Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maatstaf. Jaargang 24 (1976)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 24

(1976)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Martialis Epigrammen
Vertaald door E.B. de Bruyn

Huwelijksvoorwaarden

 
Sila wil mij tot elke prijs
 
als echtgenoot,
 
maar 'k moet het schepsel niet, ik ging
 
nog liever dood.
 
 
 
Toen ze aandrong zei ik: ‘Kort en goed,
 
'k weet wat jij biedt;
 
verneem nu míjn bescheiden eis
 
en anders niet.
 
 
 
Breng een miljoen als bruidsschat aan,
 
heus niet te veel.
 
Verwacht ook in de bruidsnacht niet
 
dat 'k jou bespeel.
 
 
 
Ik pleeg te slapen met wie 'k wil
 
in eigen bed,
 
ik naai - en jij je houdt je koest -
 
mijn griet, die slet.
 
 
 
Mocht ik 'r willen, stuur me dan
 
die gans, je meid;
 
ik kan er voor variatie wel
 
een uur aan kwijt.
 
 
 
Onder je ogen zoent me een knaap
 
of geeft me een tong,
 
een slaaf van mij, ook wel van jou
 
mits mooi en jong.
 
 
[pagina 22]
[p. 22]
 
Aan tafel lig je veilig ver
 
van mij vandaan,
 
raak me met niets van jou, ook niet
 
je kleren, aan.
 
 
 
Kus me alleen als ik het zeg
 
maar, dan ook, zoen
 
niet als getrouwde vrouw maar als
 
grootmoeders doen.
 
 
 
Als je dit aankunt en indien
 
mijn plan je schikt,
 
dan vind je, Sila, in mij de man
 
die jou zelfs slikt.’
 
(xi 23)

Noblesse oblige

 
Jij houdt teveel ervan om 's nachts te zuipen.
 
- Nou ja, ook Cato deed teveel daaraan.
 
Apollo jaagt jouw poëzie de stuipen
 
op 't lijf. - Een Cicero heeft dat bestaan.
 
Jij eet en drinkt teveel en slaat aan 't braken.
 
- Men wreef dat iemand als Antonius aan.
 
Je zwelgt in twijfelachtige vermaken.
 
- Heeft niet Apicius dat ook gedaan?
 
En, Gaurus, dat je zuigt op elke stijve lat,
 
van welk beroemd man heb je dat?
 
(ii 89)

Kiespijn

 
Lupercus heeft een meisje
 
in exclusief gebruik.
 
Wat hij gebruikt van 't sijsje
 
is niet haar blote buik:
 
't is een van die die van geen kunstje vies zijn.
 
 
 
Hij kwam, klaagt hij, in weken
 
niet éénmaal bij haar klaar.
 
‘Hoezo dan? Had ze streken?’
 
Geen streken, zegt hij, maar
 
kiespijn.
 
(xi 40)
[pagina 23]
[p. 23]

Standje

 
Bij oude vrouwen krijg je een stans,
 
blijft koud bij jonge.
 
Je danst alleen een dodendans,
 
geen dartle sprongen.
 
Jouw stuk is stapel, ga maar na,
 
niets lijkt gezochter:
 
je kunt het wel bij grootmama,
 
niet bij haar dochter.
 
(iii 76)

Ware liefde

 
Wanneer je rimpelhand me stoort
 
en friemelt aan mijn lul-in-ruste,
 
is 't, Phyllis, of je mij vermoordt,
 
ik moet het niet, beheers je lusten.
 
 
 
Ik bén je muisje niet, je schat,
 
je vent, het licht niet van je ogen.
 
'k Heb tien uur nodig eer ik wat
 
bekom en weer wat zal vermogen.
 
 
 
De ware liefde is méér dan gijn.
 
Jij weet dat niet maar 'k zal 't je leren.
 
Hoor wat de juiste knepen zijn
 
een knaap als mij te stimuleren.
 
 
 
Zeg slechts: ‘ik zal je uit de hand
 
zó honderdduizend gulden geven,
 
en dan wat bunders vruchtbaar land
 
en ook een rente voor het leven.
 
 
 
Je krijgt nog slaven en een huis,
 
met meubels, wijn en gouden vaten.’ -
 
Phyllis, hou nou je hand maar thuis,
 
ik voel al wat, alleen van 't praten.
 
(xi 29)
[pagina 24]
[p. 24]

Gratis zoenen

 
Wie jullie zegt je gratis héél te geven
 
is, meisjes, al te groen of al te wijs.
 
Geef niks voor niks tenzij misschien een zoen,
 
dat brengt soms in de brouwerij weer leven.
 
Maar Aegle, uitgeslapen lustvrekkin,
 
heeft voor haar zoenen ook een vaste prijs.
 
Wat brengt dat zoenen, welverkocht, dan in?
 
Nu, soms meer dan een liter fijne odeur
 
of 'n achttal schijven van de nieuwe keur.
 
Voor zulk tarief zoent ze eerlijk en sonoor,
 
haar lippen laten tanden door.
 
 
 
Op één punt evenwel is ze vrijgevig,
 
wanneer ze 't naamlijk met een grietje flikt.
 
Wie gratis nimmer zoent die likt dan hevig
 
en komt zo gauw niet (gratis) uitgelikt.
 
(xii 55)

Romance

 
Ze kwamen getwee in het morgenuur
 
om ieder Phyllis te neuken
 
maar vochten om voorrang met broederlijk vuur
 
als twee chef-koks in één keuken.
 
 
 
Doch spiernaakte Phyllis verzoende ze vlug
 
door zich allebei saam te beloven.
 
Ze legde de ene plat op zijn rug
 
en zette zich schrijlings erboven.
 
 
 
Voor de ander was dit attractie genoeg
 
en beiden rammeiden om 't even,
 
de ene peilde het ruim van de boeg,
 
de ander de achtersteven.
 
(x 81)
[pagina 25]
[p. 25]

Wijze raad

 
Hyllus, m'n jongen, kom eens hier.
 
Ik weet, jij gaat naar bed
 
met de vrouw van 'n hogere officier
 
en denkt: dat is kinderpret
 
 
 
en op kinderpret volgt kinderstraf
 
en op meer komt het niet te staan.
 
Ik zeg je: blijf van die mokkel af
 
want je ballen gaan eraan!
 
 
 
Dat is erger dan een stuk in je reet.
 
Maar jij bent erop gevat:
 
‘dat mag niet meer bij staatsdecreet!’
 
Maar wat jij doet, mag dat?
 
(ii 60)

Zelfkennis

 
Waarom ik, Galla, jou niet trouw?
 
Je bent me te geleerd.
 
Mijn griffel neemt het niet zo nauw
 
en griffelt graag - verkeerd.
 
(xi 19)

Bazaar

 
In jouw winkel van Sinkel was alles te koop,
 
toga's en mantels, peper en stroop,
 
zilver en wierook en edelsteen -
 
maar alles ging steeds met de koper heen.
 
 
 
Daarom was je beste artikel je vrouw,
 
die kon je verkopen zo dikwijls je wou.
 
Ze liet haar verkoper nooit in de steek
 
en herstelde constant de balans van de week.
 
(xii 102)
[pagina 26]
[p. 26]

De antieke pil

 
Waarom jouw Gellia voortaan
 
alleen eunuchen om zich duldt?
 
Zo kan de kruik te water gaan
 
ook zonder dat zij wordt gevuld.
 
(vi 67)

De nieuwe kok

 
De knapste van zijn jonge slaven
 
met prachtig haar, zwart als de raven,
 
heeft Cinna tot zijn kok benoemd.
 
Waarom? Hij heeft het niet verbloemd:
 
die wijze Cinna, snap je,
 
houdt van een lekker hapje.
 
(xii 64)

Akkoord

 
‘Die éne knul die mag me naaien,
 
niet?’ vroeg me laatst m'n eigen vrouw.
 
Maar één. 't Viel mee.
 
Ik zei: ‘Akkoord m'n schat. Maar 'k sla je
 
vooraf je ogen bont en blauw,
 
niet één maar twee.’
 
(iii 92)
[pagina 27]
[p. 27]

Naberouw

 
Je vindt het heerlijk, Papilus, dat men je perforeert
 
maar, eenmaal goed geperforeerd, betreur je 't als verkeerd.
 
Als wat je wenst dat je geschiedt deskundig is gebeurd,
 
hoe komt het dan dat jij je wens, zojuist vervuld, betreurt?
 
Berouwt je de manier waarop je jeuk en geilheid schuurt?
 
Of heb je, Papilus, maar spijt dat het niet langer duurt?
 
(iv 48)

Roes

 
Lyris wil weten wat ze, dronken, doet.
 
Nou, nuchter zuigt ze al maar dán voorgoed.
 
(ii 73)

Wensdroom

 
Zou 't me gegeven zijn een wens vervuld te zien
 
ziehier dan, Flaccus, wat voor knaap ik mij zou wensen.
 
Hij moet geboren zijn - geen landstreek is misschien
 
tot wellust meer geneigd - tussen die donkre mensen
 
aan de oevers van de Nijl maar munte, blank van huid,
 
door des te zeldner kleur boven de andren uit.
 
Als blanke sterren glanst het sterlicht van zijn ogen
 
en om zijn hals valt, lang en los, zijn sluike haar
 
- je weet, 'k hou niet van krullen - en lichtelijk gebogen
 
zie 'k graag de neus, en 't voorhoofd glad en klaar
 
maar niet te hoog, de volle lippen en de mond
 
rood, of een roos van Paestum er te bloeien stond.
 
Mijn wil of onwil weet hij naar zijn hand te zetten
 
en vaak is hij de meester en ben ik de slaaf.
 
Jongens en meisjes die te gretig op hem letten,
 
hij gaat ze uit de weg. Trouw is zijn schoonste gaaf:
 
voor heel de rest een man, voor mij alleen een jongen.
 
 
 
‘Ik weet het al,’ zegt hij. Je hebt gelijk. Aldus
 
in droom gewenst, beschreven en bezongen
 
was, onvergetelijk, onze Amazonicus.
 
(iv 42)
[pagina 28]
[p. 28]

Koopwaar

 
Die jongens die, zo duur gekocht,
 
je in je armen sluiten mocht,
 
die lievelingen lang gezocht,
 
hoe kun je, Tucca, die verkopen?
 
Vermurwen je hun klachten niet,
 
hun vleien, smeken, hun verdriet,
 
als je de hete tranen ziet
 
die langs hun natte wangen lopen?
 
 
 
Die landen op hun tere hals,
 
nog baardeloos en botermals,
 
waarin jouw bronst belust en vals
 
de sporen naliet van je tanden. -
 
Je klanten beuren hun tuniek
 
en turen koop- of minnensziek
 
naar 't instrument der erotiek
 
dat vorm en groei kreeg in jouw handen.
 
 
 
Ze wenden ze om en kijken geil
 
of koel als zakenlui in stijl
 
misprijzend staag (misschien terwijl
 
hun lid onder hun toga steigert)
 
naar heel het slanke lijfje, dat
 
nog pril en haarloos is en glad,
 
en inspecteren tastend wat
 
geen slaafje aan zijn meester weigert.
 
 
 
Ach, Tucca, hou je zo van geld
 
in harde munten neergeteld,
 
verkoop je huis dan en je veld,
 
verkoop desnoods je vaders akkers,
 
je reuk- en zilverwerk, je goud,
 
je tafels van exotisch hout,
 
verkoop je slaven trouw en oud,
 
verkoop dat ál - maar niet die rakkers!
 
 
 
Het was natuurlijk indertijd
 
- geen zinnig mens die dat bestrijdt -
 
een luxe, een buitensporigheid
 
die dure bengels aan te schaffen.
 
Veel erger, nu je ze eenmaal hebt
 
maar meer in geld behagen schept,
 
is het ze gaaf en onverlept
 
te veilen. Eros moog je straffen!
 
(xi 70)
[pagina 29]
[p. 29]

Niets en niemand

 
Thais, jij weigert niemand
 
en bloost niet van zoiets.
 
Maar, wat je minstens moest doen blozen,
 
je weigert iemand niets.
 
(iv 12)

Dwaze pretentie

 
Terwijl je 'n oud misbaksel bent
 
wil jij je gratis laten naaien.
 
Maar wie jij niet met poen kunt paaien
 
steekt in jouw trechter niet z'n end.
 
(vii 75)

Cost ende baet

 
Geen fijner wijf, Lais, bestaat er
 
dan jij. Maar als je voor een nacht
 
een half fortuin van me verwacht -
 
ik dok zoveel niet voor een kater.
 
(Toegeschreven aan Mart., nr. 12)

Landbouw

 
Van de opbrengst van drie kleine akkers
 
kocht iemand drie passieve stakkers.
 
Als hij nu op die stakkers zwoegt
 
Is 't of hij nog zijn akkers ploegt.
 
(xii 16)

Arm maar deugdzaam

 
Vroeger was je rijk en homofiel.
 
Nergens was een vrouw die je beviel.
 
Thans loop je oude dames na. O wee!
 
Armoe maakt een man van een p-d!
 
(xi 87)
[pagina 30]
[p. 30]

Titius

 
Het lid dat hangt aan Titius
 
(een zuil zo zou men zweren)
 
lijkt op hetgeen in Lampsakos
 
de meisjes vroom vereren.
 
 
 
Hij baadt alleen, die Titius,
 
in 't eigen ruime bad,
 
waar hij nooit van nieuwsgierigheid
 
plezier of hinder had.
 
 
 
Maar af en toe, ik weet niet hoe,
 
(bij de gedachte aan een vrouw?)
 
wordt hem zijn bad wel wat te nauw.
 
(xi 51)

Therapie

 
De zwaarverliefde Baccara, een Griek,
 
is even zwaar aan zijn genotsspier ziek.
 
Hij gaat een dokter consulteren.
 
De arts, een hem nog onbekend rivaal
 
bij 't meisje, onderzoekt met zorg de kwaal
 
en concludeert tot - amputeren.
 
(xi 74)

Raadsel

 
Als tweelingbroers, likkers van liezen,
 
daar niet dezelfde sex voor kiezen,
 
lijken ze dan als tweelingpaar
 
méér of minder op elkaar?
 
(iii 88)

Le roi est mort. Vive la reine!

 
Dat al te geile stuk, bekend aan zoveel meiden,
 
van Linus staat niet meer en gaat niet meer uit rijden.
 
Is het verlamd, gebroken of gescheurd?
 
Tong, opgepast! Nu is aan jou de beurt!
 
(xi 25)
[pagina 31]
[p. 31]

Casuistiek

 
Waarom hij alle baden mijdt waar vrouwen komen?
 
Wel, Blattara heeft kloek en fier
 
een vast besluit genomen:
 
hij neukt niet meer.
 
 
 
Waarom flaneert hij nooit langs tempelplein en straten?
 
Ach, Blattara zegt achteloos
 
maar lichtelijk verwaten:
 
‘ik neuk niet meer’.
 
 
 
Waarom, spartaans verzorgd, duikt hij in ijskoud water?
 
De sport cureert, zegt hij, het best
 
zijn zedelijke kater:
 
hij neukt niet meer.
 
 
 
Als hij nu elk verkeer met vrouwen schijnt te mijden,
 
waarom likt hij dan kutten uit?
 
Hier moet men onderscheiden:
 
hij néukt niet meer.
 
(xi 47)

Voorproef

 
De rinse appelgeur als 't meisje erin bijt,
 
de zomerlucht doorgeurd van rijpende saffraan,
 
de wingerds die vol wit-getroste bloemen staan,
 
de reuk van 't gras waar straks het schaap nog heeft geweid,
 
 
 
van myrte, oosters hars op sluimrend vuur gevleid,
 
't aroom dat de Arabier uit wortel, blad of graan
 
bedreven oogst, de geur die kneedbaar amber spreidt
 
of zomerregen uit de vore op doet slaan,
 
 
 
de reuk der rozen die, in geurge krans vergaard,
 
je haren sieren, vocht gezalfd en fijn als vlos:
 
dat ál schuilt in jouw kus versmolten en bewaard.
 
 
 
Wat zal het zijn als eens je jonge zinnen los
 
slaan van hun boei en jij op kussen niet meer spaart,
 
o wilde, wrange knaap, mijn Diadumenos!
 
(iii 65)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Karl Arnold Kortum

  • Herman Dijkstra

  • Fritzi ten Harmsen van der Beek

  • T.A. Steinlen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Marcus Valerius Martialis


vertalers

  • E.B. de Bruyn