Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madoc. Jaargang 2002 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madoc. Jaargang 2002
Afbeelding van Madoc. Jaargang 2002Toon afbeelding van titelpagina van Madoc. Jaargang 2002

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madoc. Jaargang 2002

(2002)– [tijdschrift] Madoc–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

Jeroen Bosch

Jos Koldewey, Paul Vandenbroeck, Bernard Vermet, Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen (Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam 2001). 240 p. Geïll. ISBN 90-5662-219-6. €27,-.
Jos Koldeweij, Bernard Vermet (red.), Hieronymus Bosch. New Insights Into His Life and Work (Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam 2001). 216 p. Geïll. ISBN 90-5662-214-5. €36,08.
Jan van Oudheusden en Aart Vos (red.), De wereld van Bosch (Adr. Heinen Uitgevers, 's-Hertogenbosch 2001). 144 p. Geïll. ISBN 9070706326. €12,52 (gebonden: ISBN 9070706458. €17,-).
Eric de Bruyn, De vergeten beeldentaal van Jheronimus Bosch. De symboliek van de Hooiwagen-triptiek en de Rotterdamse Marskramer-tondo verklaard vanuit Middelnederlandse teksten (Adr. Heinen Uitgevers, 's-Hertogenbosch 2001). 176 p. Geïll. ISBN 9070706350. €22,66.
Eric de Bruyn, De vergeten beeldentaal van Jheronimus Bosch (Adr. Heinen Uitgevers, 's-Hertogenbosch 2001). 550 p. Geïll. ISBN 9070706342. €51,04.

 

Het duurde even voor het op gang kwam, maar 2001 werd uiteindelijk toch nog het beloofde Jeroen Bosch-jaar. In de eerste plaats dankzij het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen dat mede door een goed gedoseerde publiciteitscampagne veel aandacht op deze markante schilder wist te vestigen. Inhoudelijk was de tentoonstelling in Rotterdam de meest interessante activiteit van het Bosch-jaar. Ook in Den Bosch, de stad van Jheronimus zelf, vonden vele activiteiten plaats, waaronder een aansprekende tentoonstelling in het Noordbrabants Museum. Ter begeleiding van de tentoonstellingen in Rotterdam en Den Bosch verscheen een drietal boeken. Daarnaast kwam de Bossche uitgeverij Adr. Heinen met twee versies van Eric de Bruyns Vergeten beeldentaal van Jheronimus Bosch.

Wie wel eens naar zo'n grote Sonderausstellung over Karolingers, Ottonen of Staufen bij onze oosterburen gaat, komt meestal thuis met enkele kilo's catalogus in meerdere delen. Een dergelijke Grundlichkeit is in Nederland nooit aangeslagen, maar gebruikelijk was het wel om bij een tentoonstelling van enige pretentie een echte catalogus uit te brengen. Sinds enige tijd is er echter sprake van een trend om bij grote exposities alleen een begeleidend boek te publiceren. Net zoals vorig jaar bij Op weg naar de Hemel was dit ook het geval bij de twee Bosch-tentoonstellingen. Het grote publiek is hier zonder meer bij gebaat. Voor een redelijke prijs koopt het een publicatie van algemene strekking met veel afbeeldingen in kleur. De inhoud ervan zal meer afgestemd zijn op de behoefte van de meeste bezoekers dan de vuistdikke catalogi vol specialistische details. De situatie van de afgelopen decennia waarin leken en masse publicaties kochten die hun pet meestal ver te boven gingen en die vooral bestemd waren voor de salontafel was ook wel enigszins grotesk.

Of de kunsthistorische vakgenoten even blij moeten zijn met een dergelijke tendens, is echter maar de vraag. Zowel bij Op weg naar de Hemel als bij Jheronimus Bosch is het jammer dat de objecten van de tentoonstelling niet blijvend in een catalogus te vinden zijn. Weliswaar bevat het begeleidende boek bij de Rotterdamse tentoonstelling van Koldeweij, Vandenbroeck en Vermet een lijst van geëxposeerde

[pagina 182]
[p. 182]


illustratie
Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516), De Marskramer, paneel 71 × 70,6 cm, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam.


voorwerpen, maar slechts een klein aantal daarvan is afgebeeld, laat staan besproken. De bijzondere kunstwerken op beide exposities verdienen namelijk meer dan een illustratie te zijn bij een breed cultuurhistorisch verhaal (zonder aan de zinnigheid van dat laatste ook maar de minste afbreuk te willen doen!).

Vooral bij de Rotterdamse tentoonstelling is het jammer dat er geen catalogus is. Het belangrijkste uitgangspunt van de makers ervan was om Bosch in zijn tijd te laten zien. Het resultaat was een veelzijdige, prikkelende, maar soms ook tamelijk ingewikkelde tentoonstelling, waarop Bosch geplaatst werd binnen een breed cultuurhistorisch kader. Kunstvoorwerpen van allerlei aard, tekeningen, prenten en schilderijen van voorgangers, tijdgenoten en navolgers kregen er een plaats rondom een kern van als authentiek beschouwde werken van Bosch. Voorwerpen zoals die afgebeeld staan op schilderijen waren ook op de expositie te vinden. Iconografische motieven op pelgrimstekens lieten verwantschap zien met details uit het werk van Bosch. Op vele plaatsen bleek hoe beiden deel uitmaken van dezelfde laatmiddeleeuwse beeldtaal. Constant werd de bezoeker uitgenodigd om

[pagina 183]
[p. 183]

heen en weer te lopen om de verschillende exponaten met elkaar te vergelijken. Door de grote omvang van de expositie en de verplichte looproute was dat praktisch - ook gezien de hordes bezoekers - niet altijd mogelijk. Wat zou het heerlijk zijn geweest om al die zaken in een catalogus met elkaar geconfronteerd te zien. In een boek is het immers heel wat makkelijker bladeren dan in een tentoonstelling. Ook de visie van de samenstellers zou volgens mij blijvender recht zijn gedaan met de uitgave van een échte catalogus. Daarin had dan tevens meer aandacht besteed kunnen worden aan al die werken (en dat waren de meeste) die niet van Bosch zijn, maar wel essentieel zijn voor een begrip van deze schilder.

De twee boeken die wel bij de tentoonstelling verschenen zijn desalniettemin de moeite waard. Het boek Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen bestaat uit twee grote en een korte bijdrage en de te beknopte tentoonstellingsbijlage. Het eerste deel van het boek, geschreven door Jos Koldeweij, gaat over de mens en schilder Jeroen Bosch. De ruimtelijke en sociale omgeving van Bosch komt uitgebreid aan bod: zijn herkomst uit een schildersfamilie, zijn leven, zijn intellectuele en religieuze achtergrond, zijn opdrachten voor de Sint-Jan. En passant krijgt de lezer een mooi beeld van kunst en cultuur in de Noord-Brabantse stad rond 1500.

In een korter artikel behandelt bernard Vermet de problematiek van het werk van Bosch. Het probleem van de authenticiteit, de datering en het functioneren van het atelier zijn daarbij de belangrijkste vragen. Vermet baseert zijn verhaal vooral op recent jaarringenonderzoek van de panelen waarop Bosch schilderde. Een groot aantal schilderijen kan nu preciezer gedateerd worden; de auteur erkent ruiterlijk dat er meer en diepgravender onderzoek nodig is om antwoord te geven op complexe vragen, zoals in hoeverre Bosch zijn werken alleen of samen met leerlingen schilderde. Vooralsnog concludeert Vermet dat het atelier Bosch in de eerste plaats een collectief was, waarin één genie, Jheronimus, ook zelfstandig werk afleverde.

Het derde deel van het Rotterdamse tentoonstellingsboek is van Paul Vandenbroeck. Het gaat vooral over de inhoudelijke betekenis van Bosch' schilderijen. Vandenbroeck bespreekt uitgebreid de thema's die steeds weer terugkomen in het werk van Bosch: de natuur van de mens, de slechtheid van de wereld, de zonde (vooral hebzucht en dwaasheid), maar ook de standvastigheid daartegen, het oordeel en de straf, inkeer en verlossing. Vandenbroeck laat zien hoe Bosch zijn levensbeschouwing in beelden geschilderd heeft. Daarbij verruimt hij regelmatig de blik naar een bredere cultuurhistorische context. Maar terwijl Koldeweij de schilder juist als een kind van zijn stad en zijn tijd ziet, benadrukt Vandenbroeck sterk die zaken die Bosch onderscheiden van zijn tijdgenoten. Hij schildert Jheronimus als een uitzonderlijk zelfbewuste kunstenaar, die intellectueel gevormd was en humanistisch geïnspireerd (p. 193): ‘Als enige verwerkte hij in zijn werk psychische impulsen, waarvoor andere kunstenaars uit zijn tijd zich afsloten. Dit opengooien van een deels onbeheersbare diepte in zichzelf [...] maken Bosch tot een niet-meer-middeleeuwse kunstenaar, die ook nu nog méér dan een getuige van het verleden is.’ Zijn deze twee visies niet keerzijden van dezelfde medaille en is het niet juist daarom dat Bosch zo'n ongrijpbare grootheid blijft?

Het boek is rijk geïllustreerd. Alle algemeen aan Bosch toegeschreven wer-

[pagina 184]
[p. 184]

ken staan erin afgebeeld, vaak met diverse details. Ook een aantal andere werken op de tentoonstelling is als illustratie opgenomen. De ingewikkelde afbeeldingennummering maakt het lezen van het boek af en toe wel tot een martelgang. Het is soms erg lastig om steeds de juiste illustraties bij de tekst te vinden of om bij een detail terug te vinden uit welk werk het afkomstig is. Sommige werken, met name prenten, zijn te klein afgebeeld.

Naast het boek bij de tentoonstelling verscheen ook een Engelstalige bundel. Hierin zijn resultaten van recent onderzoek gebundeld in negentien bijdragen van ongelijke lengte en kwaliteit. Diverse gegevens die in het grand public-boek te lezen staan, zijn afkomstig uit hier samengevatte onderzoekingen, zoals het jaarringenonderzoek dat hierboven al ter sprake kwam. Verschillende bijdragen dragen nieuwe gegevens over een aantal drieluiken van Bosch aan, waar het gaat om de herkomst, waardering en betekenis. Intrigerend is de bijdrage over de relatie tussen Bosch en Italië. Verder zijn er artikelen over afbeeldingen van kunstnijverheid, speelgoed en muziekinstrumenten in de schilderijen van Bosch. Historisch pikant is de beschrijving die Vandenbrouck (p. 86-90) geeft van de machtsstrijd tussen Alva en de Prins van Oranje die in 1568 plaatsvond, onder meer rond het Hof van de Nassaus in Brussel. De IJzeren Hertog liet de conciërge van het paleis martelen om erachter te komen waar in het paleis ‘een schilderij van Bosch’ verborgen was: met het oog op dat schilderij had Alva de bezittingen van de Willem de Zwijger geconfisqueerd. Het werk in kwestie moet Bosch' Tuin der aardse lusten zijn geweest, dat nog eind 1567 voor een schoorsteen in de grote galerij van het Brusselse Nassaupaleis hing.

De wereld van Bosch in het Noordbrabants Museum was eenvoudiger van opzet dan de tentoonstelling in Rotterdam, maar niet minder interessant en voor velen beter te behappen. Hier ging het vooral over Den Bosch. Dat geldt ook voor de publicatie die tegelijkertijd verscheen: een handzaam boekje met een stel leuke bijdragen over Bosch, zijn leven, zijn werk en zijn stad. Na een introductie op de stad Den Bosch aan het eind van de vijftiende eeuw door Ronald Glaudemans, beschrijven Ester Vink en Aart Vos het leven in de stad en Jan van Oudheusden het culturele klimaat. Ook hier wordt Bosch geplaatst binnen de context van zijn tijd. Ester Vink en Jos Koldeweij tekenden voor het gedeelte over Bosch zelf. Vink schetst de geschiedenis van de ‘familie Bosch’ en van hun schildersatelier; Koldeweij richt zich op het werk van Jheronimus, en dan vooral de opdrachten die hij kreeg in de stad Den Bosch. Het boekje eindigt met een aardig stuk van Jan van Oudheusden over de waardering die Bosch in de loop der eeuwen in zijn stad ten deel viel. Het is onvermijdelijk dat het Rotterdamse en Bossche boek elkaar op vele punten overlappen. Het Rotterdamse boek is rijker, maar ook gecompliceerder. Het Bossche boekje biedt daarentegen een heldere en steeds prettig leesbare inleiding op laatmiddeleeuws Den Bosch, haar beroemdste zoon en zijn werk.

Tegelijkertijd met de tentoonstellingen verscheen ook het proefschrift van Eric de Bruyn en wel in twee versies: een handelseditie van het eigenlijke proefschrift en een vereenvoudigde versie voor een breed publiek (aangeduid door de uitgeverij als ‘leeseditie’). Dat laatste boek is ook voor vakgenoten aan te bevelen. Het leest prettig en is zeer informatief. Helder zet De Bruyn uiteen hoe hij via zijn cultuurhistorische methode gekomen is tot een nieuwe interpretatie van

[pagina 185]
[p. 185]

het thema van de Marskramer, dat op drie belangrijke werken van Bosch voorkomt. De Bruyn bestudeerde een enorm corpus aan Middelnederlandse teksten waarin hij zocht naar beschrijvingen van zaken die hij in Bosch' schilderijen terugvond. Dat is op zichzelf al een enorme prestatie. Maar wat misschien wel het meeste opvalt aan De Bruyns studie is dat hij zich daarmee verre houdt van alle speculatie waaraan het werk van Bosch in de afgelopen eeuwen ten prooi viel. Nuchter analyseert de auteur, zonder zijn voorgangers en hun verdiensten te verloochenen, elk onderdeel van de bestudeerde werken om dat vervolgens weer in zijn samenhang te bezien. Een prachtig voorbeeld is de analyse van ‘De marskramer in de laatmiddeleeuwse beelding en literatuur’. De Bruyn onderzoekt in dit hoofdstuk niet simpelweg het thema van de marskramer, maar bestudeert zorgvuldig de verschillende situaties waarin een marskramer voorkwam en de aspecten die daarbij horen. Zo komt hij tot een veelkleurig marskramerpalet: van de bedrieglijke, drankzuchtige, wellustige en ketterse marskramer tot de positieve figuur van waarschuwer, berouwvolle zondaar en navolger van Christus. Vervolgens bekijkt De Bruyn alle elementen die rondom de marskramer zijn afgebeeld, analyseert die zorgvuldig, opnieuw aan de hand van vele teksten. Karakter voor karakter wordt zo Bosch' laatmiddeleeuwse beeldtaal ontcijferd. Onontkoombaar is de uiteindelijke conclusie dat de marskramer een allegorie is op de berouwvolle zondaar, die in het zicht van de dood en met het voorbeeld van Christus tot inkeer komt. De werkwijze van De Bruyn lijkt zo vanzelfsprekend, mede dankzij de heldere opzet van zijn betoog, maar is het niet, zeker niet bij de studie van laatmiddeleeuwse kunst.

Het eigenlijke proefschrift biedt vooral meer in de uitwerkingen van details; de rode draad van het betoog is dezelfde als die in de ervan afgeleide leeseditie. Juist in die details zit echter een schat aan informatie en vergelijkingsmateriaal in geschrifte en in beeld. Het notenapparaat is er vele malen omvangrijker en De Bruyn geeft veel meer aandacht aan de historiografie. Voor wie echt wil doordringen in de fascinerende analyse die De Bruyn van Bosch' werk maakt, blijft het oorspronkelijke proefschrift daarom de aangewezen bron. Collega-onderzoekers zullen ook dankbaar gebruik maken van de bijlagen die een groot aantal tekstverwijzingen bevatten naar allegorische topoi in de laatmiddeleeuwse kunst.

Het fascinerende aan de studie van De Bruyn is dat Bosch hier opnieuw als die late-middeleeuwer naar voren komt, die met beide benen in de traditie staat, maar tegelijkertijd heel modern is. De Bruyn laat zien hoe de details waaruit zijn werk is opgebouwd steeds aansluiten bij de beeldtaal en de teksten van de vijftiende eeuw. Het lijkt soms bijna of het heel vanzelfsprekend is, dat Bosch zijn werken opzette zoals hij dat deed. Maar die schijn bedriegt. Want bijna even zo vaak blijkt dat Bosch met zijn nimmer onuitputtelijke fantasie een nieuwe dimensie aan vertrouwde beelden geeft. De ‘letters’ waarmee Bosch schreef, zijn die van de laatmiddeleeuwse beeldtaal, maar de ‘woorden’ en ‘zinnen’ die hij ermee samenstelde zijn nieuw. Het is de paradox die Bosch deelt met andere grote kunstenaars: juist wanneer je zijn tijd beter leert kennen en het begrip van zijn werk groeit, zie je des te sterker de verschillen die hem tot zo'n uitzonderlijk kunstenaar maken.

Jeroen Westerman


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jeroen Westerman

  • over Jos Koldeweij

  • over Paul Vandenbroeck

  • over Bernard Vermet

  • over Jan A.F.M. van Oudheusden

  • over Eric de Bruyn