Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liter. Jaargang 7 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liter. Jaargang 7
Afbeelding van Liter. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Liter. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liter. Jaargang 7

(2004)– [tijdschrift] Liter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Johan Reijmerink
Scopus
Levensreis

De jongen

 
Hij zat in nachtgoed voor het raam en liet
 
Willoos het hoofd hangen op het kozijn -
 
Hij zag den landweg langs de heuvels zijn
 
Kronkel wegtrekken naar het blauw verschiet.
 
 
 
Hij dacht weer aan den ouden vreemdeling
 
Die 's middags in het herbergtuintje sliep -
 
Zij stoeiden om hem heen, en iemand riep
 
Hem wakker, en hij zat dwaas in hun kring.
 
 
 
Zijn verre blik zwierf langs hun oogen weg,
 
Hij zei: - (zijn baard was om den glimlach grijs)
 
‘Jongens, het leven is een vreemde reis,
 
Maar wellicht leert een mensch wat onderweg.’
 
 
 
Toen was het of een deur hem open woei
 
En hij de verten van een landschap zag,
 
Hij zag zichzelf daar wand'len in een dag
 
Zwellend van zomer en van groenen groei.
 
 
 
De weg buigt om en men keert nooit terug -
 
Hij kon zijn hart als voor 't eerst hooren slaan,
 
Hij heeft zijn schoenen zacht weer aangedaan
 
En sloop door 't tuinhek naar de kleine brug.
Martinus Nijhoff
Uit de bundel Vormen (1924)
[pagina 32]
[p. 32]

Ook wij, titaantjes

 
We hadden geen benul van hoe het liep.
 
We deden dingen omdat je dingen doet.
 
We richtten daden aan en lazen soms een boek
 
om te vieren dat gedachten niet vergingen.
 
 
 
We gingen door omdat je verder moet
 
of bleven haken aan een onverwachte blik
 
omdat er blikken zijn waarmee iets wordt bedoeld,
 
vooral wanneer bedoeld was wat wij wilden.
 
 
 
We vingen aan en rondden ook wel af
 
maar wat in gang gezet was ging zijn eigen weg toch weer.
 
We maakten plannen, legden ons erbij neer
 
dat dingen gingen zoals ze niet waren voorvoeld.
 
 
 
We liepen af toen het eenmaal zo ver was
 
dat wat niet voorvoeld was onomkeerbaar bleek.
 
We lieten wat we hadden in de steek
 
en zochten naar wat ons verlaten had.
Hagar Peeters
Uit de bundel Koffers zeelucht (2003)
[pagina 33]
[p. 33]

Tegen de tijd, een calendarium
[VII]

 
De wereld is geladen met Gods grandeur.
 
Het laait op soms, als weerschijn van geschud folie;
 
het vloeit saam tot iets groots, als sijpeling van olie
 
geperst. Waarom vrezen dan mensen nu niet de roede?
 
Generaties hebben getreden, getreden met voeten;
 
en alles is van handel verzengd, verbeurd, besmeurd van 't wroeten
 
en beduimeld met mensenvlekken, mensengeur; wat gebloeid
 
heeft is kaal; geen voet die 't voelt, want geschoeid.
 
 
 
En ondanks dat raakt de natuur nooit opgedroogd;
 
diep in de dingen is lieflijke frisheid geborgen,
 
en al werd het laatste licht in 't zwarte Westen gedoofd
 
o, dan ontspringt aan de bruine rand oostwaarts de morgen -
 
omdat de Heilige Geest over de gebogen wereld
 
broedt met warme borst en ah! blinkende veren.

[Naar Gerard Manley Hopkins]

Jan Eijkelboom
Uit de bundel Hora incerta (1993)
[pagina 34]
[p. 34]

Aantekeningen

In de rubriek Scopus brengt Johan Reijmerink drie gedichten samen onder het gezichtspunt van één thema.

 

martinus nijhoff (1894-1953). In 1916 verscheen De Wandelaar, de eerste bundel van deze klassieke dichter van de twintigste eeuw. Daarmee deed de vervreemding van het eigen ik zijn intrede in de Nederlandse poëzie. Levensangst beheerste deze verzen. Zo zette Nijhoff de toon voor een groeiend modern(istisch) levensgevoel na de Grote Oorlog.

In 1924 verscheen Nijhoffs tweede bundel: Vormen. Het gedicht ‘De Jongen’ staat in de afdeling ‘Dagboekbladen’ van deze bundel. Het werd eind december 1916 of begin januari 1917 tezamen met andere gedichten naar het tijdschrift De Gids gezonden om geplaatst te worden.

Tien jaar later komt Nijhoff in zijn bespreking van Arthur van Schendels vie romancée Verlaine (1927) op dit thema terug. In die recensie beschrijft hij een moment in 1916 waarop hij in de gelagkamer van een eenvoudige herberg, in de avondzon na afloop van zijn militaire diensttijd, voor het eerst de poëzie van Paul Verlaine zit te lezen. Hij vertelt op welke wijze toentertijd zijn verbeeldingskracht tot leven kwam.

In dit gedicht brengt Nijhoff zijn verwantschap tot uitdrukking met de Franse symbolistische poëzie uit de jaren 1870-1895. Verlaine was de meest toegankelijke onder de symbolisten, als een dichter van gemoedstemmingen, synesthesieën en muzikaliteit in klank en atmosfeer. Het gedicht ‘De Jongen’ ademt in zijn monoloog van de grijsaard tot de jongens een sfeer van gelatenheid en ironisch optimisme. Een modernistisch gedicht op een symbolistische leest geschoeid.

 

hagar peeters (1972). Tot nu toe publiceerde Hagar Peeters twee bundels gedichten, in 1999 Genoeg gedicht over de liefde vandaag en in 2003 Koffers zeelucht. In het gedicht ‘Ook wij, Titaantjes’ is de aandacht gericht op wat niet blijft, op de vergeefsheid in dit leven.

Peeters verwijst in haar titel naar de Griekse mythologie. Uit de Chaos ontstonden Gaia, de aarde, en Ourànos, de hemel. Hun kinderen waren de Titanen. De jongste van hen, Kronos (Saturnus) beroofde zijn vader van de heerschappij over de wereld en nam zelf zijn plaats in.

Hij trouwde met Rhea, ook een kind van hemel en aarde. Omdat aan Kronos was voorspeld dat eens één van zijn zonen hem van de troon zou stoten, verslond hij al zijn kinderen. Alleen de jongste, Zeus, werd gered door een list van zijn moeder. Ze gaf haar man in plaats van het kind een in doeken gewikkelde steen die Kronos direct inslikte. Toen Zeus vele jaren later volwassen was, dwong hij zijn vader diens overige kinderen weer uit te braken. Nu begon er een hevige strijd tussen Kronos en de overige Titanen aan de ene en Zeus en zijn broeders aan de andere kant. De laatsten behaalden uiteindelijk de overwinning; de Titanen gingen ten onder in de duistere afgrond van de Tartarus, het diepste deel van de onderwereld.

Daarnaast verwijst de titel door het verkleinwoord naar het beroemde verhaal Titaantjes van de schrijver Nescio (d.i. ‘ik weet niet’, schuilnaam van J.H.F. Grönloh, 1882-1961). Een vriendenkring rond Bavink, Ploeger en Koekebakker filosofeert in dit verhaal over verheven idealen, maakt lange wandelingen, kijkt neer op de ‘gewichtige heren’ en overweegt om de

[pagina 35]
[p. 35]

socialistische principes van Frederik van Eeden aan te nemen. Een kort bezoek aan de kolonie Walden bij Bussum doet de vrienden gauw bekomen van hun ideaal. Ze zwermen uit en komen aan het eind van hun leven tot de slotsom dat ze hun idealen niet hebben kunnen verwezenlijken.

Hagar Peeters wist voorafgaand aan haar publicaties de aandacht op zich te vestigen door haar optredens op poëziefestivals als de Nacht van de Poëzie en het Crossing Border Festival. Ze behoort tot een aanstormende generatie van jonge dichters als Mustafa Stitou, Alfred Schaffer, Maria Barnas en Tjitske Jansen. Haar gedichten dragen de sporen van de performance in zich, ook dit gedicht met zijn parallellisme. Vooral de breed uitwaaierende gedichten lenen zich zeer voor het podium. Peeters weet op een luchtig ironiserende wijze het menselijk leven uit te beelden. De titel van dit gedicht past bij die ironische toonzetting.

Uit Peeters' verzen spreekt een sterke spontaneïteit. Zij vangt de vergankelijkheid en vluchtigheid. Ook valt de rijkdom van het onvoltooide uit haar poëzie af te lezen.

 

jan eijkelboom (1926). De journalist Jan Eijkelboom begon pas op z'n vijftigste met het schrijven van poëzie. In 1979 publiceerde hij zijn eerste bundel Wat blijft komt nooit terug.

Daarmee trok hij veel publieke aandacht. Een zestal bundels volgden, grotendeels samengebracht in de verzamelbundel Tot zo ver (2002). In zijn poëzie geniet hij op bescheiden wijze van de dingen van alledag. Hij neemt het leven zoals het valt en blikt in milde nostalgie terug naar de tijd die achter hem ligt. Zijn verzen liggen dicht tegen de gesproken taal aan.

De cyclus van ‘Tegen de tijd. Een calendarium’ staat in de bundel Horta incerta (d.i. gevaarlijke tuin). Het is een tuin waarin de dood zijn dreiging toont.

Eijkelboom is naast dichter ook een voortreffelijk vertaler van onder anderen Philip Larkin, John Donne, Emily Dickinson. Maar ook van Gerard Manley Hopkins (1844-1889).

Hopkins is een Brits dichter die in 1866 overging naar het rooms-katholicisme. Hij werd jezuïet. Voor hij bij de jezuïeten intrad, vernietigde hij zijn jeugdpoëzie. Na 1875 begon hij opnieuw met dichten, maar gaf zijn werk niet uit. In 1918 verzamelde Bridges deze gedichten en gaf ze uit. In 1886 werd Hopkins hoogleraar klassieke talen. Hij beschouwde zijn priesteren leraarschap als een roeping.

Hopkins staat bekend om zijn zogenaamde ‘sprung rhythm’: een ritme dat gangbaar is in het spreken van alledag en het geschreven proza. Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit. Eijkelboom heeft daar verwantschap mee.

Er zijn twee autografen van het gedicht bekend, van 23 februari 1877 en van maart 1877. De laatste versie is opgenomen in Poems (1918). De eerste regel van ons gedicht luidt: ‘The world is charged with the grandeur of God’. Eijkelboom heeft zich vrij nauwgezet aan de oorspronkelijke tekst gehouden.

Johan Reijmerink (1945) werkt als docent Nederlands aan het Johannes Fontanus College te Barneveld en publiceert essays over poëzie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Johan Reijmerink

  • Martinus Nijhoff

  • Hagar Peeters

  • Jan Eijkelboom