Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Liter. Jaargang 1
Toon afbeeldingen van Liter. Jaargang 1zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liter. Jaargang 1

(1998)– [tijdschrift] Liter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Christelijk literair tijdschrift


Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

[4] Van woede heb ik menig potloodpunt gebroken

Vreugdevol aanvaardde ik de uitnodiging van de redactie om een bespreking te wijden aan de dissertatie van Th. Peppink, Gestremde Beweging, Een theologisch onderzoek naar de verhouding tussen geloof en kunstbij Prof. dr. G. van der Leeuw. Dit thema en deze persoon zijn een academische doordenking zeker waard. Meer dan 500 bladzijden lagen uitnodigend voor mij. Nieuwsgierig geworden naar de auteur sloeg ik zijn curriculum vitae op. Daarin stelt hij zich onder andere voor als schrijver van vele boeken. Wat blijkt: de gehele lijst is opgenomen in de bibliografie, zodat de lezer daar bijvoorbeeld geconfronteerd wordt met de kinderboeken Het olifantje Rosa en De avonturen van Rippi en Pippi en met de jeugddetective De roep van het kasteel. Nu weet ik wel dat Van der Leeuw heeft geschreven over ‘Het detective-verhaal als spiegel van deezen tijd’, maar mij bekroop het angstige vermoeden dat de jeugddetective niet om die reden in de lijst was opgenomen.

Muis baart olifant

Argwanend geworden door deze niet-academische slordigheid begon ik te lezen. Helaas werd ik voortdurend bevestigd in mijn vermoeden, dat dit boek meer lijkt dan het is. Alleen al de vorm geeft te denken. De ruim 500 bladzijden zijn als volgt verdeeld: om te beginnen negen pagina's titelbeschrijving e.d., vier pagina's voorwoord, acht pagina's inhoudsopgave. Het boek besluit met 23 pagina's samenvattingen, 140 pagina's bibliografie, 22 pagina's register en twee pagina's c.v. Al met al blijven er van de 502 pagina's 291 pagina's over voor het eigenlijke onderzoek. Dat hoeft op zichzelf niets te betekenen. Maar al lezend werd ook de waarde van dit deel steeds meer teruggebracht door onnodige verdubbelingen, overbodige uitweidingen en storende slordigheden. Ik noem een paar voorbeelden:

-Op blz. 22 noemt de auteur zijn doelstelling: ‘de verhouding tussen geloof en kunst is complex. Hoe komen we in deze gedachtenvorming verder?’ Los van het feit dat de doelstelling slecht wordt geformuleerd als stelling en vraag, vind ik het slordig dat op dezelfde bladzij in een noot zonder verdere verwijzing van Van der Leeuw wordt gezegd dat hij deze verhouding ook complex vond, wat vier regels verder in de hoofdtekst nog eens wordt herhaald, nu wel met bronvermelding.
[pagina 92]
[p. 92]
-Op blz. 27-28 wordt het gebied waar geloof en kunst elkaar ontmoeten door de auteur ‘braakliggend pioniersgebied waarop enkele stippellijnen zijn uitgezet’ genoemd, ‘waar nog veel vragen openliggen’. Meteen aansluitend noemt hij 18 (achttien!) namen van mensen die zich intensief met deze vragen hebben beziggehouden. Onder de genoemden bevindt zich Hans Urs von Balthasar. Om zijn vijfdelige werk Herrlichkeit een stippellijn te noemen vind ik een gotspe.
-Bij al die opgesomde namen wordt naar literatuur verwezen, behalve bij Isaac van Dijk en de ethische theologie, waarvan de auteur zelf zegt dat met name zij een grote belangstelling hadden voor kunst en cultuur.
-Eén van de genoemde namen is die van Rudolf Bohren, die verder alleen op blz. 29 mag figureren. Terwijl er geen aandacht is voor zijn werk (ten onrechte naar ik meen; zeker in verband met Van der Leeuw zijn Bohrens ideeën over theonome Reziprozität interessant) worden vier boeken genoemd, waaronder wel één prekenbundel, terwijl ander, belangrijker werk ontbreekt. En dan staan deze boeken nota bene ook weer in de bibliografie terwijl er niets mee wordt gedaan.
-Van vele in het boek voorkomende personen wordt in een noot een biografietje gegeven. Dit gebeurt willekeurig en vaak onnodig, omdat genoemde persoon niet meer is dan een figurant. Bovendien wordt als bron zeer regelmatig de Christelijke Encyclopedie uit 1965 opgevoerd. Een wetenschapper die werkelijk iets wil weten heeft daar niet genoeg aan. (Ik heb mij er niet aan gewaagd het totaal aantal verwijzingen naar deze Encyclopedie te tellen, maar soms leek het het belangrijkste naslagwerk van deze eeuw te zijn.)
-In dergelijke biografietjes komen dan ook weer storende, op slordigheid wijzende, fouten voor. Zo wordt in noot 68 van Martinus Nijhoff gezegd dat gezang 422 uit het Liedboek van zijn hand is. Ik vind het merkwaardig dat juist deze tekst als een specimen van zijn dichtkunst wordt genoemd; zeker omdat het geen eigen tekst is maar een bewerking van een tekstvan Vondel.

