Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madoc. Jaargang 2006 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madoc. Jaargang 2006
Afbeelding van Madoc. Jaargang 2006Toon afbeelding van titelpagina van Madoc. Jaargang 2006

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madoc. Jaargang 2006

(2006)– [tijdschrift] Madoc–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

Martine Meuwese
De krekel in de oven
Een spannend avontuur in de Roman van Limborch

Het geluid van onvermoeibaar zingende krekels zal menigeen bekend in de oren klinken. Krekels, cicades en sprinkhanen worden vaak op een hoop gegooid; het zijn allemaal kleine insecten die behoorlijk veel kabaal kunnen maken. Vooral in de Provence zijn ze in het heetst van de zomer nadrukkelijk aanwezig door hun hoge getsjirp. In middeleeuwse handschriften van rond 1300 wordt de krekel vaak afgebeeld op of naast een oven. Waar komt dat motief vandaan? Wie op Google zoekt naar de combinatie van ‘krekel’ en ‘oven’ wordt getracteerd op recepten van knapperige krekelovenschotels. De verklaring voor het middeleeuwse beeldmotief zal elders gezocht moeten worden, maar waar?

 

In de marges van middeleeuwse manuscripten zijn vaak taferelen geschilderd die niet direct in verband hoeven te staan met de bijbehorende tekst. Deze randversieringen kunnen bijbelse gebeurtenissen of heiligenlegenden illustreren, verwijzen naar de profane literatuur of spreekwoorden, of tonen het leven van alledag. Humoristische of obscene situaties zijn vooral populair in margedecoraties. Door het ontbreken van achtergrondinformatie is het soms lastig om te bepalen wat precies is weergegeven of waar een bepaald motief vandaan komt.

Een rond 1300 in Vlaanderen vervaardigd getijdenboekje dat nu in Cambridge wordt bewaard (Cambridge, Trinity College, B. 11.22), is uitzonderlijk rijk aan marginale schilderingen. Op elke pagina staan er verschillende boven, onder, en naast het tekstblok. De schilder van dit getijdenboekje moet breed onderlegd geweest zijn, was erg vindingrijk en bezat bovendien een uitstekend gevoel voor humor. Veel margeschilderingen verraden dat de verluchter goed bekend was met afbeeldingen uit bestiaria. Thema's als de zeeridder, de struisvogel met een hoefijzer in zijn bek, een raaf die de ogen van een lijk uitpikt, een man die harp speelt voor een zwaan, het vangen van een aap door hem schoenen aan te laten trekken, de bever die zijn eigen ballen afbijt, of de veelkleurige panter die omwille van zijn bedwelmende geur wordt gevolgd door andere dieren, zijn allemaal terug te voeren tot traditionele bestiarium-afbeeldingen.Ga naar eindnoot1

[pagina 140]
[p. 140]


illustratie
Afb. 1 Cambridge, Trinity College, B. 11.22, getijdenboek, Vlaanderen, circa 1300, fol. 123r.


Een randversiering met drie insecten die met opgeheven kop naast een oven en een brandend vuur zitten, kan daar echter niet op teruggevoerd worden (afb. 1). Het lijken sprinkhanen of krekels te zijn. Deze insecten komen niet voor in het Latijnse bestiarium, dus daar valt geen nadere informatie te vinden, en ze zijn daar evenmin afgebeeld. Wat is hier precies voorgesteld en waar gaat het motief op terug?

Fabel?

De honderden margedecoraties uit het Vlaamse getijdenboek in Cambridge zijn ruim een eeuw geleden gecatalogiseerd door M.R. James. Hij interpreteerde de voorstelling als de fabel van de krekel en de mier: ‘A domed building on R., a fire burning inside. On l. three grasshoppers with uplifted heads (the fable of the Grasshopper and the Ant)’.Ga naar eindnoot2 Lilian Randall rubriceerde het tafereel in haar standaardwerk over margedecoratie onder ‘Fables; ants and grasshoppers’.Ga naar eindnoot3 Het is tekenend voor de naamsverwarring rond deze insecten dat er in de Engelse versie van deze fabel sprake zou zijn van sprinkhanen, terwijl het in het Frans een cicade betreft, en in het Nederlands een krekel. De Middelnederlandse variant op deze fabel in de Parabelen van Cyrillus heeft het echter ook over een sprinkhaan.Ga naar eindnoot4

De fabel, die teruggaat op Aesopus, bestaat in meerdere varianten en volkstalige bewerkingen, onder andere in de Isopet van Marie de France. Globaal komt de vertelling op hetzelfde neer. In de zomerse hitte zit de sprinkhaan/krekel zorgeloos te zingen terwijl de vooruitziende mier al werkt aan een voedselvoorraad voor de winter. Wanneer het winter is en de krekel honger heeft, geeft de mier hem niet te eten. Als de krekel dan zo nodig moest zingen in de zomer, mag hij wat de mier betreft dansen in de winter. De moraal is dat het belangrijk is om dingen niet te verwaarlozen en vooruit te kijken. Deze fabel van Aesopus werd in zeventiende eeuw bijzonder populair door de bewerking ervan door Jean de la Fontaine.

Krekels en sprinkhanen maken geluid door hun achterpoten langs hun vleugels te wrijven. Dat geluid is vergelijkbaar met een violist die een strijkstok langs de snaren van een viool haalt, waardoor waarschijnlijk het beeld van de musicerende krekel ontstond. In veel illustraties bij de fabel van La Fontaine heeft de krekel zo een viool in handen ge-

[pagina 141]
[p. 141]

kregen. Dat beeld heeft ook duidelijk doorgewerkt in de vioolspelende, zingende en dansende sprinkhaan in een vroeg Disney-animatiefilmpje over deze fabel.Ga naar eindnoot5 Japie Krekel was geboren.

Middeleeuwse illustraties van deze fabel zijn echter schaars.Ga naar eindnoot6 Een handschrift met een anonieme Franse vertaling van Novus Aesopus de Nequam, dat in het tweede kwart van de veertiende eeuw in Parijs werd gemaakt, toont een mier in het gras tussen twee bomen en een ‘krekel’ die op de bakstenen wand van een oven zit (afb. 2). Deze illustratie toont dus één krekel en één mier. Soms is er sprake van meerdere mieren in de fabel van Aesopus, maar het gaat telkens om één enkele krekel. Alleen al om die reden is het erg onwaarschijnlijk dat de margedecoratie uit het getijdenboekje in Cambridge deze fabel illustreert. Daar zijn immers drie krekels en géén mier(en). De interpretatie van James en Randall als een weergave van de fabel van de krekel en de mier wankelt daarmee. De bron voor dit motief moet vermoedelijk elders gezocht worden.



illustratie
Afb. 2 Parijs, BnF, fr. 15213, anonieme Franse vertaling van Aesopus' fabel van de krekel en de mier, Parijs, tweede kwart veertiende eeuw, fol. 36v.


Liefdesbestiarium?

Zingen is duidelijk niet zonder risico. In het Bestiaire van Pierre de Beauvais en in een van de redacties van het Bestiaire d'amour van Richard de Fournival sterft de krekel zelfs ten gevolge van zijn zingen. Het diertje is zo geobsedeerd door zijn zang dat het alles vergeet, niet meer eet, en uiteindelijk al zingend sterft:

Maar er is nog een andere reden voor en die ontleen ik aan het gedrag van de krekel waarop ik in het bijzonder gelet heb. Want dat arme dier is van nature zo op zijn eigen gezang gesteld dat hij zich dood zingt, zozeer verliest hij zijn eetlust en zozeer vergeet hij op jacht te gaan. En daardoor heb ik mij gerealiseerd dat mijn eigen zingen me zo weinig opgeleverd heeft, dat ik er onmogelijk mijn vertrouwen op zou kunnen stellen zonder mijzelf daarmee te gronde te richten, zodat mijn gezang mij nimmer te hulp zou kunnen komen. Sterker nog: mijn ervaring wijst uit dat juist op de momenten dat ik met de mooiste stem de schoonste liederen zong, het mij het allerslechtst verging.Ga naar eindnoot7

[pagina 142]
[p. 142]


illustratie
Afb. 3 Oxford, Bodleian Library, Douce 308, Richard de Fournival, Bestiaire d'amour, Metz, begin veertiende eeuw, fol. 88r.


