Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Maatstaf. Jaargang 10
Toon afbeeldingen van Maatstaf. Jaargang 10zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 10

(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 638]
[p. 638]

Tekenen van tegenspraak

Behalve roomse blijdschap is er roomse eenvoud. Dat Godfried Bomans beide praktizeert, bleek uit zijn Volkskrant-artikel over Pascal. Er zijn velen, wie Pascal niets zegt, maar het is slechts één hunner gegeven, daarover op een voorpagina te pinkelmannen. Eenvoud kenmerkt ook het Vrijmoedig Commentaar op de voorpagina van De Tijd/Maasbode van 7 november, waar wij lezen: ‘Het Luikse softenonproces gaat over een geval van euthanasie, d.w.z. moord uit medelijden. Wanneer wij euthanasie veroordelen op grond van Gods vijfde gebod, dan wordt ons tegengeworpen, dat wij onze moraal, gebaseerd op onze godsdienstige overtuiging, opleggen aan anderen, die deze godsdienstige overtuiging niet delen. Alsof er een moraal voor gelovigen zou zijn en een andere voor niet-gelovigen. Het is duidelijk, dat gelovigen, door de Openbaring geholpen, gemakkelijker tot het inzicht komen van de plichten, die uit de wezensaard van de mens voortvloeien, maar dit betekent niet, dat voor niet-gelovigen een andere moraal geldt. Op zijn hoogst kan het betekenen, dat gelovigen de naleving van de algemeen geldende moraal niet moeten afdwingen wanneer niet-gelovigen niet in staat blijken te zijn, haar te erkennen. Maar voor deze tolerantie is steeds minder plaats, naarmate het gaat over vraagstukken van openbare orde’.

Deze passus is in zijn eenvoud indrukwekkend:

a.De moraal schrijft gelovigen en ongelovigen precies hetzelfde voor.
b.De gelovigen kennen de moraal dank zij de Openbaring gemakkelijker.
c.Ook al kennen de ongelovigen de moraal niet, zij geldt nochtans voor hen.
d.Maar zolang het niet over de openbare orde gaat, zullen de gelovigen doorgaans geen dwang toepassen tot naleving van de moraal.

Wat zou hiermee nu bewezen zijn? Ervan uitgaande, dat voor andere dan de eigen moraalopvattingen geen plaats is, concludeert men tot eventuele onderdrukking van andere dan de eigen moraalopvattingen. De beren Van der Kallen en Van Lamsweerde zullen antwoorden: het zijn niet onze eigen moraalopvattingen, het is De Moraal. Inderdaad: met een beroep op een transcendente moraal wordt hier, zoals zo vaak, elke mogelijkheid van een andere mening afgewezen. Van een redenering is dan ook in het bovenstaande geen sprake. Maar redeneringen zijn immers niet nodig in totalitaire opinies? Want De Tijd/Maasbode schrijft verder: ‘Het is een der grondslagen van onze rechtsorde, dat ieder mens terstond na zijn geboorte drager

[pagina 639]
[p. 639]

is van rechten, en op de eerste plaats van recht op leven. Dit is een grondrecht, dat geen autoriteit, ook de naaste familie niet, kan en mag aantasten. Het is niet in het algemeen belang, dat er uitzonderingen op dit grondrecht worden gemaakt. Particulieren met afwijkende morele inzichten zullen zich hier inderdaad moeten voegen naar de christelijke moraal, die hier samenvalt met het algemeen belang. Het Wetboek van Strafrecht staat vol van zulke gevallen’.

Het is allemaal erg eenvoudig. De wezensaard van de mens, wat dat dan ook mag wezen, is een onveranderlijke grootheid. Welke plichten daaruit voortvloeien, weten de roomsen precies. De moraal is onafhankelijk van tijd en plaats. Zij is christelijk, of bestaat niet. Het WvS codificeert dat alles. Vooral dat laatste opent weidse perspectieven voor de toekomst der ongelovigen.

Dat op deze wijze zelfs het proces te Luik en zijn implicaties eenvoudig worden, wie zou zich dáárover nog verwonderen?

Ks

 

Het is verbazingwekkend, dat in ons land tegen de vermakelijkheidsbelasting eigenlijk uitsluitend wordt geprotesteerd door het film- en bioscoopbedrijf. Andere protesten blijven incidenteel en zijn dan nog vaak weinig terzake doende. De in culturele kringen vaak gepropageerde zienswijze, dat de overheid meer vermakelijkheidsbelasting int, dan dat zij subsidies geeft is van generlei waarde. In de eerste plaats geven rijk, provincies en gemeenten subsidies en int alleen de gemeente vermakelijkheidsbelasting. In de tweede plaats leveren de gesubsidieerde instellingen niet meer dan een fractie van het totaal der vermakelijkheidsbelasting, waarvan het grootste deel door de bioscopen en de sport wordt opgebracht. Dit neemt niet weg, dat de vermakelijkheidsbelasting een volkomen verouderde en cultuurbelemmerende instelling is. De plaatselijke amateurvereniging, de plaatselijke sportclub, de Bachvereniging (de Mattheuspassion!) hebben er minstens evenveel hinder van als de bioscopen (jarenlang met een excessief tarief gestraft) en de instellingen van z.g. grote kunst. Wat in de gemeentelijke culturele activiteiten vaak het effect heeft van een kleingeestige plagerij, wordt in het licht van de totaal-cijfers belachelijk.

Het totaal der gemeentelijke belastingen en der uitkeringen uit het gemeentefonds bedroeg volgens de Statistiek der Gemeentefinanciën 1958-1960 (C.B.S.) in 1949 566 miljoen gulden. Het aandeel van de vermakelijksbelasting daarin bedroeg 4%, nl. 23.7 miljoen gulden. In 1959 was het totaal van belastingen

[pagina 640]
[p. 640]

en uitkeringen ruim 1.3 miljard gulden, waarvan vermakelijkheidsbelasting 29.6 miljoen, of ruim 2%. De financieringsmiddelen van de gemeenten stijgen veel sneller dan de opbrengst van de vermakelijkheidsbelasting en het ziet er niet naar uit, dat deze ontwikkeling in de toekomst anders zal zijn. Als de gemeenten voor niet meer dan twee procent van hun middelen afhankelijk zijn van deze kwalijke belasting, dan pleit dat in de aera der cultuurpolitiek voor afschaffing van die belasting. Wij leren immers, katholieken, gereformeerden, socialisten of pacifisten, nog steeds het liberale axioma der cultuurpolitiek: de overheid moet mogelijkheden scheppen, zij moet belemmeringen wegnemen, enzovoorts. Als er één belemmering is, dan is het dit vermaledijde restant van armenzorg.

De gemeenten hebben vermoedelijk wel een repliek. Hun eigen belastinggebied is in tien jaar tijd aanzienlijk gekrompen. In 1949 kwam ruim veertig procent van hun middelen uit de gemeentelijke belastingheffing. In 1959 nog maar 14.5 procent. Dat laatste bastion van gemeentelijke autonomie wordt, begrijpelijk, met kracht verdedigd. Maar moeten de honderdduizenden zelfwerkzame burgers-weer zo'n kreet - daarvan de dupe blijven?

Ks


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken