door tot in je borst. Het is als een koortsvisioen dat zich in je opent als een hete oase. De plantage rust in een zondagsstille weemoed. Wie verder blijft zoeken komt de Afro bosneger-godsdienst Winti die de oerwoudbewoners belijden tegen. Winti is een afsluitingsfeest waarbij men de last van een vloek, die generaties lang is blijven doorwerken tijdens de plechtigheid van zich probeert af te zetten. In feite worden zonden flegmatiek verborgen onder een masker van komische verhevenheid, die zich openbaart in een bespottelijke schoonheid. De interpretaties van het begrip Winti zijn uiteenlopend van aard en een opsomming van al de verschillende meningen brengt eerder op een dwaalspoor dan op de goede weg. Edgar Cairo die zich een kenner van Winti waant, heeft ooit met enkele metgezellen via de t.v. een paar kloeke volzinnen over Winti de huiskamers van de kijkers laten binnengalmen die tot m'n spijt qua inhoud en betekenis niet meer waard zijn dan wat een avontuurlijke Hollandse toerist, tijdens een gewoon uitstapje in het binnenland van Suriname over Winti denkt waar te nemen om het vervolgens in één der Nederlandse bladen te publiceren. Van oorsprong spruit Winti voort uit de oeroude Afrikaanse cultuur. Aangezien de kennisoverdracht in Afrika via de orale communicatie plaatsvond is door het uitsterven van de ‘wandelende bibliotheken’ heel veel kennis verloren gegaan. Zelfs de oudste Afrikaan zou over Winti niet meer kunnen vertellen dan Edgar Cairo. Het meebeleven van Winti verschaft de argeloze toeschouwer slechts het beeld van een soort carnavalsfeest waarbij mensen karikaturale bewegingen maken door met hun armen, hoofden en benen te zwaaien. Hij ziet half-naaktheden, die zich opgericht, gekromd, gebonden in stapels, in trossen zelfs, met hun achterste aan elkaar gesoldeerd middels zeer moeilijke omhelzingen en onmogelijke strelingen wentelen. Het is een cultuur van dijen, dikke billen, dikke buiken, lippen gezwollen
als kroketjes die zich in trance met elkaar verknopen, in elkaar bijten als boomtakken in een jungle. Het is te begrijpen dat een lyrische schilder als Eddy Goedhart door dit tafereel geobsedeerd raakte en zijn gevoelens en de extase die hem meesleurde, als een hersenschim in een lijst heeft gevangen.
De figuranten in zijn schilderijen zijn een abstract concept voor wie niet voldoende op de hoogte is van de meest fundamentele zaken in de Winti-traditie. De verschillende opvattingen over Winti die Eddy Goedhart tracht uit te beelden dringen qua sfeer tot de essentie door. De gezichten van de deelnemers zijn erg expressief. De tent schittert in het duister, even onpersoonlijk als de nacht waaraan de mallotige en onttakelde stukken mensen luister bij zetten. Als de trance hen overvalt is het alsof een onbekende gewaarwording bezit van hen neemt. De opwellingen verstarren in hun hoofden en worden extatische bewegingen. Ze bewegen intiem en vreemd trillend om elkaar heen. Het ritme, het gerommel, het geschreeuw doorploegen de heldere, welluidende nacht. Ze zijn beschilderd zoals het hoort, met dikke tieten en uitpuilende achterwerken, de luchtruimte gonst van kreten en licht. Ze zijn in hun trance onderweg naar andere geluiden en andere lichten. De trance zal hen de hele nacht niet loslaten. Sommigen klauteren in bomen met stekels, die men zelfs onder invloed van een liter Hooghoudt Jenever nog niet zou durven bestijgen. Gestamp, gerol. Gestamp, gerol. De slingeringen van de lijven stijgen in komische karikaturen door hun kuiten en dijen en sterven in dikke trillingen uit in achterwerk en onderbuik. Maar de hoofden blijven vrij. De reine zwarte gestalten zijn opgewonden en moe. Door de trance vertrekken de gezichten, openen de ogen zich ongelooflijk wijd en gaan de lippen hangen. De nacht lijkt walgelijk en lauw bevolkt met monsters. Hun passen blijven lang achter je naklinken zonder dat je je hoofd durft om te wenden. Hun extatische figuren zijn als een uitdaging naar de donkere hemel, een bittere eis tot teruggave, een vergeefse smeking.