Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Los en vast. Jaargang 1870 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Los en vast. Jaargang 1870
Afbeelding van Los en vast. Jaargang 1870Toon afbeelding van titelpagina van Los en vast. Jaargang 1870

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.79 MB)

Scans (13.75 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Los en vast. Jaargang 1870

(1870)– [tijdschrift] Los en vast–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

‘Geschiedenis van den dag’

In het Algemeen Dagblad van Nederland las men, eenigen tijd geleden, letterlijk het volgende:

- ‘Amsterdam, 24 Maart.. Gisteren avond werd in de debating-society Vooruitgang alhier de stelling verdedigd, dat het onderwijs op onze middelbare scholen op een verkeerde basis rust; dat het in vele opzichten practischer en exacter moet worden. De “verderfelijke poëzie” moet er geheel uit. Cijfers en feiten! Dat is de quaestie! Ook oude geschiedenis en al wat zich ten doel stelt te idealiseeren, worde verworpen! Kennis van ons lichaam, kennis der natuur, handels-geographie en geschiedenis van den dag treden meer op den voorgrond!’

‘Wat dunkt u daarvan?’ zei ik tot een mijner vrienden.

‘Lees verder!’ was zijn antwoord. En ik las verder:

- ‘Ofschoon deze stelling een heftigen tegenstand uitlokte, en een aantal stemmen zich krachtig voor 't behoud der humaniora verhief (zoodat de thesis ten slotte dan ook verworpen werd), was het toch opmerkelijk, en wij wenschen het te constateeren, hoezeer de moderne begrippen reeds ten onzent wortel schieten.’

[pagina 97]
[p. 97]

‘Ofschoon!?.....’ riep ik, één en al verbazing. ‘Maar dat is onzin, als 't geen laster is.’

De ander stak een cigaar op en zweeg.

‘Men kan evengoed,’ hernam ik, ‘aldus redeneeren: Ofschoon de natuur uit haar winterslaap ontwaakte, was het toch opmerkelijk, en wij wenschen het te constateeren, dat de lente reeds kwam.’

‘Wel zeker,’ was het antwoord, ‘en men, of de verslaggever, kan ook evengoed zeggen: Ofschoon deze kinderen - welke, dat doet er nu niet toe - ofschoon deze kinderen hun moeder niet wilden vermoorden, was het toch opmerkelijk dat zij haar reeds begonnen lief te krijgen. En ook: ofschoon deze koeien niet vet zijn, is het toch opmerkelijk dat zij reeds mager worden. En ook....’

‘Maar amice,’ interrumpeerde ik, ‘moet er tegen zoo'n verslag en tegen zulk een debater niet geschreven worden?... Verbeel je, daar lees ik ten overvloede aan het slot nog: “het debat kenmerkte zich dan ook, gelijk men begrijpt, door een uiterst liberalen geest.” Wat zullen onmondige lezers toch voor'n denkbeeld van “liberalen geest” krijgen? Ik bid u, zijn dergelijke debaters, die, in naam der moderne begrippen, met niets dan “cijfers en feiten” komen aandragen, om “al wat zich ten doel stelt te idaliseeren” uit het onderwijs te bannen -, zijn ze geen koren op den windmolen der reactionnairen? Is het gekakel van zulke verslaggevers over “de moderne begrippen” niet allerverderfelijkst voor de goede zaak, die wij liefhebben? Ik ga er tegen schrijven; ik...’

‘Schrijf op! Terstond maar!’ zei de ander. ‘Ik zal u dicteeren. En hij dicteerde aldus:

[pagina 98]
[p. 98]

- ‘Gisteren avond werd door het tooneelgezolschap Vooruitgang alhier een stuk opgevoerd, welks inhoud van een uiterst verheven tragiek getuigde.

Een vrijbuiter was in zekere onderneming bijzonder wel geslaagd, en kwam met vioolmuziek en vreugdegejuich in zegepraal naar huis, om zijne vrouw te begroeten. Deze dame had eene mannelijke ziel en sprak telkens van de beenderen van haren vader, die, naar het scheen, onbegraven waren gebleven; maar of de oude heer dit zelf zoo had verkozen, dan of het de schuld zijner nagelatene betrekkingen was, kon men uit hare gezegden niet opmaken. Deze vrijbuiters-vrouw stond in zekere betrekking met een grijsaard, die op een afgelegen kasteel woonde, en deze grijsaard was de vader van verscheidene andere personen van het stuk, maar hij wist niet juist van welke, en was onzeker of hij de rechte of de verkeerde in zijn kasteel had opgevoed, doch helde eenigszins tot de laatste meening over; en daar dit hem kwelde, besloot hij zijn gemoed tot rust te brengen door een feestmaal te geven.

Op dit feestmaal verscheen iemand met een mantel om en zeide: “Hoed u!” Maar niemand, behalve het publiek, wist dat deze iemand de vrijbuiter was, die daar gekomen was om onbekende redenen -, misschien wel om de zilveren lepels te kapen.

Tusschenbeide kwam een teeder tooneel voor tusschen een dame en haar gevangen minnaar; alsook een ijselijk tooneel tusschen een heer, die voor moordenaar speelde en een ander, die de schrandere was en, het geheele stuk door, alles afluisterde wat men zei. De moordenaar werd teleurgesteld door de list van den schrandere en door de onverschrokkenheid der dame, die manskleêren aantrok en, met een mandjevol ver-

[pagina 99]
[p. 99]

verschingen en een dievenlantaarn, in de gevangenis van haren minnaar klom.

Eindelijk bleek het, dat de grijsaard de man was, die de beenderen van den schoonvader des vrijbuiters zoo oneerbiedig had behandeld, om welke reden de vrouw van den vrijbuiter naar het kasteel ging om hem dood te steken.

Hier kwam zij met verscheidene anderen in een donkere kamer, waar, na lang rondtasten en scharrelen, ieder een ander vastgreep en voor een verkeerden hield, waaruit een groote confusie ontstond, die niet ophield voordat allen hunne pistolen hadden afgeschoten en de meesten dood neêrgevallen waren. Daarop werden toortsen gebracht, en toen zeide de grijsaard, met een zeer wijs gezicht, dat hij nu wist wie zijne kinderen waren, en dat hij hun alles zou verklaren zoodra de boel was opgeredderd, maar dat er ondertusschen geen betere gelegenheid kon komen om de jongelieden te trouwen. Hij legde daarop hunne handen in elkander, terwijl een page (de eenige, die van al de overigen nog in leven was) met zijne muts naar de hoogte en met zijn rechterhand naar den grond wees, ten teeken dat hij den zegen des hemels inriep, en tegelijk ten teeken dat de gordijn moest vallen, hetgeen onder een algemeen handgeklap plaats had.’

 

‘Maar mijn waarde, dat is, met uw welnemen, belachelijk,’ waagde ik te zeggen.

De ander knikte en stopte het boek weg, waaruit hij scheen gedicteerd te hebben.

‘Maar,’ hernam ik, ‘dat verdedigen van die stelling...?’

‘Is óók belachelijk,’ vulde amice aan, ‘evenals 't verslag.’

‘En wat wildet ge dan eigenlijk....?’ vroeg ik weer.

[pagina 100]
[p. 100]

‘Ik dacht dat één lachstukje misschien te gek was; daarom gaf ik er u een tweede bij. Laat ze nu beide drukken, dan treden er althans weer twee stukjes uit de geschiedenis van den dag meer op den voorgrond,’

‘En dan?’

‘Dan hebt gij 't uwe gedaan. Sommige dingen critiseert men 't best door ze eenvoudig te vermelden.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken