Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24 (2010)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24
Afbeelding van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24

(2010)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Een discriminerende wig tussen kinderen en volwassenen
Gesprek met Wim Hofman over de receptie van Zwart als inkt
Peter van den Hoven

Is Zwart als inkt een boek voor kinderen of volwassenen? Peter van den Hoven is het niet eens met de stelling dat deze bewerking van het sprookje over Sneeuwwitje niet voor jonge lezers bedoeld zou zijn, zoals onder anderen Harry Bekkering en Joukje Akveld eerder in Literatuur zonder leeftijd concludeerden. En wat vindt Wim Hofman er zelf van?

een

Hofmans werk mag dan onalledaags en soms erg melancholiek van toonzetting zijn, veelal is hij buitengewoon helder en simpel van taal en stijl, en bovendien vol humor, verrassing en avontuur. Een tienjarig meisje typeerde de auteur eens kort en krachtig als ‘iemand die soms van die gekke en soms van die zielige verhalen schrijft.’ Het zijn precies de twee poten waarop ‘Hofmans vertellingen’ rusten: aan de ene kant het fantasierijke, absurdistische en woordspelige, aan de andere kant de kritische, zwarte kijk op de samenleving en met name op de onmachtige positie van kinderen daarin. Beide kanten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden door de tekenhand van de schrijver én door de in al zijn werk aanwezige aandacht voor vorm en taal.

Met deze karakteristieke schets begint Bregje Boonstra haar portret van Wim Hofman in de bundel Wat een mooite!. Daarin interviewt zij acht auteurs over leven en werk die je met gemak tot de ‘leeftijdloze schrijvers’ kunt rekenen, omdat hun werk zowel door kinderen als door volwassenen op hun eigen niveau genoten kan worden. (Boonstra, 2009, blz. 73) Alle liefdevol en met veel kennis van zaken getekende profielen - naast Hofman gaat het om Paul Biegel, Imme Dros, Peter van Gestel, Toon Tellegen, Els Pelgrom, Joke van Leeuwen en Guus Kuijer - getuigen daarvan, terwijl de meeste van hen naast jeugdboeken ook proza, non-fictie

[pagina 80]
[p. 80]

en soms poëzie voor volwassenen uitgaven. De afgelopen decennia leverden zij ieder voor zich een niet te onderschatten bijdrage aan de inhoudelijke en literaire emancipatie van het kinderboek, waardoor de ouderwetse leesbarrières tussen jong en oud voor een goed deel geslecht konden worden. Die grenzeloze veelzijdigheid van het oeuvre van Hofman werd in 2006, toen hij 65 werd, onderstreept met een themanummer van Literatuur zonder leeftijdGa naar voetnoot1, een terechte ode aan een schrijver die vanaf zijn eerste publicatie zijn onderwerpen - de drang naar creatieve vrijheid, de behoefte aan veiligheid, de machteloze positie van kinderen, de onvermijdelijkheid van het einde - altijd trouw is gebleven, in welke talige of beeldende vorm ze ook worden geuit.

Toch worden auteurs die in hun werk regelmatig leeftijdgrenzen overschrijden, vooral gezien als kinderboekenschrijvers, met alle snelle en niet door enige kennis van zaken gehinderde negatieve connotaties die daarmee nog altijd gepaard gaan. Het is ‘maar’ voor kinderen, niet echt serieus (lees: volwassen) te noemen, vol flauwe en niet zelden hurkerige fantasieverhaaltjes. De behoefte aan een gemakkelijke indeling in vertrouwde hokjes als het gaat om de verhouding tussen boeken voor kleine en grote mensen lijkt de laatste tijd zelfs weer toegenomen. Blijkbaar moeten de ondermijnde kaders opnieuw gestut worden en is er een tendens naar herstel van omheiningen, waarmee verwarrende ambiguïteit moet worden terug veranderd in klip-en-klare duidelijkheid.

Wat Hofman betreft is een pijnlijk

illustratie
Illustratie Joke van Leeuwen


voorbeeld van het bovenstaande te vinden in Zwarte Inkt, een documentaire van 55 minuten die in 2006 door de Zeeuwse televisieGa naar voetnoot2, met steun van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties, werd gemaakt over zijn leven en werk. Na een kleine animatie als start (over een ‘diep ongelukkig’ meisje dat, na de dood van haar ouders, op een omgekeerde tafel rondzwalkt op een woeste zee, waarmee een van zijn onderliggende thema's meteen een droevige toon zet), staat hij voor een kast met Schwarz wie Tinte in zijn han-
[pagina 81]
[p. 81]

den, de fraai en met een zwart lint uitgegeven Duitse vertaling (van Hedwig von Bülow) van Zwart als inkt. Als de buiten beeld blijvende interviewster, Willemiek Kluijfhout, aan hem vraagt: ‘Als je dit nou zou moeten categoriseren, dit is voor kinderen van zo tot zo oud...’, blijft het een tijdlang stil, voordat hij resoluut reageert: ‘Nou daar hou ik dus helemaal niet van, - om kinderen op leeftijd te discrimineren.’ Het antwoord dringt blijkbaar niet helemaal door, want het korte gesprek verloopt als volgt, voor het plotseling wordt afgebroken:

 

Vraag: ‘Je denkt niet aan een bepaald kind als je een boek schrijft?’

Antwoord: ‘Nee, ik denk aan mezelf, wat ik zelf leuk vind.’

Vraag: ‘Leg dat eens uit?’ En op een wat lacherige ‘vanzelfsprekende’ toon: ‘Je bent toch een kinderboekenschrijver?’

Antwoord, gedecideerd: ‘Ik ben nu 65, dan weet ik toch wat kind-zijn is, dat kind blijf je zelf ook. Je weet toch gewoon wat een kind leuk of niet leuk vindt.’

 

Het is een stroef en ongemakkelijk begin van een documentaire die verder, vooral met enkele prachtige animaties onder andere van indrukwekkend-dreigende zeeluchten, een goed zicht geeft op Hofmans geheel eigen wereld van taal en beeld. Maar hij vindt zichzelf geen kinderboekenschrijver, dat hokje past hem niet, en hij voelt zich daardoor op een bepaalde manier ‘weggezet’, niet echt serieus genomen. Met stelligheid onderstreept hij dat nog eens als ik hem, in de serre van zijn Vlissingse huis en omringd door de weldaad en rustiek van een uitbundige tuin, vragen stel over reacties op zijn werk, in het bijzonder de met de Woutertje Pieterse Prijs en een gouden Griffel bekroonde herschrijving van het sprookje van Sneeuwwitje Zwart als inkt.

‘Ik ben een schrijver. Ik ben een illustrator, en maak vrij schilderwerk. Ik creëer gewoon dingen, en ben misschien ook een beeldend kunstenaar. Maar ik heb er een vreselijke hekel aan als mensen me en mijn werk tot een bepaalde categorie verengen, inperken, ook wat leeftijd betreft. Ik werk niet exclusief voor kinderen of volwassenen, daar houd ik me niet mee bezig. Zo ben ik niet en zo schrijf, teken of schilder ik niet.’

twee

In het genoemde Hofmannummer van Literatuur zonder leeftijd staat een artikel van Joukje Akveld en Harry Bekkering (in het vervolg: A&B) met de kop ‘Zwart als inkt’ en als ondertitel ‘Een mooi literair verhaal, maar voor kinderen?’ (blz. 98-112) Ze spreken daarin hun grote waardering uit voor het boek en vinden het een zeldzame combinatie van een lang episch prozagedicht en psychologische roman, zoals je weinig tegenkomt. Het schrijnende verhaal, vol eenzaamheid, traumati-

[pagina 82]
[p. 82]

sche ervaringen en een weinig gelukvol slot, is ondanks de gelaagdheid, de verschillende (talige) registers en de vele verwijzingen levensecht en ontroerend. De verrassende details - de vele ontroerende briefjes bijvoorbeeld die Sneeuwwitje schrijft - maar ook het relativerende, droge commentaar van de uiteindelijk nogal pessimistische verteller, het spel met verschillende elementen uit het genre van de volksverhalen, en niet te vergeten de vele vignetachtige tekeningen, maken er een unieke leeservaring van. A&B gaan nader in op het metafictionele karakter van het verhaal (de verwijzing naar allerlei andere teksten), de stilistische virtuositeit (de talige lenigheid, de symboliek, de contrasten en de humor), en de werveling van leidmotieven (zoals de slang en de kleuren) als structurerende verhaalelementen.

Over de van weinig optimisme getuigende visie van de verteller merken ze op dat die een lezer veronderstelt ‘die in staat is zich in deze zienswijze te verplaatsen. Aangenomen mag worden dat kinderen daar over het algemeen niet toe in staat zijn. Zij missen de levenservaring om de wereld op een dergelijke wijze te benaderen. De pessimistische kijk van de auteur die in en met het verhaal wordt uitgedragen, zal de meeste kinderen vreemd zijn. Daardoor ook zal het verhaal op veel kinderen een vervreemdende werking hebben.’ A&B houden een subtiele slag om de arm (‘in het algemeen’, ‘de meeste’ en ‘veel’ kinderen), maar belangrijker is dat ze nogal stellige uitspraken doen over de levenservaring en -visie van kinderen vanaf een jaar of tien, twaalf. Over de receptie door kinderen van Zwart als inkt doen ze vergelijkbare uitspraken. Zaken als intertekstualiteit (verwijzingen naar de Bijbel en andere sprookjes), het vermogen om open plekken in het verhaal te concretiseren, de symboliek, de gelaagdheid en de complexe structuur, achten ze voor kinderen te ingewikkeld om die te kunnen doorgronden: ‘Zwart als inkt grenst op het niveau van stijl en compositie aan een originaliteit en literair vakmanschap die men typerend mag achten voor volwassenenliteratuur. Een dergelijke tekst veronderstelt een lezer die bij machte is de “totaalbetekenis” van het werk te doorgronden. (...) Wij denken dat slechts volwassen lezers de door Hofman aangebrachte “codes” in Zwart als inkt zullen kunnen ontcijferen.’ En daarmee beantwoorden ze de vraag die ze in de ondertitel van hun artikel gesteld hebben met ‘nee’, - Zwart als inkt is niet voor kinderen bestemd.

Over de inhoudelijke en literaire tekstexegese van Hofmans beste boek door A&B is meteen al te melden dat die de relatie tussen taal en tekeningen geheel negeert. Dat is als een ernstige lacune aan te merkenGa naar voetnoot3. Het is tenslotte het werk

[pagina 83]
[p. 83]

van een dubbelkunstenaar en het is op zijn minst vreemd te noemen dat de wisselwerking tussen beeld en tekst ‘gewoon’ buiten beschouwing wordt gelaten. Maar ook de gevolgtrekkingen op basis van hun tekstanalyse zijn op zijn minst dubieus te noemen. Op de eerste plaats is het opvallend dat de aanvankelijke omzichtigheid (‘in het algemeen’, ‘de meeste kinderen’) wordt verlaten als het gaat om de veronderstelde literaire competentie, die nodig is om het verhaal op een juiste wijze te consumeren. Het oordeel is zonder nuances: die bezitten kinderen niet. Opmerkelijk daarbij is dat dit oordeel niet gebaseerd is op concreet onderzoek, maar louter voortvloeit uit de eigen interpretatie van hun analyse. En die roept een aantal vragen op.

Zwart als inkt is een complex

illustratie

boek met veel open plekken, waartoe lezers zich op diverse manieren kunnen verhouden, afhanke-lijk van hun lees- en leefervaring. Wat dat betreft zullen volwassen lezers - en zeker zij die de analyse van A&B niet vanzelfsprekend in hun achterzak paraat hebben - het boek op veel verschillende manieren lezen. Er zullen er heel wat zijn bij wie de inhoudelijke en literaire achtergrond slechts op enkele onderdelen zal mee-resoneren. Kun je dan zeggen dat het boek niet voor hen bestemd is, dat het alleen is voorbehouden aan volwassen lezers die Zwart als inkt op eenzelfde veelomvattende wijze als A&B (kunnen) lezen? En hoe zit het vervolgens met kinderen? Als zij het boek met hun eigen bagage ervaren? Kan een kind, vanaf een jaar of tien, twaalf, met zijn individuele lees- en leefervaring, die op het moment van lezen niet zozeer minder is dan die van een volwassene, maar vooral anders, daar niet ten volle van genieten? Ook al worden daarbij de uitkomsten van de theoretische analyse niet allemaal ingeschakeld? Verbergt zich achter de plompverloren uitkomst van A&B niet de opvatting dat een kind of jongere minder is dan een volwassene, of in ieder geval, onaf, nog niet volledig genoeg? Anders gezegd: heeft hun literaire conclusie niet een achtergrond die steunt op bepaalde hiërarchisch-
[pagina 84]
[p. 84]

pedagogische en dito ontwikkelingspsychologische ideeën? Maar hoe komt het dan dat we daar niets over te lezen krijgen?

Het artikel van A&B bleef tot nu toe onweersproken en er kwam geen enkele reactie op, waarmee, kun je zeggen, de geventileerde mening een gerede kans loopt een soort vanzelfsprekendheid en onaantastbaarheid te krijgen. Hoog tijd om Wim Hofman een reactie te vragen.

drie

Heeft tijdens het schrijf- en tekenproces van Zwart als inkt de relatie kind-volwassene een rol gespeeld, met andere woorden was je je bewust van een dubbele ‘implied reader’ van verschillende leeftijden?

‘Nee, totaal niet. Tijdens het werken aan welk boek dan ook, komt het idee dat het voor kinderen en/of volwassenen is of zou moeten zijn, niet in me op. Ik schrijf puur vanuit mijn eigen interesse en emoties. In dit geval had ik de behoefte om, nadat ik in 1991 het verhaal van Klein Duimpje (Moon Press, 1991) had verteld, terug te keren naar de klassieke sprookjes als bron voor mijn manier van vertellen, ook al omdat ik niet echt goed ben in het verzinnen van een plot. Voor mij was dat een soort oefening, waar ik op voort wilde bouwen. Sneeuwwitje leek me een uitdaging omdat het verhaal langer is, de beelden mooi en verontrustend zijn, er drie moordpogingen in voor komen, maar vooral ook omdat het me sterk herinnerde aan mijn ervaringen als kind in de oorlogstijd, toen mijn moeder ons soms best gruwelijke verhalen vertelde, maar die we door de sfeer van veiligheid en geborgenheid moeiteloos konden verdragen. Ik vond het toen een prachtig sprookje, ben dat altijd blijven vinden, en als volwassen schrijver zijn het die beklijvende kinderervaringen geweest die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het schrijven. Dat is ook de reden dat ik altijd gedacht heb dat kinderen van nu het verhaal ook wel aan zou spreken. Bovendien kennen de meesten de geschiedenis wel enigszins, al is het maar op basis van de Walt Disney-versie, - hoewel in deze moderne tijd zelfs dat niet meer vanzelfsprekend is.

Ik denk bovendien dat kinderen het verhaal interessant vinden omdat het gaat om het alleen-zijn, de kern is de eenzaamheid van Sneeuwwitje. Wat haar overkomt kunnen ze denk ik heel goed navoelen. Niet dat ik zo heb gedacht tijdens het schrijven, maar ik baseerde me op mijn eigen jeugdherinneringen aan het lezen van De lotgevallen van Huckleberry Finn van Mark Twain, een boek dat

[pagina 85]
[p. 85]

ik met Sinterklaas kreeg toen ik tien jaar werdGa naar voetnoot4. Huck voelt zich niet thuis in de samenleving en bij zijn vader, en hij verdwijnt, simuleert dat hij dood is. Ik dacht: als Twain mij zo als kind heeft kunnen raken, dan moet mij dat ook lukken met Sneeuwwitje. Ze is wel net geen ik-figuur geworden, maar ik heb sterk vanuit het meisje geschreven - vooral in de briefjes - en ik hoopte dat de lezer mee zou kunnen gaan in de beleving van haar eenzaamheid.’

 

Stel dat je Zwart als inkt specifiek voor volwassenen zou hebben geschreven, wat zou je dan anders gedaan hebben?

‘Ik kan me dat heel moeilijk voorstellen, maar een paar dingen komen bij me op. Naar alle waarschijnlijkheid zou ik minder vanuit Sneeuwwitje en meer vanuit ook andere personages hebben gescheven. Ik zou me meer in hen hebben verdiept, bijvoorbeeld een grotere rol gegeven hebben aan de dwergen als een soort stiefvaders, vader-vervangers, die nu op de achtergrond blijven. Maar of het boek thematisch daardoor zou zijn veranderd? Geen idee. Mogelijk zou ik zijn gestopt waar Sneeuwwitje dood gaat, nadat de appel is gegeten, want dat is toch eigenlijk het einde van het verhaal. Nu vond ik dat er daarna wat vrolijks moest komen, al is dat niet zo gelukt want de ‘zwartheid’ is weer snel terug...

Wat ik me wél eens heb afgevraagd tijdens het schrijven is of ik niet teveel de poëziekant op aan het gaan was. Daar heb ik dan ook enigszins de rem opgezet, omdat ik weet dat veel mensen - zowel kinderen als volwassenen - daar niet van houden en er moeite mee hebben. Waar ik in ieder geval nooit vragen bij heb gesteld, is bij dat ‘zwarte thema’, of de pessimistische levensvisie. Dat hoort gewoon bij mij, zie ook andere boeken zoals Wim of Het vlot. Met de opvatting, die ik af en toe wel gehoord en gelezen heb, dat Zwart als inkt juist ook daardoor een boek voor volwassenen is, heb ik grote moeite. Datzelfde argument werd ook wel gebruikt na het verschijnen van Wim. Mensen vinden zoveel, en in mijn ogen zijn die boeken trouwens helemaal niet zo zwartgallig of pessimistisch. Bovendien, als je ziet - kijk naar de televisie en lees de krant - wat kinderen in deze moderne tijd (moeten) meemaken, dan kun je zeggen dat ze tamelijk realistisch zijn.’

[pagina 86]
[p. 86]

Wat was je reactie na lezing van het artikel van A&B?

‘Waar ik me het meest aan stoorde was de implicatie dat je als volwassene zoveel meer zou snappen. Ik vond in het artikel ook geen begrip, geen gevoel voor hoe een kind leest. Dat vindt een verhaal mooi, gaat erin mee, laat zich in eerste instantie leiden door de gebeurtenissen, en denkt niet voortdurend aan al die verwijzingen en dubbele bodems. Vergelijk het eens met iets anders, - muziek bijvoorbeeld. Stel, je vindt La Mer van Claude Debussy, de drie symfonische schetsen die hij tussen 1903 en 1905 schreef voor orkest, een prachtig muziekstuk. Het zou zeer storend zijn als er iemand tussendoor zou roepen: let op, nu komen de gamelan-klanken, en die zijn daar omdat Debussy op de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs onder de invloed raakte van Javaanse gamelanklanken. Als je zo luistert, of moet luisteren, is de kans groot dat de muziek je ontgaat. De vraag is of je muziek zo moet begrijpen.

A&B hebben het voortdurend

illustratie

over begrip, over analytische kennis, en het is evenzeer de vraag of je Zwart als inkt zo moet lezen en interpreteren. Het gaat er naar mijn mening om dat je je in eerste instantie emotioneel betrokken voelt bij wat er in het boek gaande is. Als je weet dat er gamelan-instrumenten gebruikt zijn, wil dat niet zeggen dat je daarom van La Mer meer zou (kunnen) genieten, dat verandert niets aan de schoonheidsbeleving van Debussy's klankenspel. Zo is het werk ook helemaal niet gecomponeerd: dat je als luisteraar steeds moet denken, oh nu dit en dan dat, en zus verwijst naar zo, en dat heeft daar mee te maken. Je hoeft toch niet te weten dat Bob Dylan naar Brecht verwijst om van bepaalde songs te kunnen genieten? En zo zijn er heel veel voorbeelden te noemen die te maken hebben met elementaire kunstbeleving.

Maar het mooie van alles is natuurlijk dat ook A&B van alles is ontgaan. Er staan allerlei woorden in waarvan ik zelf niet eens meer kan achterhalen waar die vandaan komen. Veronees groen, ergens aan het begin van het verhaal, staat er

[pagina 87]
[p. 87]

in omdat Ary Langbroek van uitgeverij Querido dat zo'n mooi woord vond, - tja -, en op een gegeven moment kom je een paternosterboontje tegen. Waarom? Omdat ik een keer op de Antillen was en ze daar in een Voodoo-winkel die boontjes, die rood met zwart en giftig zijn, verkochten vanwege hun vermeende heilzame werking. Het boek wemelt van dit soort details met een specifieke achtergrond, misschien meer dan in mijn andere boeken, dat geef ik toe, - maar moet je dat allemaal weten? Natuurlijk niet, net zo min als je op de hoogte hoeft te zijn van de verwijzingen naar de Bijbel en andere boeken of sprookjes. En trouwens, er staan in vrijwel al mijn boeken verwijzingen naar leef- en leeservaringen die voor mij van belang zijn (geweest), meer dan eens naar Twains Finn, dat je misschien wel mijn oerboek kunt noemen, maar ook naar James Joyce, Finnegans Wake vooral, naar nonsensicale schrijvers als Edward Lear en Lewis Carroll, bij absurdistische en bizarre figuren en voorvallen, naar werk van Dylan Thomas, Under Milk Wood bijvoorbeeld, in mijn debuut Welwel, de zeer grote tovenaar. In mijn nieuwste boek, Het Rijk van Heen en WeerGa naar voetnoot5 gebruik ik klankteksten van Kurt Schwitters, als een soort ready-mades binnen het verhaal, waarbij mijn kleinzoon van vier de grootste lol heeft als ze worden voorgelezen. Net als muziek, welke soort dan ook, ervaart hij die als een emotionerende totaliteit die hem in beroering brengt. En daar gaat het om. Ik haal gewoon ideeën uit boeken die me interesseren en van pas komen, en ik denk er op dat moment echt niet aan dat ik misschien wel op meerdere niveaus verbanden aan het creëren ben. De (jeugdboeken)kritiek heeft dat soort verwijzingen overigens zelden of nooit opgemerkt, - zo ver gaat het allemaal niet. Het zegt iets, lijkt me, over het beperkte kringetje waarin men zich beweegt, en de onwil of onmacht om over grenzen heen te kijken.’

 

Heb je tijdens en na het schrijven van Zwart als inkt contact met kinderen gehad over de tekst en wat zegt dat jou over de receptie van het verhaal bij jonge lezers? ‘Ik ben altijd met teksten naar kinderen toegegaan voordat een verhaal in druk is verschenen, zowel in de onder- als de bovenbouw van de basisschool, en zo is het ook gegaan met Zwart als inkt waaruit ik hele stukken heb voorgelezen. Velen kennen alleen de Walt Disney-versie - er was maar een enkeling die zei er nooit van gehoord te hebben - en dat merk je als je ze vraagt om bepaalde situaties te tekenen: Sneeuwwitje bijvoorbeeld zit in hun hoofd als een prinsesachtig wezen in prachtige kleren, terwijl in mijn verhaal toch duidelijk staat dat ze van de dwergen ouwe kleren kreeg. Maar ze reageren betrokken op veel onderdelen: de kidnapping en de drie moordpogingen kunnen rekenen op grote aandacht, maar ook

[pagina 88]
[p. 88]

de spiegelscènes of de avonturen met de poppen slaan aan, evenals de fragmenten die zich in het bos bij de dwergen afspelen, en natuurlijk de briefjes, die ze heel leuk vinden. Nou weet ik wel dat voorlezen - en vaak ook het praten over wat ze net gehoord hadden - toch iets anders is dan zelf lezen, maar ik heb uit de reacties van de kinderen geen moment het idee gehad dat ik met iets bezig was dat niet voor hen was bestemd, dat niet aan zou sluiten bij hun ervaringen of dat te moeilijk zou zijn.

Dat blijkt ook wel uit het feit dat Zwart als inkt meerdere keren op toneel is gebracht. Zo heeft Theater Split en ook Wederzijds een theaterversie gemaakt, die met veel succes is gespeeldGa naar voetnoot6. De voorstelling van Wederzijds was vanaf 7 jaar en ik heb uit de reacties nooit begrepen dat die leeftijdskeuze onjuist was. Bij een van die voorstellingen was ik zelf aanwezig, hier in de bibliotheek in Vlissingen. Na afloop is er altijd een gesprek en dan hoor je aan hun reacties dat het verhaal wel degelijk is overgekomen. Ze hebben natuurlijk niet alles uit het boek gebruikt, dan zou het veel te lang zijn geworden, maar er zijn hele lappen tekst letterlijk overgenomen, zoals de spiegelscène, die het op toneel heel goed doet, en natuurlijk de briefjes. MBO-studenten hier uit Vlissingen hebben er eveneens een toneelversie van gemaakt, waarvoor ik nog apart liedjes heb geschreven, en het stuk op veel basisscholen in Vlissingen en Middelburg gebracht. Compleet met de moordaanslagen en de zwarte thematiek. Nooit gehoord dat het geen stuk voor kinderen was. Misschien ligt het ook aan het feit dat men in de jeugdtheaterwereld een stuk verder is, minder terughoudend, vrijer, gedurfder, zich beter bewust van hoe kinderen denken en voelen. Aan het kinderboekenwereldje kleeft toch nog altijd dat voorzichtige, dat educatieve - kan en mag dat allemaal wel?

In Duitsland wordt het verhaal, op basis van de mooie vertaling Schwartz wie Tinte, door gezelschappen in Berlijn en in Bremen gespeeld, eveneens met letterlijke teksten uit het boek. Een van de recensies van Schwartz wie Tinte, die allemaal goed zijn, meldde dat je het boek ook als volwassene niet neerlegt. En zo heb ik het ook altijd gezien: als een tekst voor iedereen.’