Ik zou zo kunnen doorgaan. Let bijvoorbeeld eens op de manier waarop C.G. Jung voorkomt in de noten. Daar is hij iemand voor wie Van der Leeuw een voorliefde had, of over wie de ikon een documentaire maakte. Maar ondertussen staat Jung wel met drie werken in de bibliografie en wordt er tussen neus en lippen door ook nog verwezen naar drie banden van belang uit het Verzamelde Werk.

Dit soort pseudo-academisch gedoe maakte mij boos en plaatsvervangend beschaamd. Bovendien ontnam het mij elke lusttot verder lezen en dieper zoeken. Maar de recensie was beloofd en dus zette ik mij er toch maar aan. In de - inmiddels danig geslonken - hoop iets meer over ‘geloof en kunst bij Van der Leeuw’ te weten te komen.

[pagina 93]
[p. 93]

Mouw baart aap

De slordigheid strekt zich echter niet alleen uit tot de vorm, ook methode en argumentatie lijden onder hetzelfde euvel. Voorbeelden van het gebrek aan goede argumentatie en de inconsistente methode dienen zich vanaf het begin al aan. Meteen bij de vraagstelling ‘Wat is kunst?’ worden we vergast op een reeks aan definities, zoals gegeven door Nederlandse woordenboeken (o.a. Koenen en Van Dale). Na al die niet-gelijkluidende definities wordt de lezer de conclusie van J. Wytzes uit-jawel-de Christelijke Encyclopedie voorgeschoteld: ‘Het heeft geen zin een definitie te geven.’ Waarop de auteur doorgaat en zegt dat het beter is (waarom?) te luisteren naar enkele uitspraken van kunstenaars, die dan op hun beurt weer moeten illustreren dat een definitie inderdaad niet te geven is. Vervolgens krijgen we dan aforismen van achtereenvolgens Wilde (2x), Sagan, Leibnitz, Novalis, Cicero, Mondriaan, Klee, Van Ostayen en Reve voor de kiezen (blz. 26). Even dacht ik: dat tikt aan voor de bibliografie, maar dat viel mee, het levert maar één titel op, want de citaten komen uit een citatenboekje van A.F. de Groot, Kunstenaars over kunst.

Goed, we weten inmiddels dat kunst niet scherp is te definiëren. Dat hoort dus (?) bij het karakter van kunst en vandaaruit concludeert de auteur dat we kunst het beste fenomenologisch kunnen benaderen. Voor die conclusie levert hij geen enkel argument en dat is jammer, want ik vind het een dubieuze gevolgtrekking. Mijns inziens is het niet zo dat bij gebrek aan een definitie van een verschijnsel alleen de fenomenologie overblijft om dat verschijnsel te benaderen. (U moet het eens met God proberen.)

 

Hoofdstuk ii wil een overzicht zijn van Van der Leeuws leven en werk. In de praktijk komt het neer op de aan elkaar geschreven bibliografie, afgewisseld met de opsomming van activiteiten, zoals het lidmaatschap van verschillende commissies en verenigingen. Als er nog iets meer in staat, dan betreft het bijvoorbeeld een verzoek van Bultmann aan Van der Leeuw om een bepaald boek in het Italiaans te recenseren, omdat hij - toe maar - ‘die italienische Sprache in dem für diesem Zweck notwendigen Umfang’ beheerst (blz. 49). Zo viel er weer een aantal pagina's af, die de moeite waard hadden kunnen zijn.

Hoofdstuk iii tot en met v gaan over het werk van Van der Leeuw. Ze bedoelen een beschrijving te geven, die tegelijkertijd analyse is. Voordat de schrijver daartoe overgaat, geeft hij enige opheldering over zijn methode. Het zal gaan over de verhouding geloof en kunst, maar daartoe moeten ook Van der Leeuws theologie en fenomenologie worden getypeerd. De auteur zegt op blz. 68 zich te zullen beperken tot Van der Leeuws wetenschappelijke theologie en de hoofdlijnen van zijn ontwikkeling. ‘Dat betekent dat de vele praktische, pastorale, meditatieve en detailstudies uitvallen, ook zijn Dogmatische Brieven (1933), waarin hij zich soms zeer persoonlijk uitspreekt’ (blz.68). Op blz. 83

[pagina 94]
[p. 94]

daarentegen maakt de auteur zich op om het boekje Ethisch: modern of orthodox aan een analyse te onderwerpen, want hierin komt duidelijk Van der Leeuws plaatsbepaling naar voren. Dit werkje is echter geschreven in de serie Practisch Christendom, en heeft voornamelijk een pastoraal doel. Wat is nu de werkelijke methode en waarom merkt de auteur niet eens op dat hij van zijn eigen eerdere omschrijving afwijkt?

 

Terwijl mijn verlangen naar een beschouwing over geloof en kunst werd gevoerd langs zes andere werken van Van der Leeuw, was ik op blz. 136 aangekomen bij de monografie waarvan de auteur op blz. 64 had gezegd, dat hij zich daar vooral mee bezig zou gaan houden: Wegen en grenzen. Na kort de ontstaansgeschiedenis geschetst te hebben (waarom geen intensieve vergelijking van de drie verschillende drukken?) komt de auteur toe aan de analyse. Die analyse bestaat uit 28 bladzijden, waarop ik welgeteld 167 citaten uit of verwijzingen naar Wegen en grenzen aantrof, zodat de typering ‘samenvatting’ mij meer van toepassing lijkt dan ‘analyse’.

De auteur probeert mij in het volgende hoofdstuk nog mee te krijgen in zijn fijnzinnige onderscheiding van ‘uitvoerige beschrijving’, ‘analyse’, ‘dieptepeiling’ en ‘evaluatie’, maar als hij zelf ook al aangeeft dat beschrijving en dieptepeiling niet waterdicht te scheiden zijn, bevangt mij toch een zekere moedeloosheid en vrees ik nogmaals een reeks citaten. Terecht, naar zal blijken.

Inmiddels volstrekt subjectief geworden kom ik aan bij de evaluatie. Tot mijn stomme verbazing arriveer ik in een oase van citaat-loosheid, tenminste waar het Van der Leeuw betreft. In bijna 60 bladzijden evaluatie wordt in de noten slechts tien keer van der Leeuw genoemd en daarvan maar één keer het boek Wegen en grenzen. Wat blijkt: de auteur vindt de theologische esthetica van Calvijn boeiend (wat ook zo is) en onderbelicht en neemt uitgebreid de tijd om mij daarover in te lichten. Verder wordt er een basiscursus bijbelse begrippen gegeven, die bij mij in ieder geval de suggestie wekt, dat Van der Leeuw zijn huiswerk niet goed heeft gemaakt. Uiteindelijk lijkt Van der Leeuw in het niet te vallen bij ‘De Reformator’, die ‘werd verteerd door de zaak van de Naam des Heren. Hij stond al iedere morgen om ±4.00 op en werkte tot 's avonds laat, heel de week, heel zijn leven’. Voor mij is de aap nu tot en met zijn staart uit de mouw: Van der Leeuw is Calvijn niet. En dan mag Van der Leeuw tenslotte nog wel een kunstenaar genoemd worden en Wegen en grenzen een kunstwerk met een magistraal slothoofdstuk - ik blijf achter met woede, die langzaam overgaat in spijt om wat er allemaal niet in dit boek staat.

[pagina 95]
[p. 95]

Olifant baart muis?

In de conclusies wordt nog eens herhaald dat Van der Leeuw een kunstenaar is. ‘Wellicht is dat de beste sleutel tot zijn werk’ (blz. 308). Zijn theologie is sterk aan zijn persoon verbonden en spel was voor hem hoogst ernstig. Zo ernstig dat hij zelfs Golgotha een spel durft te noemen. Bij deze schokkende visie haakt de auteur in navolging van Noordmans af: ‘Van der Leeuw speelt teveel. [...] Ook theologisch spel is leuk. Maar hier gaat hij te ver.’ (blz. 217-18) Jammer, dat het debat over kruis en kunst hiermee meteen is afgelopen, want daar had het over moeten gaan. En in het verlengde daarvan bijvoorbeeld over authenticiteit en ervaring. Maar nu blijft het bij het onderscheid tussen gelovige kunst en algemene kunst (blz. 270). Al eerder had de auteur gezegd zelf uit te willen gaan van ‘de theologie van de Reformatie, zoals die met name verwoord is in de drie algemene geloofsbelijdenissen en de drie Formulieren van Enigheid’ (blz. 249). Waarom dan niet gekeken naar de zeer persoonlijke (de beste sleutel!) Dogmatische Brieven, die nota bene het Apostolicum als uitgangspunt hebben? Neem en lees wat Van der Leeuw over het kruis schrijft en ga in debat. Nu wordt Van der Leeuws wetenschapstheoretische piramidestructuur en zijn sacramentele incarnatietheologie verworpen en rest als zijn bijdrage in de discussie ‘de vele gegevens van geloof en kunst’. Jawel, de olifant heeft een muis gebaard, al is dat dan ‘op eenzame hoogte’.

Een boek over geloof en kunst bij Van der Leeuw. Het had zo mooi kunnen zijn.

 

Kees van der Zwaard

Th. Peppink: Gestremde beweging. Een theologisch onderzoek naar de verhouding tussen geloof en kunst bij Prof. dr. G. van der Leeuw, uitg. Mondiss Kampen, 502 blz., f65,00.
Kees van der Zwaard (1962) is theoloog. Hij houdt zich bezig met theater.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Gestremde beweging: een theologisch onderzoek naar de verhouding tussen geloof en kunst bij Prof. Dr. G. van der Leeuw


auteurs

  • Kees van der Zwaard

  • over Thomas Pinkhoff