In dit liefdesbestiarium worden de eigenschappen van dieren betrokken op de liefde in het algemeen, of op de minnaar die met zijn smeekbede de gunsten van zijn beminde dame probeert te verkrijgen in het bijzonder. De krekel wordt opgevoerd omdat de minnaar bang is al te veel plezier in het zingen te krijgen en daardoor net als de krekel te sterven. Daarom schrijft hij zijn verhaal en zingt hij het niet als lied. Door de nadruk op zang is in enkele varianten van Richard de Fournivals tekst de krekel vervangen door een zangvogel, die het zingen nu met de dood moet bekopen.

In de miniaturen van een verlucht handschrift van het Bestiaire d'amour dat aan het begin van de veertiende eeuw in Metz vervaardigd werd, geeft de minnaar die in de tekst aan het woord is zijn beminde dame als het ware een bestiarium-rondleiding. Hij toont haar de dieren die hij in zijn tekst opvoert, zo ook de krekel (afb. 3). Deze afbeelding is beschreven als ‘a cricket in a cage; a man and woman point to it’.Ga naar eindnoot8 Die kooi zal wel aan het zingen van de krekel refereren. Zangvogels houd je immers in een kooi en er zijn zelfs verhalen dat de Grieken krekels in kooitjes hielden omwille van hun zang. Toch lijkt het gemetselde bouwwerkje links niet op een kooi, er zijn ook geen tralies te zien, en die interpretatie is helemaal onwaarschijnlijk omdat elders in dit handschrift een zangvogel in een ‘echte’ kooi is afgebeeld. Het is dus maar de vraag of hier door de miniaturist een kooi bedoeld is. Een oven is het (gezien het dak) evenmin, al valt niet uit te sluiten dat de verluchter van dit liefdesbestiarium zich door de weergave van krekels bij een oven heeft laten beïnvloeden. Veel handschriften met de Franse tekst van Fournival tonen namelijk krekels die op een oven zitten, hoewel daar in de bijbehorende tekst geen sprake van is.Ga naar eindnoot9

De Nederlandse bewerking van de tekst van Richard de Fournival in het laat-dertiende-eeuwse Nederrijns Moraalboek vertaalt de Franse tekst over de krekel, maar de miniatuur illustreert wederom meer (afb. 4). Maurits Gysseling omschrijft de voorstelling in zijn inleiding op de teksteditie als ‘vijf krekels naast een laaiend vuur, uitstijgend boven een trog’.Ga naar eindnoot10 Is dit een trog? Het lijkt er meer op dat de krekels op de wand van een brandende oven zitten, net zoals bij illustraties in de Franse brontekst vaak het geval is.

Hoe zit het nou met die oven in deze liefdesbestiaria, bij de fabel van Aesopus en in de margedecoratie van het getijdenboekje uit Cambridge? Er wordt telkens niets over

[pagina 143]
[p. 143]


illustratie
Afb. 4 Hannover, Niedersächsische Landes-bibliothek, IV 369, Nederrijns moraalboek, Gelre (?), eind dertiende eeuw, p. 146.


een oven of een vuur gezegd in de tekst, maar zij worden wel regelmatig afgebeeld en ze moeten toch ergens aan refereren?

Natuurencyclopedie?

De krekel komt niet alleen ter sprake in de fabel of in liefdesbestiaria. Het diertje wordt ook behandeld in de natuurencyclopedie De natura rerum van Thomas van Cantimpré en in de bewerking daarvan in Jacob van Maerlants Der naturen bloeme. De ‘cycada’, die bij Maerlant gelijkgesteld wordt aan de krekel, komt ter sprake in het onderdeel over de insecten. Het oudste verluchte handschrift van Maerlants tekst heeft verschillende illustraties bij de cicade, maar vooral de laatste miniatuur is in dit kader interessant (afb. 5).Ga naar eindnoot11 Aan de rechterkant zitten drie krekels op aarden voren, al lijkt het eerder of ze al crawlend baantjes trekken in het zand, en links is weer een oven te zien. Maerlants tekst lijkt eindelijk een sleutel tot dit voorwerp te verschaffen:

 
.i. andere maniere vintmen mede
 
die altoes ebben are stede
 
in huse ende in waremen dinghen
 
die mede soetelike singhen
 
mar sine ebben vlogle ghene
 
als dandre doen ghemene. (v. 12003-8)
Men vindt ook een tweede soort [cicada] die altijd in huizen of bij warmtebronnen verblijft en die eveneens heel fraai zingt, maar die heeft geen vleugels zoals de andere.

Deze ‘krekel’-soort woont dus in huizen en op warme plaatsen. Dat ze warmte prefereren is bekend. Het zijn koudbloedige insecten die sneller gaan bewegen, en harder en sneller gaan zingen naarmate de temperatuur stijgt. Alleen de mannetjes onder de krekels en cicaden kunnen zingen, en dat doen ze zo hard en mooi mogelijk om indruk te maken op de vrouwtjes. Als deze krekels graag vertoeven op een warme plek, is het niet zo gek dat ze op middeleeuwse afbeeldingen vaak zittend op een ovenwand zijn

[pagina 144]
[p. 144]


illustratie
Afb. 5. Detmold, Lippische Landesbibliothek 70, Jacob van Maerlant, Der naturen Bloeme, Vlaanderen circa 1300 (?), fol. 108v.


weergegeven: wat kan er immers beter warmte verbeelden in deze koude streken? Vuur maakt bovendien een aangenaam knetterend en zingend geluid. Die oven zingt dus ook!

Samenzang

Zingen in de zomer als blijk van kortzichtigheid, zingen tot je er dood bij neervalt, of zang bij een warm en knapperend vuur; de essentiële eigenschap van de middeleeuwse krekel en zijn soortgenoten is blijkbaar dat hij zingt. In de opmerkelijke randversiering in het Vlaamse getijdenboek lijken de drie krekels ook echt uit volle borst te zingen, met opgeheven kopjes en licht geopende mond. Deze margedecoratie zal niet de fabel van de krekel en de mier illustreren, en een verwijzing naar de tekst van het (liefdes)bestiarium ligt evenmin voor de hand; een ontlening aan een natuurencyclopedie is het meest waarschijnlijk.

Het motief van de krekel(s) en de oven lijkt vooral populair te zijn geweest aan het eind van de dertiende en het begin van de veertiende eeuw in de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk, al zijn er ook enkele uitzonderingen in plaats en tijd. Het lijkt zo'n simpel beeldmotief en daardoor is het des te opmerkelijker dat er zo veel verwarring heerst bij het beschrijven en duiden ervan. Gaat het om een krekel, een cicade of een sprinkhaan? Is het er één of zijn het er meer, en wat zijn de consequenties daarvan? En zitten ze daar maar, of zingen ze ook? Is er ergens een mier te bekennen, en is het voorwerp nou een trog, een kooi, of een oven? Dat valt allemaal lastig te duiden zonder kennis van de literaire context, en uitgerekend in het geval van margedecoratie ontbreekt dat tekstuele kader meestal. De marginale krekelafbeelding in het getijdenboek uit Cambridge verwijst zo vermoedelijk naar natuurencyclopedische kennis, maar dan losgezongen van de tekst die de afbeelding illustreert.

eindnoot1
Voor een goed overzicht over bestiarium iconografie zie F. McCulloch, Mediaeval Latin and French Bestiaries (Chapel Hill 1960). Voor de margedecoraties in het handschrift uit Cambridge, met name degene die naar de Middelnederlandse Reinaert verwijzen, zie M. Meuwese, ‘The secret history of the fox and the hare in Trinity B. 11.22’ (ter perse). Er komt ook een motief in voor dat gerelateerd is aan de Arthurliteratuur.

eindnoot2
M.R. James, The Western Manuscripts in the Library of Trinity College, Cambridge. A Descriptive Catalogue (Cambridge 1900) no. 261, p. 123. Hoe uitvoerig deze iconografische beschrijving ook is, hij is verre van compleet en lang niet altijd betrouwbaar.
eindnoot3
L.M.C. Randall, Images in the Margins of Gothic Manuscripts (Berkely/Los Angeles 1966).
eindnoot4
Deze parabel is vertaald in A. Schippers (ed.), De kikker die zichzelf opblies en andere Middelnederlandse fabels (Amsterdam 1999) 17-18. De fabel komt in het Middelnederlands ook voor in Dye hystorien ende fabulen van Esopus, Van Esopus leven en Esopus fabulen, en Dleven ende fabulen van Esopus. Zie hierover J.A. Schippers, Middelnederlandse fabels. Studie van het genre, beschrijving van collecties, catalogus van afzonderlijke fabels (diss. Nijmegen 1995) 257, 293.
eindnoot5
The Grasshopper and the Ants (1934), recent op dvd uitgebracht in de Disneycollectie Silly Symphonies.
eindnoot6
Mandragore (http://mandragore.bnf.fr/html/accueil.html) meldt dat de fabel is afgebeeld in een in het derde kwart van de dertiende eeuw te Venetië vervaardigd handschrift met de fabels van Marie de France (Parijs, BnF, fr. 2173, fol. 64v), maar de website geeft er (nog) geen reproductie bij.

eindnoot7
Geciteerd naar: Twee middeleeuwse beestenboeken. Het Beestenboek van Pierre de Beauvais & Het Beestenboek van de liefde van Richard de Fournival, vert. Julia C. Szirmai en Reinier Lops (Hilversum 2005) 62.
eindnoot8
Deze iconografische omschrijving komt uit de documentatie die de Bodleian Library aanlevert bij de filmrol met de illustraties uit dit handschrift.
eindnoot9
Bijvoorbeeld in handschrift Montpellier 437 fol. 206r uit ca. 1340, zie McCulloch p. 200 ‘there seem to be several crickets on a hearth’; die omschrijving klinkt vergelijkbaar met de voorstelling uit het Nederrijns moraalboek (afb. 4). Een ander Fournival-voorbeeld met een oven bij de krekelafbeelding is te vinden in Parijs, BnF, fr. 412, fol. 229r (Noord-Frankrijk 1285) en ook in het Réponse du bestiaire d'amours in hetzelfde handschrift op fol. 238r.; fr. 12469, fol. 3r. (Noord-Frankrijk circa 1300). Deze afbeeldingen zijn te vinden op de Mandragore website (noot 6).
eindnoot10
M. Gysseling, Corpus van middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks II: Literaire handschriften, deel 6: Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns Moraalboek (Leiden 1987) 349.

eindnoot11
Dit handschrift werd doorgaans in of rond 1287 gedateerd, maar Hans Westgeest pleit in zijn dissertatie voor een herdatering in het begin van de veertiende eeuw. Zie J.P. Westgeest, De natuur in beeld. Middeleeuwse mensen, dieren, planten en stenen in de geïllustreerde handschriften van Jacob van Maerlants Der naturen bloeme (diss. Leiden 2006).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Martine Meuwese

  • over Anoniem Limborch, Roman van Heinric en Margriete van