Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maatstaf. Jaargang 24 (1976)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 24

(1976)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

Julien Piraña Afrika-dagboek (6)

Massalia, 21 juli 1975 - 09.15 uur

Morgenochtend, zelfde tijd, ben ik in Dakar. Drie dagen op een schip is net genoeg. Er valt weinig te beleven. Ook niet in Teneriffe op zondagmorgen van acht tot twaalf. 's Nachts heb ik niet geslapen en 's morgens haal ik 't in op een belastingvrije dubbele wiskie. De nacht tevoren was ik om drie uur nog wakker. Nauwelijks de moeite om nog te gaan slapen. Om kwart over drie zwerf ik over 't schip. Een slapende fabriek. Op 't achterdek loopt 't zwembad - 3 bij 4 slagen - slurpend leeg.

'k Wil de zon zien opkomen. Om half zes is 't nog steeds donker. Met de nachtploegbaas zet ik m'n verkenning van ‘la patrie’ voort. Als 'k weer buiten kom is 't al te licht om nog te vinden wat ik zoek.

Bijna had ik de verdomde Massalia ook nog gemist. 't Inschepen is op de 18de om 23.00 uur, 't vertrek de 19de om 01.00 uur. Een paar uur voor d'afvaart merk ik dat ik m'een volle dag heb verrekend. Om 11 uur 's avonds rijd ik naar de haven. De zoveelste taxichauffeur die me wil flessen. Hij noemt de dubbele prijs en nog iets meer. ‘Waar is de meter?’ ‘Waarom de meter dat is toch nergens voor nodig.’ ‘Stoppen of de meter.’ In de haven is ie bijgedraaid, ondanks de gevangen bot. Hij laat me een ‘Amsterdamse’ munt zien, ‘met een vrouw er op.’ 'k Heb ook geen tijd meer om naar m'n boeken te gaan kijken op de Place Mohammed v. Aan 't begin van de week zijn er vlak bij de ingang van de universiteitsboekhandel drie enorme stapels neergelegd: 88 Korans, 44 Rouges en ± 88 ‘gedachten’ van Marx en Engels. Welke gedachten is onduidelijk. 't Zijn Arabische letters. Veel verder dan stamelen ben ik nog niet gekomen. Ondanks m'n voornemens. 's Woensdags is er één Koran verkocht, drie Rouges en zeven of acht ‘gedachten’. Toch is de Koran een erg mooi boek. Op bladzij 151 lees ik ‘Hij (Allah) zegt tegen de engelen, ik zal met jullie zijn. Ga de gelovigen versterken. Ik zal de verschrikking brengen in de harten van de ongelovigen. Ze op hun koppen slaan en op hun vingertoppen’ (‘frapper les extrémités de leurs doigts’ - Sourate viii - 12.) Eindelijk een godsdienst die er niet voor terugschrikt om de meer of mindere gevoeligheid van de onderscheiden lichaamsdelen te onderkennen en dienovereenkomstig te handelen. Sjoerd H. kon wel eens gelijk hebben.

Zondagmorgen in Teneriffe heb ik koffie gedronken met een Senegalees. Omdat ie Muselman is drinkt ie geen bier. ‘De Islam heeft alle dingen verboden die slecht zijn.’ ‘Maar waarom zijn ze slecht?’ ‘Dat is toch duidelijk, Allah heeft ze verboden.’ Hij waarschuwt me straks niemand te zeggen dat ik niet in hem geloof. De Afrikaanse gastvrijheid zou me niet deelachtig worden. 't Is niet uitgesloten dat sommigen - de echte gelovigen - me zelfs zouden slaan. Ik hoop niet op de toppen van m'n vingers.

Dakar, 24 juli 1975.

Geen Napels. Verder hoop ik dat het drinkwater niet dodelijk is. Volgens m'n ‘Hoe blijf ik gezond in de Tropen’ (f 2,90, nog steeds niet betaald, daarom zal ik er wat uit voorlezen) moet ik het onder geen voorwaarde drinken. Toen ik in Casa door een aanhoudende schijterij werd geteisterd heb ik 't ingekeken. Vooral 't hoofdstuk over geestelijke gezondheid houdt me bezig. Toch al niet m'n sterkste kant. In een ongezond lichaam moet je er zeker niks bijkrijgen. Meteen bij aankomst moet ik betekenisvolle betrekkingen aanknopen met de plaatselijke bevolking, zegt de geneesheer.

[pagina 73]
[p. 73]

Dinsdagmorgen om 8 uur loopt de Massalia binnen. Half tien sta ik op de kade. T'eerste wat me opvalt is een Koran-klas op een stoeprand van een bijna lege straat. Waar is iedereen?

's Morgens was ik al vroeg op. Zes uur, nog nacht. 't Zwembad is net volgelopen. De tomaten en rotte eieren van de keerkringkolder zijn weggespoeld. Tot zeven uur blijf ik baantjes trekken. Langzaam gaat het schemeren. Nog nooit heb ik zoveel sperwers, havikken of valken gezien. Eerder heb ik 't één van de matrozen gevraagd. ‘'t Zijn zwaluwen,’ zegt ie. De Senegalees die me in Teneriffe onderrichtte houdt het op ‘Charognards’. Had ik maar een woordenboek bij me. In een half uur tijd zie ik er wel honderd. Ze komen heel dicht boven 't schip. Tot ze worden opgestuwd in de warme uitlaatgassen van de pijpen. Ze hebben vleugeleinden als gespreide vingers. Vandaag ben ik alleen maar verrast, gisteren was ik gebiologeerd. We voeren toen nog op volle zee. Zo dicht mogelijk bij de boeg had ik de wind opgezocht. Plotseling meende ik een zwaluw te zien wegvliegen. Vlak naast het schip. Toen ie na zestig, zeventig meter in 't water verdween wist ik genoeg. Binnen een paar minuten zag ik er wel vijf. En ik brak bijna m'n nek over een tros toen ik de Fransen ging waarschuwen, met wie ik een hut deel. Maar die hadden het de vorige dag al gezien, zonder het te melden. 'k Ging terug en tot zes uur bleef ik wachten op de grotere. Maar ze waren bijna alle van zwaluwformaat, met enkele vleugels. Een paar, waaronder de haringgroten, hadden dubbele vleugels als tweedekkerlibellen. 't Was niet duidelijk of ze voor 't schip vluchtten of er juist door werden aangetrokken. Eén kleine volgde het zeker een halve mijl, in lange sprongen, vlak boven 't water. Er steeds voor zorgend dat ie in het openbarstende boegwater landde.

Dakar, 27 juli 1975.

Vijf uur in de middag, na m'n eerste siësta in Dakar, in m'n vijfde hotel. 't Eerste dat me bevalt en ook 't goedkoopste. Oceanic in de Rue de Than, vlakbij de haven en de ‘Grande Poste’. Een bijna Romeins galerijenhuis met een binnenplaats. 's Nachts zet ik de frontramen en de deur tegen elkaar open voor de warmte. Gazen deuren houden de muskieten tegen. 'k Zit vol rode plekken van de vorige holen, maar de nivaquine doet z'n werk.

Sinds vrijdag heb ik rust. Om 's morgens kwart over elf precies heb ik een punt gezet achter m'n bemoeienissen met Doy. Een Malcolm Lowry die zich met wellust van 't ene naar 't andere ongeluk voortbeweegt. 't Had weinig gescheeld of 't avontuur was geëindigd in 't ziekenhuis of misschien zelfs in de vochtige Senegalese grond. Gelukkig is de bestemming van m'n oude dagboeken geregeld.

Dakar, 29 juli 1975.

Een week zit ik nu in Dakar. Volgens mij is 't hier te nat. 'k Heb het verkeerd aangepakt en de regentijd hier onderschat. 'T is nu droog in Kenia en Tanzania; als ik er over land heen reis beginnen de regens precies als ik daar aankom. In Casa verbrandde ik, hier rot ik weg. Nog even en m'n kleren laten het stadium van de dode stof achter zich.

Toen ik Doy van me af had geschud kon ik eindelijk gaan rondkijken. Goree, het slaveneiland, ligt vlak voor de kust. Eens in handen van Engelsen, Fransen, Nederlanders en Portugezen. In alle denkbare volgorden. Nauwelijks een vierkante kilometer groot. Er was geen weg terug. Via 't slavenhuis, zo groot als een dorpspostkantoor volgde verscheping. Vierhonderdvijftig stuks op boten van dertig meter lang. Vijfendertig op de honderd slaven komen na een paar maanden aan. Haaien volgen in 't kielzog. Hopend op krankzinnig geworden vluchtelingen, maar genoegen nemend met zwarte lijken. Onder in 't slavenhuis zijn de ruimten. Niet groter dan een huiskamer. Plaats voor zestig stuks. De bovenverdieping van 't postkantoortje is de plaats van de transakties. 't Gewicht van de mannen en de kwaliteit van de spieren bepalen de prijs.

[pagina 74]
[p. 74]

't Eerste staat vast. Over 't laatste valt te discussieren. Knijpend en tastend wordt de koop gesloten. De meisjes gaan naar rato van de hardheid van de borstjes. Als ze hangen is ze vrouw, naar Afrikaans gebruik, en tellen vooral de tanden. Twee kanonlopen markeren de voorkant van 't kantoortje ‘Honi soit qui mal y pense’. (Wee degeen, die er kwaad van denkt). Doy heeft me tot nog toe 87 gulden gekost en een dag hoofdpijn. 't Had erger gekund. Op 't schip hebben w'elkaar even gesproken in 't Kafee. De tweede dag in Dakar wordt m'n gang naar 't postkantoor beloond met weer een brief, maar ook met de aanwezigheid van Doy, die hier niet uit de voeten kan met zijn Joeroeba en z'n Cambridge-Engels. Hij wacht op geld dat er al had moeten zijn en dat ie nodig heeft om door te reizen. Drie minuten bellen om te informeren waar 't blijft kost 45 gulden. Te duur. We gaan naar z'n ambassade in de gammele mg-tweezitter. Achterin een opgevouwen Senegalees die Dakar kent. Ambassades werken alleen van 9 tot 12. We schrijven alle nummers van 't personeel over uit het telefoonboek. Prijs, 's avonds zal de attaché hem komen opzoeken in 't hotel. We rijden er heen en drinken wiskie met steeds meer leidingwater.

Dakar, 2 augustus 1975.

M'n oordeel over Doy moet ik herzien. Wat ie aan ongelukken niet zelf kan veroorzaken trekt ie alleen maar aan. De ambassademan kwam naar 't hotel en liet de toezegging achter dat ie d'andere dag een teleks zou versturen om de geldzending te versnellen. De kamer was ondertussen volgelopen met grote en kleine zwarte knechten die tegen een al ontvangen of verwachte vergoeding hand- en spandiensten verrichtten voor de gestrande vreemdeling. Daaronder de automonteur Daboe die de volgende dag de levensgevaarlijke mg zou herstellen en een klein jongetje dat later 30 bleek te zijn - ‘een soort bejaarde dus’ (late Reve) - en in 't bezit van twee vrouwen. Na de toezegging van de attaché leek de tijd gekomen om

[pagina 75]
[p. 75]

te gaan vreten. We kropen met vieren in 't blik, dat in geval van nood alleen aan de buitenkant, tegen betaling, kon worden geopend. Voor 't eerst moet ik niet een vermogen neertellen voor redelijk voer; vis met rijst en een peper die m'n strot vrijwel meteen dichtbrandt. Op dat moment had ik zelfs m'n eigen pis gedronken, gelukkig is er het linke water. Daboe wil persé dat w'em thuis ‘even’ afzetten om te zien waar ie woont. Weer in 't blik. Daboe aan 't rechts zittende stuur. Even is 15 mijl. Eenmaal daar valt Doy vrijwel meteen in slaap waaruit ie niet meer is wakker te krijgen, tot zichtbare teleurstelling en ongenoegen van Daboe. Ik lever de konversatie. Tegen twaalf uur lijkt Doy voldoende hersteld. Terug in 't blik, 't kind met twee vrouwen, alleen, achterin. Doy verstaat zich in 't Nieroeba lange tijd met 't Kind en stopt dan zeer plotseling vlak voor we de buitenwijken van Dakar ingaan. Benzine op? Hij moet eerst een joint voor ie verder kan. 't Kind enz. op zoek naar joint. Half uur wachten. Kind met vrouwen terug, zonder joint. Allen in 't blik zonder vrouwen. Doy scheldend op alles wat leeft. Speciaal op voetgangers die we de weg vragen en die weigeren de rode loper voor ons uit te leggen. We koersen aan op 't sentrum. Een fijne motregen druilt al de hele avond omlaag. Tegen half twee komt eindelijk de Place de l'Indépendance in zicht. Aan de zuid-zijde van het plein liggen twee onverlichte vluchtheuvels van grijs beton, met een rand die vroeger wit kan zijn geweest. We rijden in baan twee, van binnen uit gezien. De heuveltjes liggen tussen twee en drie. Vijftig meter ervoor wil Doy van baan wisselen, de aanwijzingen van 't Kind opvolgend. Godverdomme, ik zie 't gebeuren. We vliegen, Doy, 't Kind en de mensenvriend, naar voren en naar boven zover als de doodkist het toelaat. De klakson begint wild te loeien. Ik sla met m'n kop door de voorruit. Doy hangt bewegingloos tussen de naar voren geschoven stoel en het naar binnen dringende stuur. Ik trap het portier open. Verwacht ieder moment een eksplosie of alleen maar brand. Ik trek Doy naar buiten. Hij leeft. Ook 't Kind. Weinig bloed. Alleen dizzy. Het blik sterft een natuurlijke dood.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Karl Arnold Kortum

  • Herman Dijkstra

  • Fritzi ten Harmsen van der Beek

  • T.A. Steinlen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Kees Wielemaker


datums

  • 21 juli 1975

  • 24 juli 1975

  • 27 juli 1975

  • 29 juli 1975

  • 2 augustus 1975