Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe coninck Karel met zijn ander heeren tsamen slooten, om te gheven zijn suster den ionghen Aymijn.

DOen coninc Karel dese woorden van Malegijs gehoort hadde, so seyde hi. O Malegijs ghetrouwe ridder, tgheen dat ic belooft heb aengaende van uwen neve Aymijn ende van mijnder suster dat sal ic houden, ende die coninc vraechde zijn suster oft haer oock gheliefde. Daer si op antwoorde ende seyde. Weet broeder dat ic anders gheenen man ter werelt en begheere dan den ionghen Aymijn, neve van den vromen ridder meester Malegijs die ons hier verlost heeft vanden fellen draken. Doen Aymijn dat hoorde, so heeft hy die vrouwe seer bedanct vander eeren die si hem daer bewijsende was. Doen coninck Karel hoorde dat si beyde gewillich waren so seyde hi. Aymijn van Eggermont om dat u oom Malegijs die draken verwonnen ende veriaecht heeft so heb ick u belooft mijn suster vrou Aye te geven teender huysvrouwen. Ende nu so gheef ick vrou Aye van Pierlepont mijn suster den iongen Aymijn met dye stadt van Dordoene met alle den rechten, privilegien, ende met dye possessien daer toe behoorende, vry en erflicken dat te besitten eewelijcken ende altoos sonder eenich peynsen oft schattingen daer wt te geven. Doen coninc Karel dit woort ghesproken hadde so waren de heren blijde dat soe verre gecomen was, ende die ionghe Aymijn was oock seer verblijt, ende dancte den keyser seere. Doen seyde die keyser. Dancket

[pagina 268]
[p. 268]
uwen oom Malegijs want hijse u te voren ghewonnen heeft met vromicheden. Doen seyde Malegijs. Heer coninck nae dien dat alle die heeren by een zijn, so laet ons nu ghescrifte oordineren ende kennisse maken, so dat si ten eynde sullen seghelen met u, als haerlieden consent daer toe doende van tgeen dat ghi geseyt ende gedaen hebt, daer Kaerle wel mede te vreden was. Doe dit aldus gesloten was tusschen Aymijn van Eggermont ende van vrou Aye van Pierlepont, ende alle saken bestelt waren, ende dye brieven gescreven ende besegelt vanden coninc, so hebben alle die heeren haren segel daer aen gesteken. Doen alle dinck gedaen was

illustratie

[pagina 269]
[p. 269]

soo ghinc bisschop Tulpijn ter kercken om misse te celebreren nae oude costume. Doen hy alle dinc had bereet, so wert Malegijs denckende op die schande die coninc Karel Oriande te voren geleyt hadde, ende hi dachte die schande opten coninck te verhalen, mer hi en wist niet hoe hi dat beginnen soude om hem te beschamen. Ten lesten wert hi denckende dat hi hem met diefte soude beschamen, ende dede den kelc onder coninck Kaerles rieme steken, so dat niemant daer af en wiste. Doen bisscop Tulpijn aenden outaer quam om misse te doene, ende hi den kelck niet en sach so seide hi tot den dyaken ende subdyaken. Waer is mijnen kelck bevaren, heeft hier eenich dief ontrent den outaer geweest diese ghestolen heeft. Si antwoorden dat si daer niet af en wisten. Dese mare quam so verre datse coninc Karel ten ooren quam, soo liet hi die kercke sluyten. Doen tvolc dat sach dat die kercke gesloten was, soe verwonderden si seer, ende en wisten niet wat daer te doene was. Ten lesten soo gincmen soecken onder tghemeyn volc oft hy daer niet wesen en mochte, mer wat si sochten si en vonden daer niet. Ende doen si onder dat ghemeyn volc niet en vonden, so beval die coninc dat men int choor onder die heeren soecken soude, ende waert datse onder die heeren bevonden worde, dien soudemen alsulcken schande doen datter hem een ander aen spieghelen soude. Doen werden alle die heeren besocht die daer waren in presencie vanden coninc deen voor ende dander na, mer si en conden den kelck niet vinden. Doen Malegijs dit spel sach soe wert hi in hem selven lachende, ende seyde tot Spiet. Ghi Spiet ghi en zijt niet alte suver van handelinge, laet ons sien oft ghijse ooc niet en hebt: ghi pleget gheerne een onbekent ey te pellen. Doen antwoorde Spiet dye vander saken wiste, ende seyde. Wat meendy meestere dat ic een kerckdief ben, oft dat ic

[pagina 270]
[p. 270]

eenen kelc soude nemen vanden outaer, neen meester ick en ben van dier cluchten niet. Alle de heeren waren beschaemt ende seyden, men salt ons schande spreken dat wi onder ons lieden kelcken stelen. Doen seyde Roelant. Oft wy den coninck deden ontcleeden ende sagen oft hijse niet en hadde. Doen seide Namals van Bavier. Neen den keyser soudic excuseren, want ic weet wel dat hi van sulcker saken niet besmet en is. Ende al waert ooc also, wie soude hem dorren ontcleeden, want twaer schande dat wi eenen keyser souden ontcleeden. Malegijs seyde. Al is hi keyser van Roomen, nochtans heb ic mijn eere soo lief als hi die sine doet, waert sake dat hi hem ontcleet hadde gelijc wi ghedaen hebben so waer hi oock gheexcuseert. Doen seyde Spiet. Ghy heeren ick sal hem wel dorren seggen dat hy hem ooc behoort te ontcleeden, mer ic salt quansuys al gheckende seggen. Ende mettien ghinc Spiet stoutelijcken tot coninc Karel ende seyde. Heer coninc waer mach desen kelc gebleven wesen, een yegelick is besocht ende men canse nieuwers vinden: ende waert sake dat ghi oock ghevisiteert waert, soo mochtmen seggen datse die duvel ghenomen had. Coninc Karel dit hoorende wert gram ende seide. Wat meendi ghi dwerch dat ic een dief ben. Daer op seyde Spiet. Heer coninc dat en segghe ic niet, mer dat ic u vermane van ontcleeden dat is daer om, op avontuer si mochten seggen, die coninc en heeft hem niet ontcleet, hi moet certeyn van deser saken weten. Coninc Karel dese woorden horende dacht in hem selven dat waer was dat Spiet seyde, ende hi schoot sinen oversten mantel wt, ende doen sachmen den kelc onder sinen riem steken. Doen seyde Roelant. Heer coninc wat hebdi gemaect, ontgaet ghy u in u oude dagen, dat en soude ic niet gemeent hebben. Die coninc seyde. Wel wat soudi willen segghen dat ic den kelc soude ghe-

[pagina 271]
[p. 271]

stolen hebben, dat soudick willen verantwoorden. Doen seyde Roelant. Heer coninc het is so openbaer dat ghijt niet loochenen en cont, want besiet wat daer onder uwen riem steeckt. Die coninc dit siende wert soe beschaemt dat hi een woort niet spreken en conde, ende die heren sagen op hem ende en wisten wat peysen. Ten lesten wert die coninc roepende ende seyde. Ghi vermaledijt toovenaer die my so beschaemt hebt, is dit den loon vander vrientschap die ic u ende den uwen doe, dat ghi van mi gaet een dief maken, want ic weet wel dat van uwen werc is. Doen seyde Malegijs. Heer coninc ghi segt waer, ende ick hebt gedaen in wrake dat ghi Oriande vercrachten wildet doen ick die draken buiten der stadt bevacht, doen soudi geerne uwen onreynen wille met haer bedreven hebben, ende si moeste u dach setten soude si met vreden sijn, ende daer om heb ick u dese schande ghedaen, ick was wt ghereyst om die draken te bevechten ende u eere te bewaren ende ghi soudt mi dese schande ghedaen hebben, haddet in u macht gheweest, ic soudet wel badt op u gewroken hebben, mer ick liet mi hier mede genoegen. Die coninc hoorende dat Malegijs hem so straffelic in viel ende hem die vileynicheyt verweet, so seyde hi. Ghy toovenaer maeckt u wt mijnen oogen oft het sal u tleven costen, ick wane dat ic noyt meer spijts en leet dan ic nu lijde in mijn oude daghen: want hi heeft eenen kelck onder mijnen riem gesteken als oft ick een dief waer, dit en wert nemmermeer van mi vergeven. Daer op Malegijs antwoorde. Heer coninc en sweert dat niet, want ic weet wel dat ghi mi alle misdaet vergeven sult die ic misdaen heb binnen .xiij. dagen, ende daer mede scheide Malegijs van daer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken