Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maatstaf. Jaargang 41 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maatstaf. Jaargang 41
Afbeelding van Maatstaf. Jaargang 41Toon afbeelding van titelpagina van Maatstaf. Jaargang 41

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maatstaf. Jaargang 41

(1993)– [tijdschrift] Maatstaf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Mensje van Keulen
Dagboek: mei 1976

7 mei

Hoeveel tijd verstreek? Ik schrijf aan de opnieuw gelakte, ronde, ijzeren tafel bij het licht van een nieuwe buitenlamp. Het moet een uur of twee zijn en het is nog steeds warm. Ik dronk mijn glas pils leeg, rookte. Ik weet niet hoe ik het op moet schrijven. Al 4 dagen niet.

Een nieuwe fles bier halen. Dat eerst.

 

4 mei, omstreeks 1 uur: Loesberg belde en vroeg of hij me die dag af en toe mocht bellen.

Natuurlijk Loes, waarom?

Er was een treinongeluk gebeurd, bij Schiedam, en Carry was niet op haar werk en hij had nog niets van haar gehoord. Haar vader had dit om 11 uur aan de telefoon verteld.

Hij zei: ‘Ik heb hetzelfde gevoel als de keer dat ik écht zelfmoord wilde plegen.’

‘Ach Loes, de treinen erna zullen ook vertraagd zijn, misschien zat ze daarin, misschien kan ze je niet bellen, is het een chaos.’

Misschien. Paniek om het hart.



illustratie
Loesberg (foto: Lon van Keulen).


‘Twintig doden. Tot nu toe.’

Ik smeekte hem zich te concentreren op het verkrijgen van een kalmeringsmiddel en beloofde niet te bellen. (De telefoon als moordenaar. Neem niet op en er gebeurt je niks.)

In een roes, misselijk, reed ik naar de Hobbemakade waar ik een afspraak met Dory had om een huis te zien. Te klein. Driehoog. We dronken thee. Dory belde de heer M., schakel in de woningbouwvereniging. We gingen langs. Dezelfde praatjes van M. over mooie meiden, de maat van borsten, hoeren op zolders, etc. Hij streek met zijn vingertop over die andere top onder de rand van zijn broek, zei dat hij me misschien een 8-kamerwoning met tuin kon aanbieden.

Loesberg, god jezus Loesberg. Voortdurend ging het door me heen.

Ik bracht een defecte cassetterecorder naar Duivendrecht, reed met het gevoel van honderd ongelukken.

L. belde niet.

Ik belde weer het anp. Het nieuws over de ramp was nauwelijks gewijzigd. De telefoonnummers voor mensen die de namen van de slacht- t offers wilden horen, werden niet meer genoemd.

Hij belde kwart voor 6. Een huilend wrak.

‘Ze is dood! Ze is dood!’

Alles wat ik zou zeggen, zou fout zijn. Alles wat ik niet zou zeggen, zou fout zijn. Hij liet de hoorn los, onder geschreeuw: ‘Ik snijd m'n polsen door! Ik verbrand alles! Het moet er nu dan maar eens van komen!’

Loes! Loes! Loes! schreeuwde ik aan één stuk.

Hij kwam terug. Wanhoop, kalmer, wanhoop, kalm, kil.

[pagina 93]
[p. 93]

‘Ik ben nog nooit gelukkig geweest, idioot. Het is zo banaal, zo... o god, was het dan maar een dronken automobilist geweest.’

 

Banaal. Wat overkomt een schrijver die de banaalste rottigheid zo sec en weergaloos beschrijft en ridiculiseert?

Een briefje op de keukentafel waarin zijn vriendin schrijft dat ze later thuis komt omdat ze niet, zoals anders, van en naar Rotterdam meerijdt in de auto van een collega. Liefs, Carry. Twee kaartjes voor Parijs, de avond ervoor gekocht. Ze gingen nooit met vakantie, waren in een juichende stemming, hij zou een verhaal verifiëren (een van de verhalen die hij me zojuist had toegestuurd). En 4 mei. Dodenherdenking. Wanneer houdt dat eens op? Gedenk dan alle oorlogen, iedere dag, en er is nooit meer een normale dag.

‘Haal niet dat toppunt van banaliteit in je hoofd, Loes. Nog niet, asjeblieft.’

‘Ja ja, tijd heelt.’

‘Hebben de poezen eten gehad?’

 

‘Houden jij en Lon van me?’

‘Natuurlijk Loes, ja.’

 

‘Ik moet een spuit om te slapen.’

‘Ik stuur iemand. Beloof dat je opendoet.’

Hij beloofde het. Ik belde R. in Den Haag en kreeg een antwoordapparaat: ‘Dokter Blom is tot tien mei afwezig, voor dringende... etc.’

De bank trilde, alles trilde. Ik belde H. Die ging en gaf hem een spuit. Hij werd agressief benaderd, maar kreeg L. uiteindelijk in bed. Gewend als hij is met labiele patiënten om te gaan, zag hij weinig reden tot ongerustheid: ‘Geen suïcidaal type.’

O, psychiater! Direct nadat je de hoorn had neergelegd, belde L's buurman om te zeggen dat L. almaar aan het rondstommelen was.

9 mei

Loesberg grinnikt om ieder cliché, om iedere woordspeling, om iedere voorspelbare reactie. Loesberg heeft een half woord nodig. En tegen Loesberg moet ik min of meer liegen en hij heeft het niet door, of klampt zich vast aan alleen maar een paar aardige woorden. Hij heeft alles van zich afgestoten. Zijn familie, zijn vrienden (?) in Rotterdam, zijn redacteurschap bij Propria Cures. Hij kent niemand in Den Haag, pc was zijn enige opleving, zei hij.

Ik praat veel tegen hem, praat hem vooral uit zijn hoofd er een eind aan te maken en bedenk tegelijkertijd dat het het beste zou zijn. Ook omdat ik bang ben voor de last. Ik weet wat hij voor me voelt en wat hij er allemaal bij verzint, maar nu is Carry er niet meer. Wat kan ik doen? In hoeverre maakt hij er gebruik van, is het mee te spelen? Hij heeft al eens gedreigd me te vermoorden. Ik zag zo'n moord zelfs voor me, maar het kan ook een beeld zijn voor alles waar ik geen raad mee weet. Het hele bestaan als een hoop vlees waar maar op getrapt wordt. Kijk, daar een ramp en kijk, daar ziekte en ellende, en kijk, daar valt nog iemand ongelukkig, welja, het overkomt je maar.

Reinjan M. en Henk S. reden mee naar de begrafenis. In de buurt van Leiden wachtten Hag. en Hannie. We reden achter ze aan. Het was warm, in de auto had alles - de lucht van de stoelen, het rijden - iets van vakantie.

Het crematorium was een veelhoekig gebouw met diverse ingangen en een pijp in het midden waar bleekbruine rook uit opsteeg, met een vaartje. We sloten aan bij een rij belangstellenden en tekenden het boek dat op een kastje links lag. Op het kastje rechts lag geen boek, wel lag er een pen en was er een naam: W. Bot.

Loesberg zat op de voorste rij, recht tegenover de kist. Naast hem zaten Carry's ouders, broer en zus. Schuin achter hem staand, keek ik nu eens naar zijn bolle wang, dan weer naar een ordediender in een zwart pak, met een stevige boevenkop. Er speelde zachte, klassieke muziek. (Een film, een film, dit is niet echt. Hij zou het tegelijkertijd denken.) Het boevenpak vroeg ernstig of iemand wenste te spreken. Een directeur sprak, haar kwaliteiten roemend: ‘Carry kwam bij ons, maatschappijkritisch, een beetje hip. Maar ze deed haar werk uitstekend.’ Haar broer sprak, de laatste zin inslikkend.

[pagina 94]
[p. 94]

L. zat in de aula op een stoel achter de familie die gecondoleerd werd. Hij had zich echt op die stoel gezet. Ik zag hoe hij af en toe schuin opkeek om te zien wie nu weer iets gezegd had.

De ouders grepen me vast. ‘O, u bent... etc. Zorg voor Robert, help hem. Het is zo erg voor Robert.’

Ik knikte, liep op hem af. Hij stond op, omarmde me. O, wat lief dat ik gekomen was. En o, Lon ook. En o, Henk was er en Hannie en Reinjan... Hij wilde koffie. We gingen bij hem zitten.

Hij zei: ‘Dit is wel andere koffie als met de trein naar Parijs gaan.’

Broer vroeg wat hij ging doen. Hij zou met ons meegaan, hij had honger. En hij ging met ons mee. Het was of een dikke zwarte kwal van hem afviel.

We haalden pils en broodjes, lazen een kritiek, lazen brieven, praatten over het proces dat Henk wacht, omdat hij een voetballer labbekak en angsthaas heeft genoemd. We lachten. En dan ineens L., tegen de poes: ‘Nee, vrouwtje komt echt niet meer thuis.’ Hij keek me aan, ik glimlachte, hij glimlachte.

Lon bracht hem naar bed. Naast het bed lag de pil. Haar kleren hingen er.

In de keuken lag een boodschappenlijstje. Uien. Aardappelen. Yoghurt. Hartverscheurend. In de kamer stonden naast een punteslijper die ik ze ooit gegeven had en een ansichtkaart die ik had gestuurd, foto's. Op

illustratie
In het exemplaar van Een eigen auto dat hij aan Lon en Mensje van Keulen ten geschenke gaf - de handgeschreven opdracht aan hen beiden staat achter in het boek - schreef hij vóórin hiernaast staande In Memoriam.


een ervan hield ze de baby van haar broer vast. (Broer: ‘Carry had geen moederlijke gevoelens, maar was een tante. Neefjes en nichtjes raken een tante kwijt.’ Ik weet niet of hij besefte wat hij zei en wat deed het er ook toe, ook broer was ongelukkig.)

L. wil evengoed naar Parijs. Komt hij langs de plaats des onheils. Belandt in een tweepersoonskamer. Een nieuw vreselijk verhaal?

Ik kan niet verder. Om alles en nog wat. Iets van dat alles en nog wat alleen maar noteren is al onmogelijk.

10 mei

Ik ging naar de bakker die uitsluitend volkorenbrood bakt. Er staat daar altijd een rij, mensen komen van buiten de stad. Ondanks de mode worden de zemelen niet duurder verkocht.

Voor me stond een jong, donker, Surinaams stel dat om witbrood vroeg.

‘We verkopen alleen bruin,’ zei de verkoopster (een vriendelijke dame van middelbare leeftijd die bijna begon te huilen toen ze een vrouw die net een brood gekocht had, op de tramhalte zag staan janken en gek doen.)

Zoiets gebruik je nooit in een verhaal. Ik vrees dat Loesberg met zijn ware verhaal, al is dat o zo veel omvattender en verschrikkelijk, ook niets aankan. Hij is naar Parijs. Zijn buurman/makelaar vertelde dat er geld wordt geroken aan het huis waaraan nu niet langer hoeft te worden afbetaald.

23 mei

Loesberg belde gisteren af. ‘Ik kom vanavond niet,’ zei hij, ‘omdat ik niet met de trein durf.’

We zouden hem terugbellen.

‘Daar begint de chantage,’ zei ik. ‘Moet ik hem soms als een vorst gaan halen? Ik geloof niet in verzonnen fobieën.’

Later heette het dat hij niet durfde omdat hij ons niet wou vervelen, maar ook: ‘Een Loesberg laat zich niet ontbieden.’

Hij wil gelijk hebben, hij moet gelijk hebben, hij vindt dat hij gelijk moet hebben. Het opscheppen, het minderwaardigheidsidee, de Latijnse citaten, er dan weer prat op

[pagina 95]
[p. 95]

gaan dat hij mulo heeft, en maar zeggen: ‘Je begrijpt me niet, o, je begrijpt me niet.’

 

Een dag eerder:

‘Sorry, m'n mond vol, ik eet net m'n tweede karbonade. Weer per abuis, haha, twee gekocht.’

Als een van zijn personages. Henk had hij trouwens een paar uur eerder hetzelfde verteld.

Dat zijn eerste column door het Handelsblad geweigerd is, is vervelend. Het was een wat pedant stukje, meer een uittreksel, maar niet onaardig. Zelf was hij bang dat het te hard was omdat hij jezuïeten huichelaars had genoemd. Alsof dat iets nieuws is. Nee Loes, net zo min als de uitdrukking die je gebruikte toen je Bernlef de grond in wilde boren: ‘Daar veeg ik mijn reet mee af’. Dat stuk over B. is toen trouwens niet in pc gekomen.

Theo S. en ik moeten nu doorzetten bij de ns om schadevergoeding voor hem te krijgen. Schade!

Hij zei ook: ‘Ik ben destijds uit pc gegaan, omdat mijn stukken slechter werden en dat zou mijn reputatie schaden.’

In werkelijkheid liet hij de jongens met hun blad stikken. Hij leverde geen stukken, kwam niet plakken, niet vergaderen. Ze hebben hem eruit gegooid.

25 mei

De tv staat aan zonder geluid (weer zo'n ‘Nacht van het hart’. Om een kwaal van te krijgen.) Ik ben hier gaan zitten om te werken. Een ik-persoon en toch zijpaden in willen slaan: het lijkt te stranden. Boven kijkt Dirk W. foto's door voor Het Gewicht. Mijn katten hebben zich verstopt voor zijn hond Karel, die alles wat beweegt reuze interessant vindt. De bangste kat - malle kat - blaast naar hem, maar geeft onderwijl kopjes aan het meubilair.

Loesberg belde gisteren om te horen of ik boos was.

‘Dat ontbieden meende ik niet. Mijn hoofd is in de war. Ik durfde écht niet. Ik word gek. Alles is onzin. Er staat een emmer vol stinkende slipjes van haar. En een kopje thee, vol... Nee, ik gooi het niet weg omdat het me niet interesseert... Omdat het onzin is. Op de dag van haar dood rukte ik me af en de dag erna en... m'n hoofd is in de war, seks, alles. Ik koop steeds dubbele porties... Nee, in de winkel dringt het niet tot me door! Thuis pas. Vijf kilo aardappelen, drie kilo om weg te gooien. Uitgelopen. Het ergste vind ik het geld.’

Heen en weer. Ernst en spel. Golven van medelijden en ergernis wisselen elkaar af.

‘Eens zullen wij vijanden zijn, water en vuur! Eens zal ik in het gekkenhuis zitten.’

‘Lieve Loes, je zegt maar wat.’

‘Ik wil je niet vervelen, nou klaag ik weer... Als kinderen bellen of als de telefoon gaat ben ik bang... Kijk, als ik nou die man van het Handelsblad was en er was een zielige jongen die een stukje inleverde dat me niet beviel, zou ik het plaatsen.’

‘O ja? Jij? Allemaal de gaskamer in, is een van je stokpaardjes.’

Waarna hij lacht als voorheen.

 

Vanmiddag:

‘Ja, met mij. Weet jij iemand voor mijn katten? Straks vermoord ik ze, net als in m'n verhaal weet je wel.’

‘Met je katten heb ik meer meelij dan met jou.’

Ik geloof absoluut niet dat hij zoiets doet, maar heb hem toch het adres gegeven van een echtpaar met een huis vol kleine zwervers, bij de Laan van Meerdervoort, waar mijn moeder wel eens ‘een extraatje’ brengt.

Muhammed Ali - Richard Dunn. Bonka bonka, het is snel afgelopen. Vroeger kreeg ik er tranen van in mijn ogen. Maar ze willen het toch zeker zelf. En zal een ander daar dan een moraal op moeten trekken? Voor mijn part gaan er meer de ring in, dag en nacht, het zou er een stuk rustiger van worden.

Aantekening

Robert Loesberg overleed in december 1990.

Hij schreef de roman Enige defecten en de novellenbundel Een eigen auto.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Mensje van Keulen

  • beeld van Robert Loesberg


datums

  • 7 mei 1976

  • 9 mei 1976

  • 10 mei 1976

  • 23 mei 1976

  • 25 mei 1976