Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maatstaf. Jaargang 33 (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maatstaf. Jaargang 33
Afbeelding van Maatstaf. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Maatstaf. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 33

(1985)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Henk Romijn Meijer
Portfolio/Herman Gordijn

3-6-85

Beste Herman,

zou het leuk zijn om bij de portfolio van je houtsneden in plaats van het gebruikelijke interview een tekst op te nemen waarin je wat vertelt over de nieuwe techniek die je opeens bent gaan toepassen? Je vindt zelf het handwerk misschien te gewoon om interessant te zijn, maar wat voor de een gesneden koek is, is voor de ander iets bijzonders, en ik heb vaak opgemerkt dat mensen nieuwsgierig zijn naar de techniek en kijken met een oog van ‘hoe doet hij dat nou’.

Met hartelijke groeten,

Henk

10-6-85

Beste Henk,

Mijn eerste reactie op je brief was, wat is er meer over het handwerk of de techniek te vertellen dan een soort educatief verhaaltje voor vrije-tijdsbesteders? Ik zal het toch proberen, want literaire, psychologische of kunsthistorische uitleg trekt me nog minder. Er is eigenlijk niet zo veel te vertellen over het handwerk of de techniek. Je neemt een plank van een niet te zachte houtsoort en je schuurt hem glad. Als je op deze plank met behulp van een rol een laagje drukinkt aanbrengt, er een vel Japans rijstpapier op legt, met een benen lepel het papier overal net zo lang aanwrijft tot het papier aan de achterkant zwart is, dan heb je een egaal zwarte afdruk. De afdruk zal niet helemaal zwart zijn, de oneffenheden, sporen van de zaagmachine, putjes en kwasten in het hout en de nerf zal je zien. De maat van de plank, de maat van het papier, de plek waar je de plank op het wit van het papier afdrukt doen al iets.

Ik kan me voorstellen dat je alleen daarmee al heel ver kan komen. Ken je trouwens het werk van Guillaume le Roy?

Wanneer je in de plank met een holle beitel stukjes wegsnijdt zullen deze plekjes bij het afdrukken wit blijven, de rol met inkt kan daar immers niet komen, ze liggen verdiept. Dit is alles, het is een zeer directe en simpele techniek, de ets en litho zijn veel ingewikkelder.

De maat van de plank en het papier, de plek waar je je plank op het papier afdrukt, de nerf, de gegevens die de plank je aanreikt, ik vind het zeer boeiend en ik gebruik het, maar ik wil meer, hoewel het ‘not done’ is, doe ik het toch maar.

De dingen die ik maak zijn altijd een neerslag van wat ik mee-

[pagina 31]
[p. 31]

maak. De onderwerpen die ik gebruik zijn beelden die op één of andere manier verbeelden wat ik voel of beleef, het zijn geen illustraties bij mijn leven.

Komrij heeft eens geschreven: ‘Het ging er niet om de natuur zo volledig mogelijk te vangen, het ging er om door de rangschikking van woorden, een eigen geïsoleerde natuur te scheppen, het ging er om de impressie te vermoorden, dat leverde een eigen veel sterker impressie op, het ging om parallellen, of om het tegenovergestelde.’

Van tevoren weet ik nooit wat ik wil zeggen. Wel weet ik heel duidelijk wat ik wil maken, het gaat ongeveer zo: je hebt met jezelf afgesproken dat je een serie houtsneden gaat maken. Je koopt het materiaal, je zoekt planken uit. Je kiest er een, bekijkt hem, voelt er met je vingers overheen, zet hem weg, pakt een andere, stalt ze voor je uit... Meestal heb ik wel een gevoel wat ik met zo'n plank wil doen, er is alleen geen beeld, ik weet wel of het licht, donker of contrastrijk moet worden, heftig of rustig, weids of besloten. Ik begin dan te zoeken in mijn dummies, die dienst doen als schetsboeken, ik streef er naar om er elke dag in te tekenen, soms gebeurt dat helaas alleen in de vakanties en op reizen.

Ik geloof dat de onderwerpen die je kiest om een krabbel van te maken in een schetsboek altijd een inhoud hebben, of het nu het silhouet van een bergrug, een gezicht, de kont van een geit of een mens, de welvingen, plooien en richtingen in een landschap of een lichaam zijn, het heeft altijd te maken met het herkennen van iets van jezelf, in iets buiten jezelf, iets waar je nog niet aan toe bent, iets wat je niet weet.

Van de schetsen die me aanspreken maak ik fotokopieën en ik hang ze naast elkaar op. In een schetsboek moet je steeds heen en weer bladeren, en ik wil alles tegelijkertijd zien. Uit zo'n schets, soms niet meer dan een krabbel waar niet veel aan te zien is, komt dan een idee, soms uit combinaties van meerdere schetsen. Daarna komen ontwerptekeningen op klein en groot formaat. Vaak gaat het als vanzelf.

Ik vind het belangrijk dat de beelden die ik gebruik duidelijk zijn.

Ik weet niet altijd wat ik wil zeggen, maar ik weet wel heel goed wat ik niet wil.

Als ik een vorm nodig heb maak ik aparte studies, om vrij met die vorm om te kunnen gaan. Een vormoplossing kan onbruikbaar zijn, doordat hij stereotiep wordt, of omdat hij te veel aandacht vraagt door deformatie uit onkunde, of omdat de moeite er aan af te zien is. Heel vaak is een vormoplossing door studie naar de waarneming op zich niet bruikbaar, maar geeft de weg aan, naar hoe het wel moet.

Op eengegeven moment heb je een lijntekening op de maat van de plank. Die tekening wordt met carbon papier op de plank doorgedrukt.

En dan begint het opnieuw of eigenlijk pas echt, want de plank is ‘zwart’ en alles wat je doet een verrassing.

 

Eigenlijk maak ik geen plan de campagne, ik begin te snijden aan een plek die ik lekker vind: een groot contrast, een beweging, blanke huid die afsteekt. Daarna komt van het een het ander. Het is heel opwindend, ik kan niet schaken, maar zoiets, of met een rotgang over de boulevard périphérique. Ik probeer het zolang mogelijk vol te hou-

[pagina 32]
[p. 32]

den zodat de hele plank aan de beurt is geweest, en dan kom ik nog eens op alles terug. Overal tegelijk, rechts inhalen, links kijken en flirten in de achteruitkijkspiegel.

De eerste proefdruk is altijd anders dan je verwacht, ten eerste is het spiegelbeeld, het is erg zwart en erg wit.

Meestal ben je teleurgesteld én verrast. Het is anders dan je voor ogen had, maar het is wel iets. Het ís ook iets.

Het beste is dan niet direct weer te gaan snijden, maar je open te stellen voor wat je ziet. Je moet proberen om dat wat je wilde uitdrukken, en dat wat je in je proefdruk uitgedrukt hebt, een eigen leven te laten leiden. Je moet van dat eerste idee vasthouden wat zuiver is en sterk, en je moet reageren op wat de houtsnede zelf wil. Dat laatste wordt steeds sterker. Je hangt de proefdruk op, je sleept hem overal mee naar toe, bekijkt hem op zijn kop en in de spiegel, enzovoort. Op een gegeven moment weet je: dit moet blanker, dit moet zwarter lijken, dit moet ruimtelijker. Hoe verder je komt, hoe meer proefdrukken, meestal zie je bij de eerste proef al of het wat wordt, soms hoef je er bijna niets aan te doen, soms verandert het ingrijpend. Het gebeurt dat ik besluit geen oplage te drukken, dan klopt iets niet, heb je van tevoren te goed geweten wat het moest worden of is het idee niet oprecht.

In de ene houtsnede ontdek je mogelijkheden die je in de volgende uitwerkt of kom je op ideeën om het heel anders te doen.

Henk, ik ben me goed bewust dat er vele andere manieren zijn voor het maken van een houtsnede.

Dit is op dit moment, de mijne,

Hartelijke groeten ook aan Mollie,

Herman

26-6-85

Beste Herman,

veel dank voor je uitvoerige brief die me de inspiratie geeft om je nog wat verder het hemd van het lijf te vragen. Er zijn nog een paar details waarover ik meer zou willen weten. Welke soorten hout gebruik je bijvoorbeeld en welke soorten inkt? Verder zeg je: ‘Ik weet niet altijd wat ik wil zeggen, maar ik weet wel heel goed wat ik niet wil.’ Dat laatste maakt me nieuwsgierig. Wat wil je beslist niet? En wat bedoel je precies met: ‘Heel vaak is de vormoplossing door studie naar de waarneming op zich niet bruikbaar.’ Ik geloof dat ik dat niet goed begrijp. Zou je een voorbeeld kunnen geven van zo'n geval van onbruikbaarheid? Over de proefdruk zeg je dat je op een gegeven moment weet: ‘Dit moet blanker, dit moet zwarter’ - maar hoe doe je dat? Hoe krijg je iets dat zwart is zwarter? Ook is voor een leek als ik niet helemaal duidelijk hoe dat ‘hoe verder je komt, hoe meer proefdrukken’ in zijn werk gaat. Hoeveel proefdrukken maak je doorgaans en hoe vaak is het je gebeurd dat je geen oplage hebt gemaakt? En ten slotte kun je ook enigszins onder woorden brengen wanneer voor jou een idee ‘niet oprecht’ is. Wat betekent oprecht in verband met een idee?

Met hartelijke groeten,

Henk

[pagina 33]
[p. 33]


illustratie
Morvan
45,5 × 35 cm.


[pagina 34]
[p. 34]


illustratie
Lida clavecimbel i
41,5 × 51 cm.


[pagina 35]
[p. 35]


illustratie
Airole
57,5 × 37,5 cm.


[pagina 36]
[p. 36]


illustratie
Lida aan tafel ii
70 × 55 cm.


[pagina 37]
[p. 37]


illustratie
Zelfportret
34 × 30 cm.


[pagina 38]
[p. 38]


illustratie
Pontaubert
30 × 34 cm.


[pagina 39]
[p. 39]


illustratie
Quarré les tombes
61 × 32 cm.


[pagina 40]
[p. 40]


illustratie
Lida clavecimbel ii
30,5 × 50,5 cm.


[pagina 41]
[p. 41]


illustratie
Tanden poetsen
39,5 × 30 cm.


[pagina 42]
[p. 42]


illustratie
Lida in interieur
70 × 51 cm.


[pagina 43]
[p. 43]


illustratie
Esclauzèls
33,5 × 49 cm.


[pagina 44]
[p. 44]


illustratie
Lida en profil
14,5 × 11 cm.


[pagina 45]
[p. 45]

3-7-85

Dag Henk,

Je brief met vragen van 26-6 heb ik ontvangen. In deze brief zal ik trachten een en ander te verduidelijken.

Wat ik wil zeggen ontwikkelt zich vaak al zoekende uit een niet precies te benoemen gevoel. Onder het werk lijkt het nog dat je veel kanten uit kan en dat er meer oplossingen mogelijk zijn, maar als je slaagt besef je uiteindelijk: zo moest het en niet anders.

Wanneer je voor het gevoel van waaruit je begint een beeld, of een manier van werken aanvaardt, die niet de juiste blijkt te zijn, dan merk je toch al heel snel, dit is niet goed, zo moet ik niet verder.

Dat een studie naar de waarneming soms op zich in een houtsnede of schilderij niet bruikbaar is, komt, denk ik, door de snelheid waarmee je beslissingen neemt bij het maken van een krabbel in een schetsboek, en je dwingt om iets essentieels vast te houden van de ontroering die je ondergaat bij het kijken. In de beperkte tijd die je hebt, let je niet op bijkomstigheden, of je neemt ze op in het grote gebaar. Maar het komt voor dat zo'n krabbel toch te weinig informatie geeft en dan maak ik studies naar de waarneming. Ik laat dan bijvoorbeeld een model in de gewenste stand poseren. Het kan zijn dat zo'n tekening anatomisch etcetera goed in elkaar zit, maar geen expressie meer heeft. Dan moet je alles loslaten en vanuit het oorspronkelijke uitgangspunt opnieuw beginnen, en proberen om dat waar het je om begonnen was als sterkste over te laten komen.

Ik noem een idee niet oprecht, als je bijvoorbeeld al werkende geen contact meer hebt met de emotie van waaruit je begon, en dan op een ander spoor komt, een spoor dat eigenlijk niet het jouwe is. Wanneer je je bijvoorbeeld laat meeslepen door mooidoenerij of door ijver.

Je vroeg ook nog naar een paar technische zaken, zoals houtsoort enzovoort. Het beste hout voor houtsneden is hout van fruitbomen, bij voorkeur perehout. In principe is alle hout bruikbaar, ook multiplex. Ik gebruik wel kastplanken. Kirchner heeft veel houtsneden in larixhout gemaakt.

Als drukinkt zijn alle inkten uit de grafische industrie geschikt, offset of boekdrukinkten, Kast en Ehinger is goed. Ik gebruik noir vignette van Charbonel. Tubetjes inkt op waterbasis vind ik ongeschikt, die geven een ondoorzichtige matte zwarte plak waarin geen structuur meer te zien is.

Elke verandering vraagt om een proefdruk. Het aantal proefdrukken varieert van twee tot ± vijftien. Van deze serie van ± twintig houtsneden zijn er uiteindelijk veertien overgebleven.

De zwart-wit werking in grafiek berust op gezichtsbedrog. Je kan iets witter laten lijken dan het wit van het papier. Zwarter kan je iets doen lijken door aan de omgeving te werken, bijvoorbeeld door een ander groot contrast weg te halen, veel andere zwarte accenten te doorsnijden, bijvoorbeeld door arceringen, en alleen dat wat je wilt laten spreken zwart te laten.

Henk, ik hoop dat ik je nieuwsgierigheid bevredigd heb en groet jullie hartelijk

Herman


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Kathinka Dittrich van Weringh


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan Herman Gordijn

  • Henk Romijn Meijer

  • Herman Gordijn

  • brief van Henk Romijn Meijer

  • brief aan Henk Romijn Meijer

  • brief van Herman Gordijn

  • brief aan Herman Gordijn

  • brief van Henk Romijn Meijer

  • brief aan Henk Romijn Meijer

  • brief van Herman Gordijn


datums

  • 3 juni 1985

  • 10 juni 1985

  • 26 juni 1985

  • 3 juli 1985