Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liter. Jaargang 3 (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liter. Jaargang 3
Afbeelding van Liter. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Liter. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liter. Jaargang 3

(2000)– [tijdschrift] Liter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Christelijk literair tijdschrift


Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

Hans Werkman
De trein, de tijd, de eeuwigheid
Geen essay over de jongste dag in Nederlandse romans en verhalen

Tevergeefs heb ik geprobeerd auteurs voor dit themanummer aan het werk te krijgen met een essay over de moderne Nederlandse verhalende literatuur. Om een van hen alsnog te prikkelen, geef ik enkele voorzetten.

 

In De kellner en de levenden (1949) van S. Vestdijk worden twaalf flatbewoners naar een station gebracht om daar iets te beleven wat de meesten van hen interpreteren als ‘de jongste dag’, ‘het laatste oordeel’. Er bestaat geen tijd meer, doden zijn opgestaan, de boeken gaan open. Een satansfiguur (de oberkelner) en een Christusfiguur (de jonge kelner) spelen rollen tegenover elkaar. Van een nieuwe aarde of hemel is geen sprake, uiteindelijk zijn het vandalen en duivels die de macht overnemen.

De trein der traagheid (1950) van de Vlaming Johan Daisne is een van de eerste magisch-realistische romans in het Nederlandse taalgebied. Een leraar voelt zich na een periode van moeheid nu fris, hij geniet het leven ‘in eschatologisch perspectief’. Tijdens een treinreis ontmoet hij twee mannen met speaking names: professor Hernhutter en de student Val. De horloges van het drietal staan stil op half zeven. Tussen hen ontspint zich een gesprek over hun laatste gedachte. Als de trein verongelukt, komt een van hen om. In de roman hangt een sfeer van ‘de laatste dingen’, versterkt door religieuze motieven. Het eind is niet optimistisch: de ikfiguur moet het leven weer in ‘als een houten, maar voor altijd bezeerde pop’.

De Vlaming Hubert Lampo schreef een andere belangrijke magisch-realistische roman, De komst van Joachim Stiller (1960). Ook hier - het wordt opmerkelijk! - spelen de spoorwegen een rol. Aan het einde van de roman arriveert de mysterieuze Joachim Stiller op het Zuidstation van Antwerpen. Hij vertoont trekken van Christus en zijn komst is heilzaam: er is ‘de verbazing van de twee te Emmaüs’. Stiller wordt gedood bij een verkeersongeluk, maar zijn lijk is na drie dagen verdwenen, en het leven van de toeschouwers heeft een vreedzame verdieping ondergaan.

Nog eens rijdt er een trein door een apocalyptisch verhaal: in De grote onthaler (1977) van Marten Toonder ontdekt Ollie B. Bommel in het Ugelmoer een allang opgeheven spoorlijn waarover een stoomtrein aan komt rijden. Hij stapt in en komt terecht op het station Limbus (de rooms-katholieke term voor het ‘voorgeborchte van de hel’, de plaats waar de zielen wachten). Zijn horloge staat stil en hem wordt verzocht een keuze te doen uit vele deuren. ‘De Grote Onthaler’ speelt de rol van een

[pagina 94]
[p. 94]

god die alles volgens zijn vaste plan laat lopen en de massa van de aardbodem wil verdelgen. Het is Tom Poes die actief ingrijpt en de situatie redt.

In het ingenieus opgebouwde Bommel verhaal De andere wereld (1982) is ‘de andere wereld’ een aards paradijs. Vele families wasbeertjes trekken weg uit het land Apoka - het land dat vergaat - naar de betere wereld, waar voldoende eten is en de gouden dubloenen op straat liggen. Vulkaanuitbarstingen versterken de apocalyptische sfeer. Maar er is een redder: Heer Bommel. Mevrouw Dorado zegt: ‘Elleloejah, Boemel heeft ons de weg gewezen naar deze wereld waar alles beter is.’

 

In deze vijf voorbeelden uit de seculiere literatuur spelen de trein en het stilstaan van de tijd een grote rol. Ook is er steeds een soort laatste oordeel. Maar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn nogal onbereikbaar. De christelijke literatuur van de twintigste eeuw heeft enkele romans opgeleverd die daar wel een verbeelding van geven.

 

In Gesprekken met Gabriël (1948) neemt Arjen Miedema burgerlijke en dogmatische braafheid op de korrel via zijn hoofdpersoon Jacobus van den Domme, die in de armoedige tijd na de oorlog leeft. De engel Gabriël komt met hem praten over het mooi aards en concreet gehouden paradijsverlangen van Jacobus. Aan het einde van de roman breekt het paradijs aan en zijn de hemel en de aarde een eenheid. Gabriël prijst Jacobus, omdat die ‘eeuwig aards’ wil blijven.

Het paradijs is dichtbij (1971) is een roman van de filosoof Klaas J. Popma. Een jongeman ontdekt in de duinen een gebied waar de panter en de leeuw als huisdier in en uit lopen. Dit paradijs is bevolkt met zondeloze nakomelingen van Adam en Eva. De ontdekking heeft een ‘gemengd’ huwelijk ten gevolge. Intussen besluit buiten het paradijs de president van Amerika de halve wereld met atoomwapens te vernietigen. God is hem een slag voor, de jongste dag is aangebroken. Met paradijszand wordt al het slechte verpulverd, ook de mensen, al zullen ze daarna opstaan. Slechts de zwakzinnigen mogen meteen naar het paradijs. Ook woonhuizen, bibliotheken en scholen worden gespaard. ‘Kerken ook wel, maar niet allemaal, want sommige waren veel te mooi.’ Dan komt Jezus terug.

‘De aardbeving’ van Meint R. van den Berg is een omvangrijke novelle die deel uitmaakt van De aardbeving en andere verhalen (1983). Er vindt een aardbeving plaats die vooral kerkhoven treft. De wetenschap staat voor raadsels, slechts een klein aantal mensen begrijpt wat er aan de hand is, ‘drie in een stad, twee in een dorp misschien. Het mannetje Jacques was een van hen.’ In een schouwburg probeert hij uit te leggen wat er gebeurt, maar men antwoordt met rotte tomaten. Aan een strand ziet hij, wachtend op zijn gestorven geliefde, hoe doodsbeenderen in elkaar schuiven tot mensen.

[pagina 95]
[p. 95]

Enkele ideeën in ‘De aardbeving’ zijn ook te vinden in het jongste boekje van Willem Jan Otten Het wonder van de losse olifanten (1999). Ik hoop dat de aanstaande schrijver van het essay dat ik aan het begin van dit stukje op het oog had, zich geprikkeld zal voelen door een fragment daaruit.

In een televisiestudio kijkt de redactie van een actualiteitenprogramma naar de beelden van de correspondent in Rwanda. Weer een dag van kapmessen en hutten puilend van lijken. De correspondent staat voor een soort akkertje met lichamen kris kras door elkaar heen. Er is discussie geweest over waar de correspondent moest gaan staan; over of dit niet te gruwelijk was voor straks om halfacht, wanneer de rubriek wordt uitgezonden. Men staat overigens onder druk, de reportage wordt over tien minuten uitgezonden. Terwijl de correspondent, bleek van de stank die hij schijnt te ruiken, zijn verslag doet zien de mensen in de studio hoe de lichamen op de achtergrond een voor een tot leven komen, opstaan, hun wonden verliezen, ophouden met bloeden, en rustig uit beeld verdwijnen. Een van de redacteuren roept naar de correspondent, maar die hoort hem niet, en rondt onverstoorbaar zijn gruwelijk verhaal af. Natuurlijk wil de redactie nu weten wat er gebeurd is, maar de verbinding wordt verbroken en kan niet meer hersteld worden.

De reportage wordt uitgezonden, de redacteuren in de studio kijken gespannen, maar de lijken blijven nu liggen.

Enkele dagen later komen er, uit verschillende verspreide plaatsen in het land, brieven (niet veel) waarin mensen zich afvragen of ze het wel goed gezien hebben. Of het waar is dat er achter de correspondent in Rwanda op een akkertje doden zijn opgestaan en zwijgend uit beeld gewandeld...
De redacteuren draaien ogenblikkelijk het materiaal weer af. Steeds hetzelfde: roerloze lijken.

Willem Jan Otten voegt met dit verwarrende verhaal iets toe aan de literatuur over opstanding uit de dood en het herstel van het verloren paradijs. Zijn meest intrigerende vraag is: waar is geloof te vinden?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De kellner en de levenden

  • over De trein der traagheid

  • over De komst van Joachim Stiller

  • over De grote onthaler

  • over De andere wereld


auteurs

  • Hans Werkman

  • over Arjen Miedema

  • over K.J. Popma

  • over Meint R. van den Berg