Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lux. Jaargang 1 (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lux. Jaargang 1
Afbeelding van Lux. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Lux. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.21 MB)

Scans (154.14 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lux. Jaargang 1

(1943)– [tijdschrift] Lux–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

Het Pausdom in de Geschiedenis

Waar in zijn inleidend artikel in het eerste nummer van LUX, Mgr. Verriet de gedragslijn van de Kerk aangaf in de loop der eeuwen,’ om niet alleen het geestelijk heil harer kinderen te bevorderen, maar ook tijdelijke belangen te behartigen,’ verwijst hij voor het leren-kennen van de zending der Kerk naar de geschiedenis der Pausen. ‘Lees de geschiedenis der Pausen’ zo schreef de Kerkvoogd op bladz. 4 van ons tijdschrift.

Maar waar is hier op Curaçao een geschiedenis der Pausen te vinden?

Bij de vele klachten, welke er in de laatste tijd over het bibliotheekwezen op Curaçao geuit zijn, kunnen we ook deze voegen.

Slechts in een enkele particuliere bibliotheek, vindt men de werken van Hergenröther, Jansen, Pastor e.a. Maar zal de doorsnee lezer aan dergelijke veelvouden van folianten durven beginnen?

De redactie heeft het daarom nuttig geoordeeld hier in LUX een meer beperkte en overzichtelijke geschiedenis van het Pausschap te geven, geen rij korte monographieën van de verschillende dragers van de tiaar, doch meer de historie van de instelling als zodanig. Natuurlijk kan men deze historie niet van de persoonsbeschrijving scheiden, en bijzonder treden die Pausen, die veel tot de ontwikkeling en doorvoering van het pauselijk gezag hebben bijgedragen, en ook de pausen onder wie dit gezag periodes van crisis heeft moeten doormaken, in deze schetsen meer op de voorgrond.

De behoefte aan zulk een geschiedenis lijkt ons zeer groot, niet alleen voor katholieken, maar ook voor niet-katholieken. Terecht schreef onlangs TIME (Aug. 16-1943 pag. 24.) Non-catholics might find it hard to draw the line between the Pope's diplomatic and his apostolic rules.

Maar ook het belang van een goed begrip der Pausgeschiedenis doet zich met den dag meer voelen, nu zoals TIME zegt in hetzelfde nummer (pag. 28) Most Catholics and non-Catholics alike would agree, that a peace that does not embody at least roughly, the papal position on fundamental social issues will bring not social peace but a sword.

Geen betere leiddraad voor zulk een geschiedenis zouden we hebben kunnen vinden, dan in een cursus van den bekenden in 1869 geboren en enkele jaren geleden overleden kerkhistoricus Prof. George Goyau van de Académie Française. In handschrift is deze cursus in ons bezit. Later is deze in een zeer beperkte oplage uitgegeven, maar op Curaçao schijnt hiervan geen enkel exemplaar aanwezig te zijn.

In het bijzonder heeft Goyau ons aangetrokken, omdat hij vooral gezag heeft en zijn licht laat schijnen op de sociale betekenis van de Kerk: o.a. heeft hij een werk in 5 delen uitgegeven: Autour du Catholicisme social 1897-1913.

Het Karakter van het Pausdom.

Godsdienst en Staat waren in de heidense oudheid ten nauwste met elkander verbonden; de verering welke men aan de Godheid gaf, was een uiting van plaatselijk patriotisme; tussen magistraat en priester was er haast geen onderscheid en maakte men

[pagina 83]
[p. 83]

eens onderscheid dan was de priester medewerker van de magistraat. Volgens de opvattingen van het officiële, orthodoxe heidendom was de God meer een stuk van de Staat dan dat hij er boven stond.

In zulk een systeem was er vanzelfsprekend geen plaats voor een morele of internationale macht, zoals het Pausdom. Men zou zelfs kunnen bewijzen, dat de overwinning van het Christendom een reactie was van de menselijke vrijheid tegen dit godsdienstig protectionisme en dat het voortbestaan van het Pausdom de blijvende viering daarvan is.

 

In de eerste eeuwen van onze jaartelling werd het Romeinse Rijk overstroomd door een vloed van Oosterse godsdiensten; er waren daaronder barbaarse en geraffineerde; sommige waren zedig, anderen grofzinnelijk. Maar wat ze ook waren, ze werden met vlag en wimpel binnengehaald door het gewone volk dat onder de tyrannie stond van de wetten van de staatsgodsdienst. Het volk zag in deze nieuwe cultussen middelen voor emancipatie en daarom hadden ze zulk een geweldige aanhang. Zij brachten de mens in directe verbinding met de godheid, zonder onderscheid te maker tussen patriciër of plebejer, slaaf of meester; en een ieder werd toegelaten tot hun liturgieën.

Het godsdienstig gevoel begon te herleven en de godsverering werd bevattelijker: ook de kleine man en de vrouw, welke bij de oude heidense plechtigheden slechts toeschouwer waren of figurant, namen nu deel aan deze van het Oosten gekomen mysteriën.

 

Doch onder deze Oosterse godsdiensten, onderscheidde de Christelijke zich door enkele bijzondere eigenschappen, waardoor ze vruchtbaarder was dan de andere. Zij was niet slechts gekomen met een liturgie en een ritus, doch ze had ook dogmas en een moraal. Zij stelde zich ook niet náást die andere godsdiensten, maar er boven. Voor haar God vroeg ze niet slechts één nis in het Pantheon, maar het hele gebouw.

Bovenal echter had ze een organisatie; en het was deze organisatie waardoor ze de levenskracht had om haar dogmas te ontwikkelen en haar moraal te doen heersen en welke sanctie gaf aan haar eis van de alleenheerschappij over de zielen.

De kleine Christengemeentes verspreid over het Romeinse Rijk, waren nauw met elkander verbonden, en naar de stem van Rome werd geluisterd tot in de gemeentes van het verre Oosten toe.

Noch in de religies, waarvan het Christendom de plaats wilde innemen, noch in die, welke haar deze wilden betwisten, vond men zulk een opvatting van het begrip Kerk, zoals het Katholicisme dit heeft ontwikkeld en zoals het tot aan den huidigen dag voortleeft in het Pausdom.

Van de ene kant wil de Kerk zoveel onderdanen als de mensheid leden telt en is het voor haar een plicht steeds op de verovering daarvan uit te trekken; van een andere kant vraagt zij de meest volledige rechten op ieder van die ledematen, welke de godsdienst van Christus belijden.

Zonder mededinging wil zij heersen in de ziel, welke zich aan haar gegeven heeft; zij is geen doorgangshuis, wat de gelovige naar believen kan bezoeken of voorbijgaan; of een hospitaal, wat men weer kan verlaten wanneer men genezen is.

Met krachtige greep houdt zij alle energie van de menselijke ziel in toom; zij doet uitspraken over alle handelingen van 's mensen leven, want de gesteltenis, waaruit deze handelingen voortkomen is onderworpen aan de zedewet, en het Christendom bracht een zedewet met zich.

Zowel in breedte als in diepte is het doel van de kerk oneindig. Zij wil zich uitstrekken tot aan de uiterste grenzen der aarde en doordringen tot in de diepste schuilhoeken van de menselijke ziel. Dat is haar zending en dat is dus ook haar recht.

[pagina 84]
[p. 84]

Eén man, de Paus, is verantwoordelijk voor deze zending en de souvereine bewaker van dit recht.

 

Het bestaan van zulk een macht, een barrière voor elk andere, is van zulk een betekenis, dat geen enkele macht sinds 19 eeuwen, zó de geschiedenis heeft beheerst. Het Pausdom! dat is de eeuwige kwestie welke telkens in de geschiedenis terugkeert. Men begreep dat de Paus geen onderdaan kon zijn, en men maakte hem toen souverein. Doch de geschiedenis bewijst, dat deze souvereiniteit aan het Pausdom geen voldoende waarborgen heeft gegeven voor veiligheid en vrijheid. Men zag de Pausen aangevallen door de leenheren van de Romeinse campagna; bedreigd door de bevolking van Rome; ten prooi aan de vervolging van de Duitse Keizers; slachtoffer van de politiek der Franse Koningen en thans in zijn bewegingen beknot door het oorlogvoerende Italië.

De Paus kan niet hebben, dat men hem opsluit in een staat en dat men dan aan de souverein van deze staat de sleutels geeft van de Kerk.

Deze onafhankelijkheid, welke men theoretisch beschouwt als een noodzakelijk privilege van het Pausdom, is dus in feite niet te verwezenlijken. Men kan nu niet eenmaal tegelijk op aarde leven en aan de aarde ontkomen.

Maar het is juist dit wonder, of liever deze absurditeit, welke het Pausdom moet verwezenlijken en het is alleen door dit te verwezenlijken, dat het beantwoordt aan Gods plannen en het vertrouwen heeft van de wereld.

‘Ik geloof, omdat het absurd is!’ zeide Tertulliaan met betrekking tot de werkelijke tegenwoordigheid. Maar het woord ‘absurd’ zou ook kunnen gebruikt worden met betrekking tot deze andere tegenwoordigheid van Christus, in den persoon van zijn plaatsbekleder in het Vaticaan.

Het voortbestaan van zulk een instelling, waarvoor schijnbaar op deze wereld geen plaats is, gaat in tegen alle wetten der geschiedenis. Het betekent echter ook, een overwinning van de menselijke wil - welke de noodzakelijkheid erkent van een boven de partijen staande wetgever en een geestelijk opperhoofd - over de openbare mening, welke in 't algemeen lacht om een wetgever zonder wapenen en een souverein zonder rijk.

 

‘Ik dacht niet, dat de besluiten van een sterveling, zoals gij, uitgingen boven de niet-geschreven wetten, het onveranderlijk werk der Goden, welke niet van vandaag of gisteren zijn.’ Zo laat Sophocles Antigone spreken voor Kreoon.

Volk of Tyran, maar de souverein in de oudheid was een absoluut despoot, die zich niet stoorde aan de hogere beginselen van de moraal. Deze beginselen lagen nog wel meer of minder in de harten der individuën, maar in de antieke maatschappij, was er geen enkele macht, noch om ze te verdedigen, noch om ze aan de mensen in te prenten.

Het priesterschap was machteloos, zolang het onderworpen was aan de Staat. Geheel anders was het in de Christelijke maatschappij; daar was God gesteld boven de mensen; de gelijkheid boven de wet; en de onveranderlijke moraal boven de wetgeving. Wettig en wettelijk zijn niet noodzakelijk synoniemen.

Het Christelijk priesterschap, geheel verschillend van het heidense, eiste voor zich op, de vertolker te zijn van de rechtvaardigheid en les te geven in de moraal. Het had zoveel leerstoelen als Christus altaren had, en in Rome een opperste leeraar. Als woordvoerder van God, stond de Paus niet onder verdenking, zoals de vroegere Stoïcijen, de echo te zijn van een groep fanatici. Het goede had vóór het Christendom geen pleitbezorger tegenover het kwaad dat in de wereld heerste. Het Pausdom echter werd nu deze pleitbezorger.

[pagina 85]
[p. 85]

De nieuwe leer was vruchtbaar. Op eens werden de verhoudingen tussen de mensen grondig veranderd.

 

Het individu beschouwt zich nu eenmaal graag als souverein, en deze dwaling ten opzichte van zijn macht, voert gemakkelijk tot een verkeerde opvatting van de plichten.

De denker, belast met het onderricht van de mensen, is gemakkelijk geneigd zich zelf te beschouwen als opperste waarheid; en wanneer hij gaat speculeren over het ongekende, is hij meer geneigd, om het ware te scheppen dan het te accepteren.

De bestuurder, belast met het regeren van mensen, is geneigd om zich zelf te beschouwen als de beoordeelaar van de gerechtigheid; en hij houdt er meer van om het rechtvaardige te scheppen, dan er zich aan te conformeren.

De bezitter ten slotte, belast met de voorziening van 's mensen onderhoud, denkt zich gaarne vrij van alle verplichtingen en ziet gemakkelijk in de goederen welke hij bezit, een voorwerp van persoonlijk welvaren; terwijl hij vergeet, dat hij deze niet mag onttrekken aan de bestemming, welke door God er aan gegeven is nl. het algemeen belang.

Wanneer men onder het motto ‘Laissez faire, laissez aller’ deze absolutisten hun gang zou laten gaan, zou heel spoedig het conflict uitbreken en een volledige anarchie ontstaan.

Het absolutisme van den geest voert tot een chaos in leerstellingen en veroorzaakt in de maatschappij een intellectuele malaise; het ontmoedigt het menselijk verstand om nog iets te produceren.

Het absolutisme van de wil vernietigt het algemeen welzijn en de eerbied voor de medemens; het vervalst het begrip vrijheid, ontbindt het begrip autoriteit en stelt willekeur in plaats van orde. Het verduistert bovendien voor de menselijke blik het hogere begrip van rechtvaardigheid.

Het absolutisme van den eigendom ten slotte, vernietigt ten voordele van de enkeling, de weldaad van Gods plan, dat aan een ieder de middelen voor een bestaan beloofde; het brengt de ongelukkige er toe om het Gods-bestaan te bestrijden, omdat enkele bezitters het Godsplan hebben miskend.

In de grond van de zaak draagt elk dezer souvereintjes een kiem van de dood in zich; welke kiem nu eens latent vegeteert, dan eensklaps naar boven komt, maar nooit geheel verdwijnt.

Vandaar verschillende crisissen.

Een intellectuele crisis, wanneer de rede in verwarring komt door haar eigen souvereiniteit. Ze gaat dan slingeren tussen het geloof, wat haar houvast geeft, en de verschillende variaties van een fantastisch mysticisme, waaraan ze ten onder gaat.

Een politieke crisis, welke plotseling de menigte er toe brengt om eigen willekeur en tyrannie in de plaats te stellen van de willekeur en tyrannie van de eenling.

Een sociale crisis, welke de rijken noodzaakt tot een egoïstisch defensief en de paupers tot een onverbiddelijk offensief.

 

Ziedaar het lot van het menselijk absolutisme; aanvankelijk is het een verheffing van het individu en het einde de ondergang van de maatschappij; en daartussen in, één belediging van God.

Een blijvende incarnatie van het Goddelijk absolutisme is het enige middel, om te voorkomen, dat de maatschappij niet telkens dupe en slachtoffer wordt van deze souvereine rechten, welke het individu meent zich te mogen aanmatigen.

Het Pausdom was in de geschiedenis deze incarnatie; telkens kwam het in naam van God tussenbeiden. Het Pausdom alleen had gezag, om aan de mensen te leren het betrekkelijk karakter van hun rechten, en om regels en grenzen te stellen welke onprettig voor enkele machtsmisbruikers, het algemeen welzijn beschermden.

[pagina 86]
[p. 86]

Door zijn wezen zelf openbaarde het zich als de tegenstander van alle machtsmisbruik, omdat de mensheid in het Pausdom het plaatsvervangerschap van God erkende.

De erkenning van een morele macht, van een geestelijke suprematie, is een der grootste vorderingen, welke de menselijke geest heeft gemaakt; en toen dit proces voltooid werd door een act van het geloof, werd het voor de mensheid een emancipatie, welke weldoende rondging.

De weerstand van de zwakke tegen het onrecht behoefde van toen af niet meer uit te lopen op een conflict met den egoïst; op de wraak van den verdrukte; met behulp van het Pausdom kreeg deze weerstand zelfs een bovenmenselijk supernatureel karakter.

Deze krachtige en blijvende vertegenwoordiging van de Goddelijke souvereiniteit, wist tegelijk machtigen en ondergeschikten in bedwang te houden; wist de een te doen buigen, en de andere te verheffen, en beiden te voeren tot onderlinge eerbied en liefde.

Sint Petrus
Zijn plaats in de geschiedenis.

Er zijn een aantal Pausen, welke men GROTE PAUSEN noemt. Maar voegt men al deze grootheden bij mekaar, dan krijgt men nog geen goed idee van het Pausdom. Zowel in hoogte als in uitnemendheid streeft deze instelling alle tijdelijke titularissen voorbij, welke haar vertegenwoordigen. Het geheel van de geschiedenis van het Pausdom, biedt een veel meer wonderbaar karakter, dan de schitterende episoden van enkele geniale Pausen.

 

Niets geeft ons het recht om aan te nemen, dat St. Petrus een bijzondere natuur was. Toen de Zaligmaker hem opnam onder zijn apostelen, werkte Petrus voor zijn dagelijks brood op de meren van Galilea. Hij was totaal onbekend met wat de geletterden van dien tijd noemden de vrije kunsten. Gelovend in de beloften van de Profeten, verwachtte hij de Messias en deze verwachting had in zijn ziel grote perspectieven geopend. Deze verwachting, had hem klaar gemaakt, zonder dat hij er een vermoeden van had, dat hij de maker moest worden van iets groots. Maar voor de blikken van anderen, evenzeer als voor die van hem zelf, was deze bestemming omsluierd. Deze man, welke een wereldhervormende rol zou spelen, was lange tijd de meest vreesachtige en meest teruggetrokken proletariër. Bang, spoedig ontmoedigd, zwak van wil, ziedaar de karaktertrekken van zijn oorspronkelijke natuur. In hun eenvoudige verhalen hebben de Evangelisten het ons niet verborgen, dat Petrus geen andere grootheid had, dan welke Christus hem gaf. Maar Deze gaf hem een tweede natuur en verbeterde het instrument tot de grootte van het werk. Hij belastte Petrus, die niets van de Romeinse wereld kende, om voorzitter te zijn van Zijn Kerk, en midden in deze wereld de groei daarvan te leiden. Petrus had een te groot geloof, om zich over deze uitverkiezing te verwonderen; en hij maakte zich klaar voor theoloog, prediker en bestuurder; hij deed, wat hij kon, en de wonderbare kracht welke hem leidde, deed de rest.

Zoo was de eerste Paus. Hij kwam in Rome, leefde in de kleine joodse gemeente, vestigde zich onder bepaalde families der heidenen en werd gekruisigd onder Nero.

Zijn marteldood maakte weinig opspraak, evenmin als de marteldood op Golgotha. De heidense geschiedenis maakt er geen melding van, Zij meende beter te kunnen doen en interessanter te zijn, met het verhaal van de elegante zelfmoord van zekere geblaseerde aristocraten. Maar door zijn dood in Rome, werd Petrus de grootste weldoener en als het ware de tweede Stichter van de Stad. En wanneer de oude orakels, die de eeuwigheid van het oude kapitool voorspeld hebben, niet gelogen hebben,

[pagina 87]
[p. 87]

dan hebben ze dit geluk aan Petrus te danken.

Door als hoofdstad van een nieuwe wereldorde, de hoofdstad te kiezen van een stervende wereld, deed Petrus een meesterzet. Hij stelde het Christendom, de macht van de toekomst, in dienst van Rome; maar terzelfdertijd stelde hij in dienst van het Christendom, de grootheid en faam van het oude imperium, de stichting van Romulus en Remus. Het gehele werk van de oude Romeinse generaties stelde hij ter beschikking van de glorie van zijn God.

Maar deze geniale greep was tevens een daad van durf: want door zich te installeren op de 7 heuvelen, bond hij tevens de strijd aan met een vijand op eigen terrein en naar de mate van hun welwillendheid of vijandigheid, verzwakken of versterken de geschiedschrijvers de verantwoordelijkheid van de Kerk in de val van het Romeinse Rijk. Maar hun welwillendheid, zowel als hun vijandigheid brengen hen niet weinig op een dwaalspoor.

De leerlingen van Christus gedroegen zich niet als vijanden van het keizerrijk maar van een andere kant was de Godsdienst van Christus in onverbiddelijke tegenspraak met de beginselen waarop het rijk was gegrondvest.

In het Keizerlijk paleis zetelde een souverein, die het recht nam, te zeggen; Hoc volo, sic jubeo; sit pro ratione voluntas. Tussen dit beginsel en de beginselen van de Kerk ligt een onoverbrugbare tegenstelling. Het natuurlijk verstand, het geweten en de moraal, hebben volgens Goddelijk recht een onschendbare voorsprong op de menselijke willekeur. En deze voorsprong is het bewijs en het gevolg van de superioriteit van God boven de mensen.

Het Romeinse Rijk was de incarnatie van het absolutisme van de menselijke souvereiniteit; en de Kerk erkent slechts één absolutisme nl. dat van de Goddelijke souvereiniteit.

Iedere vooruitgang dus van de Kerk, was een scheur in de fundamenten van het Rijk. Door de latente kracht van het Christendom moest het Rijk ondermijnd worden, ondanks de wil van de Christenen. Zij beschouwden dit grandiose imperium wel als de enige haard van de oude beschaving; maar de logica van hun dogma was sterker dan hun instinctmatig conservatisme. Zelfs in de tijden dat zij vrij waren van vervolging en het forum en de pleinen vulden, traden de Christenen onwillekeurig op als binnenlandse emigranten, omdat zij tegenover den Caesar God plaatsen als een ongelegen mededinger.

Door bezit te nemen van Rome. begon Petrus dus in het hart van de oude wereld een werk van ontbinding. De chaos van al die nieuwe godsdiensten, welke de schepen te Pozzuolo of Brindisi aan land brachten, vergemakkelijkten deze langzame maar zekere actie van het Christendom; en het Imperium begreep pas de betekenis van deze revolutie, op het ogenblik, dat ze niet meer te overwinnen was.

Het antecedent van Petrus heeft grote betekenis gehad in de Kerk. Rechtens is de bisschop van Rome Paus. In de tijd dat de Valois de Pausen in Avignon gevangen hielden droegen de Pauselijke acten altijd nog het opschrift ‘In Curia Romana’. En in zijn ‘Synodus Diocesana’ schrijft Benedictus XIV ‘Hoewel men in zekere zin kan zeggen, dat de opperste bestuursmacht van de Kerk, slechts door menselijk recht verbonden is aan de Stoel van Rome, in zover dat deze verbintenis zijn oorsprong heeft in de daad van Petrus; toch is niet houdbaar de mening van hen, die beweren, dat dit menselijk recht van dien aard is, dat de Kerk deze verbintenis zou kunnen opheffen en de bisschop van Rome van de Paus zou kunnen scheiden.’

 

Aldus heeft de vrije daad van een arme Galilese visser, de geschiedenis bewaard voor een plotselinge coupure. Zowel onder het Christendom als het Heidendom bleef

[pagina 88]
[p. 88]

Rome de Souvereine Stad. Zelfs vóór de ontdekking van Amerika, had Rome krachtens Goddelijk recht en door de keuze van Petrus, de virtueele souvereiniteit over dit nog niet ontdekte land.

‘Het is te danken aan uwe Apostelen, o Rome, dat het licht van het Evangelie over U schittert. De heilige stoel van de gelukzalige Petrus heeft van U gemaakt de hoofdstad van de wereld; en de grenzen van uw godsdienstig gezag overschrijden die van uwe aardse macht.’ Zo sprak in de 5e eeuw de H. Leo.

Van Romulus tot Pius XII is er geen lacune geweest in het prestige van Rome; en dit is het werk van Petrus. Niemand na Jezus heeft sterker de geschiedenis van de wereld beinvloed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken