Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maatstaf. Jaargang 23 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maatstaf. Jaargang 23
Afbeelding van Maatstaf. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van Maatstaf. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 23

(1975)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

F. Harmsen van Beek Het meest gekuste hondje van Europa

‘Lifa,’ vroeg iemand aan de hond, ‘heb jij wel eens een zeeegel gezien.’ Van ‘nee’ deed de hond.

‘Zal ik je eentje, hoewel een dooie, eens laten zien?’ ‘Nee’ deed de hond. Jammer, maar nou ja.

‘Wil je dan nergens verstand van hebben?’ ‘Jawel.’ Van: ‘Uit’ vooral, en dan van ‘los’ lopen (het ding houdt een 2e hands citroeneend makkelijk bij) en verder: ‘eten’. Voor imbecielen, ik bedoel fossielen, interesseert hij zich hoegenaamd niet. Verders nog slapen. In echt bed met lakens en dekens er op. Frisse kussens. Soms lees ik hem (haar, het is een z.g. teef) vóór. Meestens over honden. Hij kijkt me geïnteresseerd aan, want hij kan al een beetje praten d.w.z. verstaan op onze manier. Maar prins Ruperts Wonderhond wiens geschiedenis mij geweldig opwond, liet hem koud.

Zelfs van honden schijn ik geen verstand te hebben. Of zij niet van mij en wij dus toch niet van mekaar. Het blijft behelpen.

Jagen vindt ze het leukst op vogels. Toch ziet ze een haas op meer dan 2 kilometer afstand, maar omdat ze altijd aan de ket moet, heeft ze dat soort plezier geloof ik, maar opgegeven. Ze moet aan de ket van hier de boeren, vanwege een andere verboden aardigheid, het plagen van schapen. Ze bijt ze niet eens, maar ze plaagt ze zo vreselijk dat die dieren van schrik pardoes op hun rug gaan liggen en dan blijven ze verder zo, desnoods dagen, (indien niemand langs komt die ze weer overend zet), met de vier stokkebenen omhoog, en geven overigens, zoals bekend van schapen, geen kik, zodat er niemand iets van verneemt en als ze lang zo liggen gaan ze dood. Ook mogen ze van angst nog wel eens te water geraken en dan zijn ze, met die pakken en pakken natte wol, helemaal verloren.

Alles wat prettig is voor een hazewind, mag dus niet, hierzo. Dat hij eten krijgt, gekamd en ontvlooid wordt en slaapt onder m'n beste deken, vindt hij, en ik trouwens ook, gewoon. Gezelschap was er ook al niet meer. Toen, één kat Da geheten was moeten verhuizen nadat hij voor f 369 aan post en sierduiven had vermoord (ik gelukkig verzekerd), waarop vervolgens in zijn nieuwe kosthuis zij een zwaan met jongen, nota bene, aanviel, drie weken daarop verdween en even thuis kwam om 4 jongen te werpen, waarop, deze kat dus, het Boterdiep overzwom en nimmer is teruggekeerd, nu die waren we dan kwijt, toen en daarna stierf de oude oermoederkat, die weliswaar plechtig is begraven onder m'n mooiste en grootste zwerfsteen naast de waslijnpaal, maar wat heeft een hond nou voor gezelschap aan zoiets. Z'n twee vrienden honden waren ook het dorp al uitgekeken. (Die boeren vinden dat één loslopende vrouw er niet meer dan één vastlopende hond op na hoeft te houden - zodat de 2 anderen zijn vertrokken). Ik behield mijn teerste en ingewikkeldste en moeilijkste, maar ook verstaanzaamste hond. Om de geliefde hazewind wat plezier te verschaffen kocht ik hem een wit Pooltje, een dwergachtig soort lievelingskonijn, zo een met hele kleine oortjes. Toen ik het voor hem

[pagina 49]
[p. 49]

uitpakte, het zat in een ruim luchtig tasje, maar het was wat zenuwachtig van het bus reizen geworden, die busbestuurders hier raggen door deze streken alsof ze je regelrecht op z'n minst het vagevuur in willen sturen, toen wipte het geschrokken door de kamer en de hond zag het aan. Ik zei: Lifa, kijk eens: ‘een poesje.’ Wat een prachtig lief poesje hè. En ik lei het tussen z'n ellelange voorpoten, tegen z'n hoge borst, vlak onder z'n notekraker - Ibizenker-verslindende vlijmscherpe prachtgebit.

De hond besnufte het konijntje en zag me aan, ze kan erg goed kijken, ze herkent b.v. vriendinnen, buurvrouwen, de postbode, ongewenste vreemdelingen, op verre afstand.

Maar ik hield vol: een klein lief nieuw poesje. Aardig hè? Voor de brave hond.

En waarachtig. Hond begon het konijn de oortjes na te gaan en het voorzichtig schoon te likken. Zulk likken is denk ik, niet zozeer om te schonen, maar meer om eigenheid, geur en zo dus vertrouwelijkheid te bewerken.

's Avonds sliepen ze samen op de bank, het konijntje tegen de buik v.d. hond, die nogal bloot en dus erg warm is.

Zo ging dat, tot, op rampzalige dag, het tweetal met me mee uit logeren ging, alwaar een er anders overdenkende hond het Pooltje plotseling heeft verslonden.

De verslagenheid was groot, maar honden vergeten gelukkig sneller dan mensen.

Om Lifa, de hazewind, een minder kwetsbare afleiding te bezorgen, herinnerde ik me dat ik nog ergens een echte vooroorlogse Höhner mondharmonica moest hebben liggen, een ding dat door m'n ouders indertijd was aangeschaft om onze oude huishond Emily - een dier dat uitsluitend Engels sprak: (please, sit down en zo) en waarvan ik op heden nog een schitterend portret bezit met het zeer waarachtige epitaaph:

 
ik was de huishond Emily
 
'k waakt' over huis and family
 
tot aan mijn dood.
[pagina 50]
[p. 50]
 
'k won door mijn deugd op hondewijs,
 
naar 'k hoop, het hondeparadijs.

Nu, voor deze ouwe hond hadden ze die Höhner gekocht en als je het voorwerp maar vertoonde zwollen z'n bekbulltjes, hij (zij ook eigenlijk weer) zette zich à la Brouwenstein in postuur en zong, weende, jammerde, jubelde dat horen en zien je verging. Ik barstte dan altijd in tranen uit, maar dat kon in de hele familie geen hond wat schelen, ze dachten dat het in verband stond met puberteit of gewoon hysterie.

Nu toverde ik de Höhner tevoorschijn en ja hoor. De verrukkelijke ontroering, met nog allerlei nieuwigheidjes, zoals het neusfluiten en ‘ribbele ribbele ribbele’, dat ze er bij in weet te brengen.

Ik huilde als een gek - ja zit maar eens alleen met zo'n dier in een slapend nachtelijk dorpshol - en nog net Kafka gelezen, dat zal je altijd zien, over die hond die hemelse hondemuziek gehoord had in z'n jeugd.

God. Gelukkig las ik de volgende dag maar weer eens een wolvenboek - van wie ook weer? ...Kazan - je weet wel - Curwood, en leerde dat de tamme honden hun heimweh dolgraag tot uit brengen, maar, omdat hun soortgenoten, de gangmakers, ontbreken, ze al te graag begeleiding willen vinden in een instrument. M'n vriendin Jo, na lang er over denken samen, vond van ook.

Tenslotte is zo dit concert ontstaan. Voor de occarina is het beest minder gevoelig - maar dit instrument draagt toch bij aan het geheel. Het verzacht een beetje. Natuurlijk kan ik niet echt goed begeleiden, per mondharmonica en bovendien kan ik niet langer dan ± 1 uur muziek verdragen. De rest v.d. tijd kus ik het hondje - het is een erg fris dier en ruikt helemaal naar mens, daarover is een ieder, op één iemand na, het eens. Zodoende is dit brave wezen het meest gekuste hondje van Europa, daar ben ik van overtuigd. Veel meer dan aaien, zoen geven, z'n oortjes, voeten en snorretjes inspecteren kan ik ook niet. En wandelen dan. Maar verder is het een begenadigd natuurtalent. Alleen, we moeten haast maken. Die dieren worden, in het gunstigste geval, niet ouder dan 13 à 15 jaar. In London bezocht m'n moeder eens een hondenkerkhof en bracht mee het mooiste honden-epitaaph mij bekend.

 
Beneath this little stone
 
Lays down our Penny-Jane.
 
Away from whimperings,
 
We hope that she may rot
 
Beneath the sun and rain
 
In little pretty things.

Geen vrolijk einde? Maar einden behoren ook niet vrolijk te zijn. Zelfs sterven voor een goede zaak, de enige bevredigende oplossing, blijft, al houdt de stervende er de nodige moed voor over, blijft onvrolijk voor degenen die overblijven. Honden weten zeer veel hierover. Hun troost is gelegen in muziek. Niet zo maar alle muziek, maar sommige; en ze horen ook anders, meer en minder, dan wij. Maar hier zo is dan de zingende hond, het meest gekuste hondje van etc. dat ook al bijna zeven woorden, mensenwoorden kent. En ik kan al bijna zoveel neus, oor, oogspriet, staartbeweging en nog meer hondetaal. Het beest blaft bijna nooit, gelukkig, en vliegt inbrekers om de hals of leidt ze naar de slaapkamer, waar gelukkig nooit geld ligt onder het linnengoed. Het ding is 4 jaar oud, we kunnen nog 10 jaar musiceren, als G. het wil. Dank u.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Thomas Bewick

  • G. Staal

  • William Schwenck Gilbert

  • Ko Doncker

  • E.T.A. Hoffmann


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Fritzi ten Harmsen van der Beek