Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maatstaf. Jaargang 25 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maatstaf. Jaargang 25
Afbeelding van Maatstaf. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van Maatstaf. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 25

(1977)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Jan Kal Zeven vroege Marina-gedichten

I

 
We eten nog apart uit voederbakjes,
 
maar samen gaan we scharrelen in mei.
 
Dan leggen alle vogeltjes een ei,
 
maar jij bent nog te jong; het komt wel, strakjes.
 
 
 
We maakten wel een nest: jij voegde klei
 
tussen door mij in 't rond gevlochten takjes.
 
We lieten ons niet inpassen in vakjes
 
van mensenhuizen, maar wel dicht er bij.
 
 
 
Een nest achter een regenpijp, ter hoogte
 
waar er een knik in zit, zo onder tegen
 
de dakgoot aan, goed stevig voor de storm.
 
 
 
Dan zaten we bij slecht weer in de droogte,
 
maar ik ging toch naar buiten door de regen
 
en zocht voor jou een dikke regenworm.
[pagina 71]
[p. 71]

II

 
Zodra de zon scheen door het vensterglas
 
schoten we uit de veren in de kleren.
 
Na het ontbijt ging jij iets moois boetseren,
 
of beeldhouwen waar je gebleven was.
 
 
 
En ik ging dan in een dik boek studeren,
 
of medisch handelen, in witte jas.
 
's Avonds kookten we op ons butagas,
 
of ‘Lieverd, gaan we in de stad dineren?’
 
 
 
We leefden samen, bij elkaar aanwezig,
 
al waren we met iets verschillends bezig,
 
of niet, wanneer jij ook studeren zou.
 
 
 
En in de nacht zouden we samen slapen
 
en dingen doen waarvoor we zijn geschapen,
 
ja, ik als man en jij als vrouw, mijn vrouw.

III

 
Maar ach, zolang je toch niets van me wil,
 
is alles wat ik fantaseer voorbarig.
 
Je werd ook zonder mij negentienjarig,
 
mijn koningin, vandaag 30 april.
 
 
 
Laat je maar voorlichten, ik ben langharig,
 
zie mijn gedichten maar als een paskwil,
 
jij, eens mijn zon, ik had geen zonnebril,
 
en sterke drank, mijn hoofd is nog steeds zwarig.
 
 
 
Nu vormt voor mij een ranja met een rietje
 
't oranjezonnetje om in te zonnen
 
op meiavond, de vooravond van mei.
 
 
 
Ik zing het duizend jaren oude liedje
 
opnieuw, dat alle vogels zijn begonnen
 
te nestelen, behalve ik en jij.
[pagina 72]
[p. 72]

IV

 
Als vlinder kan ik, na wat is gebeurd,
 
mij niet met jou in liefde gaan vermengen,
 
maar wel van bloemen stuifmeel overbrengen,
 
al zijn mijn vleugels lelijk ingescheurd.
 
 
 
Van wat ik puur aan nektar blijf ik plengen,
 
verlangend dat als jij de geur bespeurt,
 
je merkt wie offerde, zodat je kleurt
 
en jouw met mijn zoet bloemvocht aan wilt lengen.
 
 
 
Het maken van contact met een voelspriet
 
verschilt van met een breekijzer ravage
 
als ochtendschemering en schemeravond.
 
 
 
't Is oud papier als jij het leest, dit lied,
 
dat ik eens schreef als koninginnepage,
 
liefdewerk van papilio machaon.

V

 
De vlinder is de bloem onder de dieren,
 
de bloem de vlinder van het plantenrijk.
 
Jij staat als bloem voor wie het ziet te kijk,
 
als vlinder kan je vrij de lucht door zwieren.
 
 
 
Groeizame regen is niet ongelijk
 
aan liefde die ik graag met jou wil vieren.
 
Je dakpanvleugeltjes hebben wel kieren,
 
maar water glijdt er langs, de grond wordt slijk.
 
 
 
De bloem gebruikt wat van de vlinder druppelt,
 
de vrouw vangt op wat langs het meisje huppelt;
 
een dubbelrol die ik de jouwe noem.
 
 
 
Wat aan het meisjesachtige ontbreekt
 
is iets waarvan het vrouwelijk deel spreekt,
 
en daarom word je vast een vlinderbloem.
[pagina 73]
[p. 73]

VI

 
De lente doet de kouwe grond ontdooien
 
en broeit uit elke tulpebol een tulp.
 
Helmdraden komen uit hun dekbladschulp
 
om hun stofgouden stuifmeel te verstrooien.
 
 
 
De bollenboer was heel de plant tot hulp,
 
maar nekt de bloem als die zich gaat ontplooien,
 
om deze op de grote hoop te gooien
 
van wijnglaskelken die vergaan tot pulp.
 
 
 
Maar volgend voorjaar zal ik blíjven wuiven:
 
zes helmknoppen van mij, zesbladige,
 
laat ik in zestien windrichtingen stuiven.
 
 
 
Al doe je in je tuintje nog zo schamper,
 
ik krijg je heus wel, bedektzadige:
 
één korrel zal je treffen op je stamper.

VII

 
Of ik mijzelf nu hommel noem of vlinder,
 
jou vergelijk met bloemen of met fruit,
 
je veulen noem, en je gezicht een snuit,
 
ons als twee vogels zie, het wordt niet minder.
 
 
 
Zolang ik mij tegen jouzelf niet uit,
 
heb ik daarvan, ondanks gedichten, hinder,
 
gekaft en ingenaaid door een boekbinder,
 
in plaats dat jij mij in je armen sluit.
 
 
 
Ik wil niet een gekauwd papieren pop
 
maar jou. Waarom schrijf ik dan toch dit op?
 
Op dat ik het een beetje overzie.
 
 
 
Wat kan ik anders doen dan rond te darren?
 
Het middel dat het mij niet zal verwarren
 
is de cohesie van de poëzie.

Bennebroek 8-4, 25-3, 30-4, 8-5, 7-5, 6-5, 15-11-1970


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Frits Knuf

  • Kenneth M. Skeaping

  • Peter Vos


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jan Kal


datums

  • 8 april 1970

  • 25 maart 1970

  • 30 april 1970

  • 8 mei 1970

  • 7 mei 1970

  • 6 mei 1970

  • 15 november 1970