[pagina 89]
[p. 89]

Je hebt wel teksten geschreven die speciaal voor volwassenen zijn bedoeld, gedichtenbundels, met voorpublicaties in tijdschriften als Tirade en Raster. Zijn die wel zo anders als Zwart als inkt? En hoe zit het met de vertalingen van Jacques Prévert?

‘Na Wat we hadden en wat niet (2003) en Na de storm (2005) is er nu een derde gedichtenbundel Op zekere dag ziet u plotseling de ware liefde (2009), en ik geloof dat de meeste gedichten - soms zijn het ook stukken proza, of proza-achtige poëzie - net iets te ingewikkeld zijn voor kinderen, maar er staan zeker voorbeelden in die voor hen geschikt zijn. Zoals, ik noem maar een voorbeeld, uit de eerste bundel ‘Het is al donker en je slaapt nog steeds niet’, een ervaring die iedereen kent en op een manier verwoord is die herinnert aan de stijl die in Zwart als inkt voorkomt. Dus die scheiding is zeker niet absoluut, en bovendien denk ik dat sommige jongeren van de middelbare school er veel meer in kunnen vinden dat hen aanspreekt.Ga naar voetnoot7 Ik ben min of meer toevallig in die tijdschriften verzeild geraakt, door contacten met Toine Moerbeek, een beeldend kunstenaar die indertijd redactielid was van Tirade. Hij heeft me ertoe overgehaald teksten te leveren en ook anderen gestimuleerd werk in te zenden, zoals Margriet Heymans. Het beginstuk van Het Rijk van Heen en Weer heeft er gedeeltelijk in gestaan en zo zijn er wel meer voorbeelden van teksten die gewisseld hebben tussen literair tijdschrift voor volwassenen en jeugdboek. Dus ook op het gebied van poëzie houd ik er niet van ingedeeld te worden bij het een of het ander kamp, - en hier vind je evenzeer verwijzingen, bijvoorbeeld naar het werk van Dylan Thomas of de Bijbel. De gedichten, liedjes soms bijna, van Prévert zijn zeker niet specifiek voor kinderen, maar ze kunnen er heel vaak uitstekend mee uit de voeten vanwege de lichtvoetigheid, de speelsheid, het collageachtige, de humor en de klanken.

[pagina 90]
[p. 90]
Overigens tref je die scheiding bij de uitgeefpraktijk

illustratie

wél aan. Mijn gedichtenbundels worden door de afdeling literatuur voor volwassenen door Querido op de markt gebracht, en er is geen enkel contact daarover met de kinderboekenafdeling. Ook in de boekwinkels word je soms tegen je wil bij kinderen of volwassenen ingedeeld. De twee bundels met vertalingen van Jacques Prévert (Querido, 2000 en 2001) kwamen meestal in kinderboekwinkels terecht, als gevolg van de in mijn ogen onzalige scheiding tussen gewone en kinderboekwinkels, waardoor ze in de reguliere winkel niet te krijgen waren. Soms kon je ze zelfs bij de afdeling peuterboeken vinden.

Heel raar zoiets, het zijn toch gewoon vertalingenGa naar voetnoot8 van het werk van Prévert? Maar het heeft er misschien ook wel mee te maken hoe Querido het aan de boekwinkels heeft aangeboden. Daar heb je als schrijver geen enkele invloed op. En zo krijgt je werk dus vaak buiten je om en tegen je wil een stempel opgedrukt. Eigenlijk zouden dit soort boeken, zoals deze vertalingen, of Zwart als inkt, die zowel voor kinderen als voor volwassenen zijn, een aparte naam moeten hebben, waardoor je ze duidelijk kunt herkennen, ze zichtbaarder worden.

Wat in dit kader ook ontbreekt in ons land, is een tijdschrift waarin alles een plaats zou kunnen vinden: teksten die zowel door kinderen als volwassenen gelezen kunnen worden, met voorbeelden van leeftijdloze beeldende kunst, tekeningen, schilderingen, enzovoorts. Waarmee die vreselijke hokjesmentaliteit zou kunnen worden doorbroken. Helaas, het is er niet. We hebben indertijd met het tijdschrift Mik-Mak een poging gedaan om iets dergelijks van de grond te krijgen, een literair en beeldend blad ook voor kinderen. We hebben wat geld van sponsors en enkele instanties gekregen, maar geen financiële steun van het Productiefonds. We moesten ons - vanaf het begin - vrijwel op eigen kracht in leven kunnen houden, omdat men dacht dat een blad met tekeningen binnen de kortst mogelijke tijd wel even 10.000-12.000 abonnees zou werven. Maar zo werkt het natuurlijk niet. En bovendien, dat zeggen ze toch ook niet tegen de literaire tijd-

[pagina 91]
[p. 91]

schriften als Tirade, of De Revisor, die soms nog geen 1000 leden tellen? Ik heb dat als discriminerend ervaren.’

vier

Wie gedichten uit de poëziebundels van Hofman, zijn vertalingen van Prévert en Zwart als inkt naast elkaar legt en vergelijkt, ontdekt opmerkelijke overeenkomsten in thema, stijl, taalgebruik, toon en sfeer - een aardige analytische klus voor studenten aan de universiteit, die zich willen bezighouden met ambivalente literatuur, dat wil zeggen teksten met een implied reader van verschillende leeftijd. Gecombineerd met de ervaringen van Hofman zelf in zijn contact met kinderen, en de praktijk van de verschillende toneelversies, maakt dat de lacunes van de theoretische benadering van Zwart als inkt door A&B meer dan duidelijk. Overigens hadden ze, wanneer ze zich wat breder georiënteerd hadden, kennis kunnen nemen van de scriptie van Myriam van Reenen, die in 2000 een bescheiden onderzoek deed naar de receptie van een drietal ambivalente jeugdboeken, te weten Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom, De verjaardag van alle anderen van Toon Tellegen, en Zwart als inkt van Wim Hofman. (Van Reenen, 2000) In hoeverre, zo is haar onderzoeksvraag, bestaat er verschil tussen leerlingen uit groep acht van de basisschool en volwassenen als het gaat om de receptie van die drie boeken? Tweeëntwintig kinderen en dertig volwassenen werkten mee, lazen in drie groepen een van de boeken, vulden een vragenlijst in en schreven een beknopt leesverslag. Het is spijtig dat dit onderzoek de nodige flinke feilen bevat. Zo zijn de meeste vragen veel te weinig specifiek (leuk, saai, spannend en grappig zijn onhanteerbare containerbegrippen die heel verschillende betekenissen en ervaringen kunnen bevatten), wordt ook hier vooral via de cognitie getest en een meer emotionele lezing verwaarloosd, en is de relatie tussen tekst en beeld, net als bij A&B, onbegrijpelijk genegeerd. En hoewel de kinderen van die leeftijd vooral op het concrete verhaalniveau lezen en antwoorden (veel aandacht voor de drie moordpogingen bijvoorbeeld), is het zeker niet zo dat ze het verhaal allemaal als saai en niet spannend beoordelen. Van de drie boeken wordt Zwart als inkt, vooral ook door de relatie met het bekende sprookje, het meest positief beoordeeld. Enkele kinderen zouden meer van Hofman willen lezen, en de helft van de basisschoolleerlingen zou het boek bij vrienden en vriendinnen aanraden. De scriptie van Van Reenen is, zoals gezegd, niet geweldig, maar er had in ieder geval naar verwezen kunnen worden.

Overigens wordt ook een belangrijk onderdeel uit de moderne receptie-esthetica door A&B en Van Reenen niet genoemd. Het mag bekend zijn dat het zogenoemde ‘verwachtingspatroon’, dat verwijst naar lees- en leefervaring, niet alleen een subjectief maar ook een veranderlijk verschijnsel is. Dit hangt samen met de

[pagina 92]
[p. 92]

wijze waarop kinderen - en daarbij gaat het al om nog niet zelfstandig lezende peuters - geleerd hebben te ‘lezen’ door het bekijken van tekenfilms en ander visueel vormgegeven verhalen, zoals prentenboeken. Het leggen van verbanden en relaties, maar ook het omgaan met ‘open plekken’ of het interpreteren van contrasten, dat bij het kijken naar (teken) films en prentenboeken gestimuleerd en door de specifieke vormentaal gestuurd wordt, maakt dat zowel het compositorische, structurerende als het poëticale vermogen van kinderen, en dus hun literaire competentie, zeker in vergelijking met pakweg een halve eeuw geleden, verandert en toeneemt.Ga naar voetnoot9

‘Natuurlijk zijn er beperkingen op het vlak van leesniveau en levenservaring’ zei Jacques Dohmen bij zijn afscheid na dertig jaar als uitgever van Querido, en als zodanig verantwoordelijk voor het op de markt brengen van veel literaire jeugdboeken en ook van Zwart als inkt. ‘Maar het is een misvatting dat een boek alleen maar interessant is als je het 100% begrijpt. Dat is voor volwassenen toch ook niet zo? De boeken waar je moeite voor moet doen, die je niet helemaal doorgrondt, zijn vaak het interessants. Dáár discussieer je over met anderen. Hoe vaak gebeurt het niet dat je een boek herleest en dingen ziet die je eerst helemaal niet had gezien? En hoeveel boeken heb je als kind niet gelezen waar je maar de helft van begreep, maar die toch iets hebben betekend voor je? Maar tegenwoordig moet alles hapklaar zijn en meteen begrijpelijk. (...) Je hoort toch ook niemand klagen dat de boeken van Erwin Mortier voor sommige mensen te moeilijk zijn? Er zijn al zo vreselijk veel makkelijk toegankelijke boeken, mogen die paar mooie boeken van ons daar misschien naast liggen?Ga naar voetnoot10.

vijf

Het artikel van A&B waarin wordt verklaard dat Zwart als inkt niet voor kinderen is, past in een restauratieve tendens die al vele jaren her en der in de media de kop opsteekt, en vraagtekens zet bij de opkomst en invloed van literaire jeugdboeken. Proza en poëzie (maar ook prentenboeken, zelfs zonder tekst) zonder specifieke doelgroep, leeftijdsloos, waar oud en jong van kunnen genieten omdat ze verschillende lees- en leefervaringen aanspreken op meerdere niveaus, krijgen vanuit verschillende hoeken steeds vaker te maken met buitenliteraire kritiek. Auteurs van het meer populistische kinderboek (Carry Slee, Paul van Loon, en

[pagina 93]
[p. 93]

anderen) hebben zich in meerdere of mindere mate openlijk verzet tegen de vermeende invloed van (bepaalde) critici en jury's van volwassenen, en ook recensenten lieten zich niet onbetuigd, zoals Pjotr van Lenteren die bij herhaling in zijn recensies in de Volkskrant afgeeft op literaire jeugdboeken en jury's die ze bekronen.Ga naar voetnoot11

In datzelfde regressieve kader

illustratie

moet ook het artikel ‘De dictatuur van de literaire norm’ (Akveld, Hartsuiker en Roep, 2001) genoemd worden, waarvan Joukje Akveld medeauteur is. Daarin moet de jeugdliteraire kritiek het ontgelden. De drie auteurs van dit schotschrift constateren dat literaire normen voor (de meeste) recensenten en juryleden bij selectie en bekroning doorslaggevend zijn geworden, waardoor het ‘populaire’ boek en de schrijvers daarvan in hun ogen onrecht wordt aangedaan. ‘Een genre’, zo stellen zij, ‘waarbij de beoogde lezer in de naam is opgenomen’, mag eigenlijk niet losgekoppeld worden van de doelgroep, en dat gebeurt in hun ogen bij het literaire (kinder)boek. Nanda Roep beweert zelfs - met een opvallend gebrek aan bewijs, dat overigens voor het hele artikel geldt - dat boeken van Toon Tellegen eigenlijk geen kinderboeken zijn. Er wordt ook niet teruggeschrokken voor enig conspiratief denken waar zij, opnieuw zonder nadere toelichting, ‘belangenverstrengeling’ signaleren, en tot driemaal toe wijzen naar de veel gerecenseerde en bekroonde uitgeverij Querido waar veel literaire auteurs onderdak hebben gevonden. Zo wordt er probleem-
[pagina 94]
[p. 94]

loos een sfeer van achterdocht en verdachtmaking gecreëerd. De verongelijkte toon van Akveld, Hartsuiker en Roep - met die van medestander Van Lenteren (Van Lenteren, 2001) - kan niet verhullen dat zij vooral een preek voor eigen parochie houden, en pleiten voor een soort ‘Roepiaanse literatuuropvatting’. Daarbij wordt volop geleend bij en gevarieerd op succesvolle auteurs als Schmidt, Kuijer, Dahl en Rowling, die gemixt in een blender leiden tot wat op de achterflap steevast ‘originele, fantasierijke en spannende’ verhalen worden genoemd, en de educatief angehauchte recensente Marieke Henselmans - de voorgangster van Van Lenteren bij de Volkskrant - ooit bestempelde als ‘een lekker spannend boek waar kinderen van zullen smullen.’ (Henselmans, 2001)

Wat Akveld betreft past de conclusie van de Zwart als inkt-analyse dus in een bepaald patroon dat herhaald wordt, maar bij Bekkering ligt dat anders. Heeft hij het niet verschillende malen, en met grote overtuigingskracht en kennis, opgenomen voor het bestaansrecht van het literaire jeugdboek en het verdedigd tegen onterechte aanvallen en onjuiste analyses? Met name zijn uitvoerige reactie op een artikel van Wilbert Smulders, docent moderne letterkunde in Utrecht, waarin deze de gelijkwaardigheid van jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen betwist, bewijst dat.Ga naar voetnoot12 Des te vreemder is Bekkerings conclusie naar aanleiding van de analyse van Zwart als inkt. Misschien moet vastgesteld worden dat literatuurwetenschappers goed kunnen zijn in literair-theoretische exegese en een dito polemisch steekspel. Maar dat betekent nog niet dat ze ook gebruikmaken van de resultaten van de moderne receptie-esthetica, of van de concrete praktijk van literaire vorming en competentie bij kinderen.

zes

Het laatste woord is aan Wim Hofman.

‘Het is waar dat het literaire jeugdboek steeds meer onder spanning komt te staan de laatste tijd. En dan bedoel ik ook dat de commerciële druk groter wordt. Boeken in kleine oplagen krijgen het almaar moeilijker. Ik mag van geluk spreken dat mijn dichtbundels, die het met een gemiddelde oplage van 700 goed doen, kunnen worden uitgegeven. Maar de uitgeverswereld in het algemeen richt zich vaker op het makkelijk verkoopbare boek, en dat gaat ten koste van het literaire jeugdboek. Zwart als inkt heeft, ondanks de bekroningen, de toneelversies en alle aandacht, twee drukken gehaald. Het is al jaren niet meer verkrijgbaar. Het bestaat gewoon niet meer.

[pagina 95]
[p. 95]

De toenemende commerciële druk vergroot ook de scheiding tussen kinderen en volwassenen, tussen kinderboeken en literatuur voor volwassenen, waarbij het literaire jeugdboek de tol betaalt. Maar je ziet het ook op andere terreinen. Er bestaat binnen de beeldende kunst al geruime tijd een beweging die zich richt op speciale kinderkunst. Dat wordt verkocht via de kinderkunstuitleen, - ook al zoiets aparts waar ik weinig mee op heb. Het zal misschien allemaal niet zo lang duren, wie weet, maar het is er wel. En kijk eens goed naar de speelgoedbranche. Er is een tendens weer jongens- en meisjesspeelgoed te maken, net zoals je een dergelijke segregatie ook op het gebied van kleding en kleuren ziet: roze voor meisjes, blauw voor jongens is weer helemaal in. Zo komt de traditionele manvrouwrelatie sluipenderwijs weer terug. Ik ben altijd tegen dat soort onderscheidingen geweest, en dat geldt ook voor discriminatie op basis van leeftijd. Goed beschouwd is het artikel van A&B daar een vorm van, het drijft een discriminerende wig tussen kinderen en volwassenen.

Zwart als inkt is ooit uitgekozen als een van de best vormgegeven en verzorgde boeken. Samen met een aantal andere uitverkorenen lag het in het Stedelijk Museum, en eigenlijk, vind ik, werd het toen beoordeeld op wat het ook feitelijk is. Geen boek voor volwassenen. Geen kinderboek. Maar gewoon. Een boek. Een mooi boek.’

Literatuur

Primaire literatuur

Hofman, Wim, Welwel, de zeer grote tovenaar & zes andere doldwaze verhalen over ridders, tovenaars, matrozen, krentenbollen, cowboys, indianen & over een planeet. Den Haag, W. van Hoeve, 1969 (herdruk: Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1979).
Hofman, Wim, Wim. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1976 (herdruk: Amsterdam, Querido, 1993; 2006).
Hofman, Wim, Het vlot. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1988. (herdruk: Amsterdam, Querido, 2006).
Hofman, Wim, Klein Duimpje. Bussum, Moon Press, 1991.
Hofman, Wim, Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Amsterdam, Querido, 1997.
Prévert, Jacques, Voor jou mijn lief. Vertalingen door en met tekeningen van Wim Hofman. Amsterdam, Querido, 2000.
Prévert, Jacques, We schilderen een vogel. Vertalingen door en met tekeningen van Wim Hofman, Amsterdam, Querido, 2001.
Hofman, Wim, Wat we hadden en wat niet. Amsterdam, Querido, 2003.
[pagina 96]
[p. 96]
Hofman, Wim, Na de storm. Amsterdam, Querido, 2005
Hofman, Wim, Het Rijk van Heen en Weer. Amsterdam, Querido, 2008.
Hofman, Wim, Op zekere dag ziet u plotsklaps de ware liefde. Amsterdam, 2009.

Secundaire literatuur

Akveld, Joukje, Philip Hartsuiker en Nanda Roep, De dictatuur van de literaire norm, in: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 15 (2001), nr. 54, blz. 33-47.
Akveld, Joukje, en Harry Bekkering, ‘Zwart als inkt. Een mooi literair verhaal, maar voor kinderen?’ In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 20 (2006), nr. 69, blz. 98-112. (Wim Hofmannummer)
Boonstra, Bregje, Wat een mooite!, Hoogtij in het kinderboek in acht portretten. Querido, 2009.
Henselmans, Marieke, [Kinderboeken]. In: de Volkskrant, 9-11-2001.
Hofman, Wim, ‘Keep the River road, all the way’. In: De Groene Amsterdammer, 14-8-1996
Lenteren, Pjotr van, ‘Met een schietpistool in het sprookjesbos’. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 15 (2001), nr. 56, blz. 372-376.
Literatuur zonder leeftijd, jaargang 20 (2006), nr. 69. (Wim Hofmannummer)
Pol, Coosje van der, ‘Literaire competentie bij kleuters’ In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 23, (2009), nr. 78, blz. 58-67.
Reenen, A.M. van, Boeken voor volwassenen? Een onderzoek naar de receptie van ambivalente jeugdboeken door basisschoolleerlingen en volwassenen. Universiteit Leiden, mei 2000.

voetnoot1
Literatuur zonder leeftijd, Wim Hofmannummer, jaargang 20 (2006), nr. 69.
voetnoot2
Zwarte Inkt, een portret van Wim Hofman. Televisiedocumentaire in de regie van Willemiek Kluijfhout, Trueworks/Omroep Zeeland, 2006.

voetnoot3
In het hetzelfde Hofmannummer staat weliswaar een artikel van Anne de Vries over de illustraties in Zwart als inkt: ‘Een nieuw beeld van Sneeuwwitje’ (blz. 24-38), maar dat kan natuurlijk geenszins als excuus voor A&B's negatie gelden.

voetnoot4
Zie ook: Wim Hofman in De Groene Amsterdammer (1996), een artikel waarin hij zijn liefde voor The adventures of Huckleberry Finn belijdt: ‘Ik vond het toen een mooi, ja een fantastisch boek - en dat vind ik nu nog. Niet zozeer omdat het een avonturenboek was, of omdat het in de ik-vorm geschreven was (al vond ik dat prachtig), maar omdat ik me zo herkende in de drang naar vrijheid en het verlangen om een eigen leven te leiden. (...) Huck Finn ging over het ondermijnen van autoriteit, de drang naar vrijheid, het ontsnappen aan de benauwende beschaving, het leven op een vlot, vriendschap, dat begreep ik wel. Het boek werd vanaf toen (1951) mijn trouwe metgezel.’
voetnoot5
Het Rijk van Heen en Weer is geschreven op initiatief van het Museum voor Communicatie in Den Haag, naar aanleiding van de kindertentoonstelling ‘Het Rijk van Heen en Weer’.
voetnoot6
Judith Eiselin schreef naar aanleiding van de voorstelling van Wederzijds, in de regie van Rob Vriens: ‘Deze vitale voorstelling rafelt het sprookje uiteen, geestig en beklemmend tegelijk, in prachtige zinnen ontleend aan Wim Hofmans bekroonde bewerking van Sneeuwwitje.’ NRC-Handelsblad, 29-4-2000. En Marian Buijs oordeelde in de Volkskrant, 10-5-2000: ‘Puttend uit het gelijknamige boek van Wim Hofman, Zwart als inkt, maken deze twee energieke actrices van het bekende sprookje een verrassende vertelling waarbij de geijkte romantiek subtiel wordt onttakeld.’
voetnoot7
In NRC-Handelsblad, 23-7-2004 (‘Overdracht van angst’) gaat Marjoleine de Vos in een gesprek met Wim Hofman nader in op (de achtergrond van) het gedicht ‘Die avond’, dat teruggaat op zijn jeugdervaringen tijdens de oorlog en waarover hij onder andere zegt: ‘Chronologie is denk ik geen categorie van kinderhersenen. Misschien zijn het wel drie avonden, maar dat geloof ik niet. Het was in september 1944 in Valkenswaard, het dorp waar mijn moeder heen gevlucht was uit Vlissingen. Het gaat om de overdracht van angst. Mijn moeder was heel bang en heel gelovig. Ze wees me de hemel dus ik dacht, dat zal wel met God te maken hebben, maar het was een vliegende bom.’ Ondanks het ontbreken van interpunctie en de sterk associatieve woordkeus, is het een gedicht dat kinderen zonder veel problemen kunnen lezen en begrijpen/navoelen. De slotregels klinken als een sententie: ‘die avond dat mijn moeder zei wees maar niet bang wim wees maar niet bang’.
voetnoot8
De meeste besprekingen van Hofmans vertalingen van Prévert zijn te vinden in de kinderboekenrubrieken: Aukje Holtrop (Vrij Nederland, 26-2-2000), Marjoleine de Vos (NRC-Handelsblad, 4-5-2001), Hanneke Leliveld (de Volkskrant, 10-3-2000). Alleen Bregje Boonstra ontsnapt daaraan (De Groene Amsterdammer, 23-2-2000). Zie ook Boonstra's artikel Poëzie is overal, over de vertaling van Préverts gedichten, in: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 14 (2000), nr. 52, blz. 308-312.

voetnoot9
Zie onder andere: Coosje van der Pol, ‘Literaire competentie bij kleuters’, hoe tekenfilms de verwachtingshorizon kleuren bij het lezen van prentenboeken, in: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 23, (2009), nr. 78, blz. 58-67.
voetnoot10
‘Ik heb zoveel teruggekregen’, Karin Kustermans sprak met Jacques Dohmen, in: De Leeswelp, mei 2009, nr. 4, blz. 148-151. Zie ook: Bregje Boonstra, Een manier van leven, Jacques Dohmen, redacteur, een in dezelfde vormgeving als Wat een mooite! uitgegeven interview ter gelegenheid van Jacques Dohmens afscheid van Querido op 19 april 2009. Ditzelfde interview is ook afgedrukt in Literatuur zonder leeftijd, jaargang 23, (2009), nr. 79.

voetnoot11
Zie onder andere: Pjotr van Lenteren, ‘Kwaliteit met een q’, in: de Volkskrant, 4-3-2004, en ‘Er zit een luchtje aan de Theo Thijssenprijs’, in: de Volkskrant, 15-9-2006, waarin hij o.a. de jury van de Woutertje Pieterse Prijs, de Theo Thijssen-prijs en uitgeverij Querido aanvalt. Zie voor reacties o.a. Henk Kraima, directeur van de CPNB, in de Volkskrant, 22-9-2006. Ook Jacques Dohmen reageert op Van Lenteren bij zijn afscheid als uitgever: ‘Wij kregen wel eens te horen: “Jullie boeken zijn alleen maar voor gymnasiasten.” Ja, mag dat alsjeblieft? Die zijn er óók!. Dat zei een Pjotr van Lenteren: Er zijn zoveel kinderen die dit niet begrijpen! Maar wij zijn toch geen staatsbedrijf dat de opdracht heeft boeken te maken voor álle kinderen? (...) De grootste misvatting is dat er zoiets zou bestaan als hét kind, net zoals dé volwassene niet bestaat. Mijn oudste zus en ik lezen heel veel literatuur, met een grote L, mijn andere zus leest van die lekkere dikke Engelse vrouwenromans, mijn broer leest sciencefiction. We komen uit één gezin en we zijn heel verschillende lezers. Waarom kan dat niet ook als je tien of acht bent?’ Zie noot 10.
voetnoot12
Wilbert Smulders, ‘Over de onmogelijkheid van Gerard Reve als kindervriend’, in: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 13, najaar 1999, nr. 50, blz. 325-342. Harry Bekkering diende Smulders van repliek in: ‘Jeugdliteratuur is nú van dezelfde culturele orde’, in: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 15, voorjaar 2001, nr. 54, blz. 57-64.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen


auteurs

  • Peter van den Hoven