Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe dat Vivien met meester Iorck ende Baldaris verslaghen waren van coninck Yvorijn.

ALs die ionghe coninck Yvorijn sach die schepen ligghen aent eylant versteken met stoorme van winde, so seylde hi na dat eylant toe, ende hi sach den standaert van Vivien op die schepen ende hi seyde. Mamet ende alle onse goden moeten sijn ghedanct dat ic hier vinde mijnen meesten viant ter werelt levende. Dye heeren die bi hem waren vraechden hem waerom dat hi dus blijde ende vrolic was. Doen seyde de coninc. Ghi heren u gedenct noch wel hoe dat mijn vader coninc Yvorijn bleef voor Vivien, dewelc Benfluer mijn suster wech leyde, ende kersten maecte, ende den grave van Palerne doode, dits de selve man die hier versteken is met sijne scepen ende met sinen volcke, aldus ghi heeren wilt mi dit helpen wreken, twelc die heydenen beloofden te doen. Vivien sach dat de scepen quamen aent eylant, daer si gestreecken lagen, so seyde hi tot Baldaris ende meester Iorck ende tot Aymijn sinen sone. Ghi heeren en peyst nu om geen vlien, want hier coemt die ionghe coninck Yvorijn van Mombrant met sijn schepen, ende en twifelt niet hi en sal ons bevechten. Aldus bid ick vriendelic dat ghi vromelicken wilt vechten, ende helpen wreken dat lijden ons heren Iesu Christi op dese ongeloovige honden want wie hier blijft sterft martelare Gods. Ende ghi Baldaris blijft met uwen volcke aen den oever, ende Iorck met sinen volcke bijden

[pagina 152]
[p. 152]

schepen, ic en Aymijn sullense keeren inden opganc vanden berge, twelc also gedaen wert. Die coninc Yvorijn trac opt lant met al sijne volc, ende hi besettede met sijn schepen dat eylant ronts om, alsoo datter nyemant wt en mochte, ende quaemen met grooten gheruchte aen om die kerstenen te vervaren. Doen si by een quamen, so was daer een groot gheruchte ende deen riep Mamet [ende dander Apollijn], ende vochten seer stranghelijck, also datter aen beyden siden veel verslagen bleven, mer meest Turcken, nochtans hadden si wel vier mans tegen eenen. Baldaris ende meester Iorck sloeghen vele van des conincx Yvorijns edelen doot, ende selve werden si also verlast vanden heydenen dat Baldaris daer bleef verslagen: maer hi en mocht niet sterven voor dat hy sijn biecht gesproken had. Ende meester Iorck bleef oock daer over doot ligghen, ende aldus blevender veel kersten princen verslagen. Vivien vacht teghen den ionghen coninc Yvorijn, so dat si malcanderen seer quetseden. Daer wert so langhe ghevochten datter niemant aen beyden siden levendich en bleef dan Aymijn ende coninck Yvorijn, die wech vloot in eenen boote seer ghewont. Vivien bleef daer ligghen opt velt over doot, ende Aymijn vant hem selven daer alleen onder die dooden, ende hi sochte sinen vader so lange dat hi hem ten laesten vant levendich ende hi seyde. O vader hoe staetet met u, hoe is u aensicht verandert van die quetsueren. Vivien seyde. O lieve sone het staet mi seer campelic, want die bitter doot mi seer nakende is. Aldus begeer ic aen u als ghi bi u moeder coemt, so wiltse mi vriendelic grueten. Ende gruet mi ooc mede vader ende moeder, ende mijn broeder ende alle mijn vrienden, want dit is dye plaetse daer ic sterven sal, mer o here God (sprac Vivien) wien so sal ic mijn biechte vertrecken dat ic mi suveren mach van mijnen swaren son-

[pagina 153]
[p. 153]

den die ic gedaen mach hebben, wetende oft onwetende. Doen sprac Aymijn. Vader ick hope dat ghi u selven in gheen dootsonden schuldich en kent, ende waer ghi u schuldich in kent, daer sal ic penitencie voor doen, ick hope dat u siele daer gheen pijne voor lijden en sal. Vivien seyde. O mijn lieve sone ic bid u dat ghi mi geven wilt aerde van onder mijnen rechteren voet in mijnen mont in een teeken des heylighen weerdighen sacraments, ende dat God sijn hooft hinck op sijn ghebenedide schouderen, dat hi mijn siele wil ontfermen. Als Vivien dye aerde smaecte, soo seyde hi. O Davids sone ontfermt u mijnre, ende vergheeft my dat ick teghen u misdaen hebbe, mijn sonden sijn mi seer leet. Ende als ick ghestorven ben, soo wilt mi in deerde begraven op dat my die wilde beesten niet en eten. O hemelsche vader in uwen handen beveel ick mijnen gheest, ende hier mede so sterf hi. Als Aymijn sach dat sijn vader gestorven was, soo wert hi seer claghende over sinen vader ende over die ander kersten princen die daer verslagen waren. Ten lesten hevet hi sinen vader op den hals ghenomen, ende isser mede tschepe ghegaen ende hi seylde op Gods ghenade, ende hi heeft sijn wonden vermaect.

Die coninck Yvorijn seer gewont, quam in Mombrant wantet niet verre van dat eylandt en lach. Als hem die heeren so gheringhe saghen, so verwonderden si hem, ende vraechden waer hy geweest hadde dat hi so gewont was. Die coninc seyde. Dat heeft gedaen die kersten Vivien die den grave van Palerne versloech, ende ic vant hem versteken opt eylant tusscen hier ende Maiorcken, ic meende op hem te wreken die overdaet die minen vader gheschiede in kerstenhede, maer hi is daer doot ghebleven, ende alle mijn volck isser gebleven, ende ick heb moeten vlien alsoo ghi sien mocht. Den coninc werden sijn wonden vermaeckt,

[pagina 154]
[p. 154]

ende die heeren ghinghen by den coninck in die sale, makende goede chiere.

Binnen desen tijde so ghinghen Buevijn ende Malegijs opten stroom des waters buyten Maiorcken: ende si saghen van verre comen een schip sonder seyl drijvende, ende si en saghen der niemant in, maer si saghen wel dattet een schip van orloghen was. Ende Malegijs beval Spiet dat hi aent schip varen soude. Als Spiet aent schip was so clopte hier aen oft daer yemant in waer. Doen sach Aymijn op, ende sach de stadt van Maiorcken, ende seyde. O Heere God wat sal ic gaen beghinnen, ic ben weder gheraect onder die Sarasinen, wiste ic dat ic onder haer handen sterven soude, so soude ic liever mijnen vader inder zee werpen ende springhen hem na. Doen seyde Spiet. Neen ionghelinck en doet so niet, want tzijn hier al goede kerstenen, want die heydenen al doot zijn. Als Aymijn [dit] hoorde, so riep hi. Ic bidde u om Gods wille dat ghi mi minen vader Vivien van Eggermont wilt helpen begraven. Als Spiet dit hoorde, so was hi seer bedroeft seggende. Gode moettet gheclaecht zijn dat u vader verslaghen is, ende hi brachte tschip aent lant, ende seydet Buevijn ende Malegijs dat Vivien verslaghen was, ende Aymijn seer ghequetst, dies si seer droevich waren. Ende Vivien wert gebalsemt, ende Aymijns wonden vermaect.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken