Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe Malegijs alder eerst van tpaert Rosbeyaert vernam, ende hoe hi swoer dat te winnen, also hi ooc daer na dede.

ALst op een tyt lustich weer was, also dat Malegijs ende Oriande tsamen gingen wandelen, ende si gingen soe langhe, dat Malegijs wert siende tusschen twee bergen een dompinge van vier daer hi seer af verwonderde, niet wetende

[pagina 50]
[p. 50]

wat mocht bedieden, ende hi seyde tot Oriande. Wat mach bedieden die dompinghe vanden viere tusschen die twee bergen. Oriande seyde. Tis Vulcanus duwarie daer die vyant Ramas bewaert een dat felste paert dat oyt sonne bescheen, want die vyant in een ghedaente van een serpent wandt aen een droomedaris ende het heeft veel silveren ketenen, ende daer zijn veel serpenten diet bewaren. Malegijs groote begeerte hebbende om dat paert te sien swoer dat hijt tpaert crijghen soude oft daer voor doot blijven. Doe seyde Oriande. O lief laetet varen, want daer is so menich edel man voor ghebleven, om dattet so vol fenijns ende serpenten is. Malegijs seyde. Al die leven en sullen mi daer niet af raden al wist ick wel dat mi tlijf costen soude, oft ick en salt avontueren. Doe seide Oriande. Al waerdi so starck als Sampson, ghi en soudet niet connen gewinnen. Malegijs seyde. Al quaeme God selver wten hemel hi en soude my nyet verbidden, dus wildy my vrientschap doen, so en segter mi niet meer af. Ende doe ginck hy te Rootsefluer hem wapenen. Anthenor die coninc van Spaengien wiens vrouwe was ghestorven, had een ambassaet ghesonden, om die schoone Oriande te hebben, mer twas hem ontseyt. Ende doe vergaderde hi veel volcx om Oriande te winnen met cracht, daer Vivien generael capiteyn af was. Ende zijn so gereyst na Rootsefluer, bernende ende blakende ende doodende alle dat si vonden. Malegijs ghewapent zijnde, soo verschiep hi hem ghelijck Sathan dat Ramas broeder was, mits dat hy Sathan beswoer, dye hem zijn figuere thoonde, ende so conterfeyte hi hem selven. Doe Oriande sach Malegijs in die camer comen, so meende si dattet de duyvel gheweest hadde, ende wert roepende met luyder stemmen. O Malegijs lief ghi wilt mi begheven, nu compt die duvel ende wilt mi vernielen. Och wat sal ic beginnen ende mettien vielen haer

[pagina 51]
[p. 51]

die tranen wten oogen. Malegijs dit siende had medeliden met haer segghende. O lief en kendi my nu niet: die u altijt so trouwelijc by ghestaen heeft. Met dien stondt Oriande op ende seyde. Sydy dit lief Malegijs, my dunct dat ghi eenen duivel gelijct. Malegijs wert lachende ende seide. O Oriande, en kendy noch meester Malegijs consten niet, ic heb Sathan Ramas broeder besworen, die mi gheseyt heeft in wat manieren ic Ramas bedriegen soude, daer bi hope ic dat paert wel te crijghen, ende ic heb my onder versien met harnas om te wederstaen die fenijnige beesten, ende ooc om dat paert te bedwingen. Doe seyde Oriande. Die u dese consten gheleert hevet, die sal u tpaert wel doen winnen. Ende met dese woorden quam die schipper die Malegijs opt eylant voeren soude, ende seide, meester Malegijs alst u belieft te varen opt eylant, so coemt, want alle dinc is ghereet. Doe seyde Malegijs. Alst u belieft schippere, so wil ic mede varen, wandt my verlanget wtermaten seer nae dat paert te crijghen, aldus oorlof lief, ick wil van u scheyden, want tis meer dan tijt. Doe Oriande dit sach, seyde si met bedructer herten. O Malegijs lief ic moetet u consenteren, maer het is my swaer te lijden dat ic van u scheyden moet, maer die Heere hier boven moet u bewaren. Ende met dien so ginck Malegijs int schip, ende reysde over na dat eylant van Vulcanus.

Die coninc van Spaengien Antenor vast dieper int lant comende barnende ende blakende, tot dat si quamen voor Rootsefluer ende daer sloeghen si haer tenten ende pauwelioenen nedere voor dye stadt. Och hoe bedruct was Oriande doen si alsulcken heyr sach voor de stadt, ende en had geenen troost, want Malegijs wech was, ende meester Iorck ende meester Baldaris troosteden haer ten besten dat si mochten. Binnen desen middelen tijde so vergaderden die coninc van Spaengien ende die coninck van Garnaten [met]

[pagina 52]
[p. 52]

Vivien ende hielden onderlinghe raedt, wye die ambassaet wesen soude. Doe stondt op die coninc [van] Granaten ende seide. Niemant en sal dien last badt bewaren dan u generael capiteyn Vivien, want hi is wel ter talen, ende heerlijc van spraken, ende dien raet dochte al den heeren goet. Doe seyde coninck Antenor. Vivien wat segdi, soudi in die stadt wel willen reysen, ende eysschen Oriande te wijve, ende weygheren zijt, so suldise ontsegghen te viere ende te swaerde. Doe seyde Vivien. Heer coninck ic dancke u der eeren die ghi mi doet, ende ick hope u eere daer in also te bewaren, datmens mi geen schande spreken en sal. Ende met dien so nam hi oorlof ende reysde na der stadt Rootsefluer. Vivien commende voor dye poorte, stack zijn hant op, in een teeken dat hi sprake begeerde. Die poortier vraechde wat hi begeerde. Vivien antwoorde. Ic moet hier binnen der stadt zijn, want ick ben ghesonden als ambassaet aen dye vrouwe van desen lande. Dye poortier seyde. Ghy moet noch daer buyten blijven, want ten is niet gheoorloft dat wy yemant in laten sullen buyten consente vander vrouwe ende der heeren, maer ontbeit hier een luttel, ick sal gaen oorlof vraghen. Ende dye poortier is gegaen in der cameren daer Oriande, meester Baldaris ende meester Iorck waren, ende hi seyde. Ghenaedige vrouwe, daer is een ambassaet voor die poorte dye binnen begeert te zijn, ende hy seyt dat hy belast is met een sake van die coninc van Spaengien Anthenor. Doe seyde meester Baldaris. Laet hem in comen om te hooren wat hi segghen sal. Ter wijlen dat die poortier Vivien in liet, so ghincmen eenen schoonen throon bereyden met tapijte ende gulden lakenen, ende noch twaelf stoelen ooc seer costelijc verciert, ende aen elcke side vanden throone so stonden daer ses setelen. Inden throone sadt Oriande seer costelijck die badt scheen een goddinne te zijn

[pagina 53]
[p. 53]

dan andere. In dye ander stoelen saten die raetslieden, meester Baldaris aen deen side, ende meester Iorck aen dander side.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken