrijft ze: ‘We waren het er wel over eens dat het door de boekpromotie kwam dat we het boek wilden gaan lezen, maar dat we het anders waarschijnlijk niet gelezen hadden. [...] Vooral door recensies te lezen en zelf over het boek na te denken vielen ons steeds meer dingen op, die wel apart en creatief zijn en begrepen we beter waar bepaalde dingen naar verwezen.’

Een andere studente schrijft: ‘Wim Hofman vertelt het verhaal van Sneeuwwitje op zijn manier. Zoals hij het verhaal in zijn hoofd ziet. Veel griezeliger, veel wreder, maar af en toe ook veel mooier, veel poëtischer. Wim Hofman gaf het bekende sprookje een ziel. [...] Het boek is geschreven voor kinderen vanaf 8 jaar, maar ik vind het voor die leeftijdscategorie nog niet geschikt genoeg. Ik zou kiezen voor 12 jaar en ouder. [...] Het einde is niet zoals je zou verwachten bij een sprookje. Dit zou best hard aan kunnen komen bij jonge kinderen. Ik heb nooit eerder boeken gelezen van Wim Hofman, maar een aantal klasgenootjes wel en Het vlot blijkt ook niet bepaald een vrolijk boek te zijn. Toch is het geen verkeerd boek. Het sprak mij heel erg aan. Het is veel realistischer. Ik zou ermee beginnen in groep 8. Het is zelfs nog heel geschikt voor volwassenen ook.’

Weer een andere studente schrijft: ‘Het verhaal is vrij moeilijk geschreven maar ik heb er de tijd voor genomen om het te lezen en dan wen je aan de manier van schrijven en op den duur gaat het lezen steeds beter en krijg je er plezier in.’ Even verder schrijft ze naar aanleiding van een gesprek met een medestudente: ‘In een gesprek met R. vertelde ze me dat ze het een leuk verhaal vond. Maar de manier waarop het verhaal geschreven was niet. Ze vond het niet fijn lezen. [...] Ik vind de manier van schrijven juist wel leuk. Ik vind het

[pagina 77]
[p. 77]

bijzonder en leuk dat een schrijver durft zo een boek te schrijven.’ Los van het woord ‘leuk’ - dat woord is taboe in analyses, omdat studenten het gebruiken om de meest uiteenlopende leeservaringen aan te duiden - en ondanks de niet zo gelukkige formulering, is deze student blijkbaar voor het boek gewonnen.

Een studente vergelijkt het boek met Blauwe plekken van Anke de Vries en schrijft: ‘In het boek van Anke de Vries worden de personages levensechter beschreven. Zo heeft de moeder van Judith spijt, nadat ze haar dochter heeft geslagen. Doordat het boek realistischer is, past het goed bij de doelgroep, namelijk kinderen uit de bovenbouw.’

De meeste studenten hebben moeite met de schokkende inhoud en vinden het alleen geschikt voor kinderen in groep 7 en 8 en voor oudere kinderen en volwassenen. Die mening ben ik ook wel toegedaan, omdat het gaat om een complex verhaal met veel onderliggende thema's. Voor sommige studenten is Zwart als inkt een brug te ver; of beter: het verhaal spreekt hen niet aan; het voldoet niet aan hun verwachtingen. Dat moet je als docent accepteren en respecteren.

Het belangrijkste is dat veel studenten nog steeds nieuwsgierig en enthousiast te maken zijn, ook voor een bijzonder boek dat ze zelf niet direct zouden lezen. Alleen als we in de opleiding van toekomstige leraren basisonderwijs aandacht blijven besteden aan schrijvers als Hofman, Van Leeuwen, Tellegen en Moeyaert en proberen studenten te laten ervaren dat ook het bijzondere, het niet-traditionele verhaal hen kan boeien, kunnen ze dat overbrengen op kinderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen


auteurs

  • John Louws