Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe ende in wat manieren dat die twee verraders Vivien vermaecten aen den coninck. Ende hoe hem die coninc versandt aen den grave van Palerne om te dooden.

DOe dese verraders den edelen Vivien ghesien hadden met Benfluer so gingen si totten coninck, die seer sadt bedruct ende seyden, oft den coninck beliefde dat si tegen hem spreken mochten, twelc de coninc consenteerde. Doe die heren by den coninck saten, so seyde die coninc. O ghi heeren mach ic niet wel beclaegen die ure vanden campe dat Vivien nu weet hoe hi hier gecomen is, ic wilde wel om half mijn rijcke dat hijt niet en wiste, want ic sorge dat hy van mi sal sceiden willen. Doe dit die heren hoorden werden si deen op dander lachende. Doe vraechde die coninc waer om dat si loegen, en dunct u niet dat hi mi veel goets gedaen heeft. Doen seyde de verrader. Tis waer heer coninc dat hy u veel goets gedaen hevet, mer dede hy u soo veel

[pagina 41]
[p. 41]

quaets daer tegen, ghy soudet hem meer haten dan ghi hem oyt lief hadt, so hi bi avontuer gedaen heeft. Doe seyde die ander verrader. Kyr cosin ghi moet wel een avontuerlic man zijn, moechdy niet sien ende hooren ende swijgen. Doe sey die coninck Yvorijn. Hoe moechdi seggen dat hi mi quaet gedaen heeft, die mi so veel vrientschappen bewesen heeft. Doe die verrader dit hoorde seide hi. Heer coninc wist ghi watter bedreven waer, ghi soudt wel seggen dat u quaets genoech gedaen waer. Die coninck dit horende peysde in hem selven datter wat scuylde ende seyde. Ghi heren ic houdtse voor mijn vrienden die my seggen tgheen daer mijn eere aen leyt, ick bid u weet ghi eenighe saken die my contrarie sijn dye segget my, ick salt tegen u verdienen dat ghy my bedancken sult. Dese twee verraders seyden. Heer coninck ghi weet wel dat Vivien kersten gheworden is, oock weet ghy wel, hoe dat ghy u dochter seynde om hem om te stellen, mer Vivien heeftse oock kersten ghemaeckt ende sy heeft hem sijn trouwe ghegheven ende hy desghelijcx weder om, ende so gheringhe als hy ghenesen is vander quetsueren, so sal si met hem in kerstenrijcke varen ende sy soude een deel van uwen besten goede nemen, om hem beyden by te leven, tot dat sy te Egghermont quamen, ja ende wat sy meer deden dat swijghe ick. Die coninck dit hoorende, ende seer verstoort sijnde seyde. Heeft mijn dochter met hem dan misdraghen. Doe antwoorde deen verrader Rapas gheheeten. Heer coninck, hi heeftse geschoffiert ende waert sake datter een sone ghemaect waer dat kint soude Aymijn heeten, want doen si besich waren met tkint te maken so riep hi ay mi als si hem yewers onversien noopte, daer by over droegen si dat tkint ay mi heeten soude. Die coninc dit horende wert so toornich dat hi zijn septrum tegen deerde werp treckende sinen baert ende ver-

[pagina 42]
[p. 42]

maledijende zijn goden, ende sonder twifel hi soude hem selven hebben ghedoot en haddent die twee verraders niet belet. Doe riep hi. Haelt mi dye scalck ic sal hem doen thooft af slaen, ende mijn dochter sal ic doen verbarnen. Doen seiden die verraders. Neen heer coninc en doot hem niet want hi seer bemint is vander ghemeenten, mer ghi en moecht niet badt doen dan sendt hem met eenen brief aenden grave van Palerne ende doet hem daer dooden so blijft u dochter in haer eere, ende ghi sult gewroken sijn. Desen raet dochte den coninc seere goet ende hi liet deen verrader den brief scriven ende dander soude om Vivien gaen, mer Vivien quam hem int ghemoete. Doe Vivien den coninc ghesien had, so gruete hi hem seer minlijc mer die coninc draeyde zijn hooft om. Doen Vivien daer een pose ghestaen had, so bestont die coninc te seggen. Vivien dien ic gehouden heb voor mijn sone, mer ghi segt dattet anders is. &c. Soudy mi voor die weldaet die ic u gedaen heb, wel een bootscap willen doen daer mi groot profijt aen leyt. Vivien antwoorde. Wat ghi begeert heer coninc dat sal ic doen al waert te gaen tot in mijn doot. Dye een verrader seyde. O Vivien en segt van gheenre doot want onse coninc soude liever zijn croon verliesen dan u, also lief hevet hi u, mer de grave van Palerne is hem wat tachter dat hy onsen coninc sculdich is, ende om dat ghi wel spreken cont so dunct ons dattet nyemant badt over draghen en sal dan ghi. Met dien quam dander verrader metten brief ende gafse den coninc, ende die coninck gafse Vivien hem biddende dat hijt beste daer in dede, welc hem Vivien geloofde. Met dese woorden scheyde Vivien wten hove sonder oorlof te nemen aen Benfluer zijn lief, dien hi bevrucht liet met sinen kinde, twelck hy niet en wiste ende is so ghereyst nae den grave van Palerne. Doen Vivien tot zijn lief Benfluer niet

[pagina 43]
[p. 43]

en quam, also hi plach, so truerde si seggende in haer selven. Waer moechdy sijn Vivien mijn lief die ic trouwe ghegheven heb, ende daer ic mijn ionste op gestelt hebbe, ic duchte dat u eenige verraders sullen bedroghen hebben, ist also, so en sal ick nemmermeer blijde zijn, mi verwondert oft hem mijn vader yewaerts gesonden heeft, dat moet ic weten. Ende Benfluer aldus int herte peysende ende in haer selven murmurerende, is ghecomen in die camer daer haer vader sadt ende speelde tscaecspel met dese twee verraders. Benfluer haren vader siende riep met luyder stemmen. Heer vader hoe hebdi geleeft met den eedelen Vivien, dat ic hem int hof niet en sie also ic plach, waer is hi gevaren, hebdy hem doen dooden oft versonden, dat segdt my. Met dien sach die coninc op zijn dochter ende seyde. O lieve dochter wat gaet u over dat ghi na desen dief vraget. Benfluer dit horende antwoorde met grammen moede. Vader hoe condy sulcken woort achter hem seggen, ghi en spraect soo niet doe hi u verloste van den soudaen van Persen, ende hy den ruese Broeysin verwan, doen en maecte ghi geenen dief van hem. Doe seyde die coninc seer verstoort zijnde. Jae een dief ist, want hi heeft my gestolen mijn beste paert, ende dat totten paerde hoorde ende noch veel van mijnen tresoor, ende ic wilde dat ic hem sage hanghen ende dattet half mijn croone gecost waer. Benfluer seer bedroeft sijnde van die woorden seyde. O vader wie dwingt u alsulcke woorden te segghen, daer ghy wel contrarie weet, mer ick peyse dat ghi hem gedoot hebt, oft yewers versonden in zijn doot, o vader is dat sinen loon dat hi heeft aen u verdient, doen hi sijn bloet voor u stortede. Doen stont daer op een vanden valschen verraders ende seide. Tis beter dat ghi swijghet, want hi heeftet aen u wel verdient duysent dooden te sterven, om dat hy wt was des coninckx dochter te schoffieren.

[pagina 44]
[p. 44]

Benfluer seyde. Swijcht ghy verrader, waer Vivien hier, ghi en soudet niet dorren peysen tgene dat ghi segt. Doen seyde die ander verrader. Swijcht ioncfrouwe, meyndy dat u vader niet en weet wat ghy tsamen bedreven hebt, ende hoe ghi met hem in kerstenrijcke reysen soudet, ende nemen van ws vaders schat om daer bi te leven, ende ghy overdroecht, waert sake dattet een sone waer, so soudet Aymy heeten, condy dit loochenen. Doe seyde die coninck. Wat segdy dochter, en heeft hi hier aen den doot niet verdient. Benfluer dese woorden hoorende seyde. Al tgene dat ghi daer geseyt hebt is waer ende waert noch te doene, ick soudet doen. Ende is alsulcken vromen iongelinck niet wel eender vrouwen weert. Die coninck dit hoorende bleef al stom sitten, ende en wist niet te seggen. Doe seyde Benfluer. Heer vader, om dat ghi hem versonden hebt, so belove ic u, dat ic in kerstenrijck te Eggermont reisen sal ende claghent zijn vrienden, si sullent u wel so moede maken dat u vreesen sal, ende si is met dese woorden wech ghegaen. Die coninck dese woorden van zijn dochter horende scheen hi badt verwoet dan anders, ende dye verraders wilden hem vertroosten mer die coninc nam sijn swaert in zijn hant ende sloech den eenen thooft af, ende dander doot. Ende doe sloot die coninck Yvorijn die camer vast toe, ende ghinck op zijn bedde ligghen, drie daghen ende drie nachten, sonder eten ende drincken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken