Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 18 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 18
Afbeelding van Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 18Toon afbeelding van titelpagina van Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

Scans (8.57 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 18

(2002)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

Middelburg 1872
Het congresdagboek van Paul Fredericq
uitgegeven door Ludo Stynen

[...] 'T Congres in de Zeeuwsche
Hoofdstad, wiens kopstukken uw potlood krabde in het album,
Eenmaal zeker de trots eens caricaturenverzaamlaars;

Iets meer dan twee regels uit het hoogdravende herinneringsgedicht Epistel aan Paul FredericqGa naar voetnoot(1) dat in een eerste kladversie nog de hoofding Een dag bij Tony meekreeg. Frans de Cort (1834-1878), liberaal en Vlaamsgezind dichter, medeoprichter van het Nederduitsch Maandschrift (1862-1863), en van 1861 tot 1875 hoofdredacteur van De Toekomst (1875-1898), een blad voor opvoeding en onderwijs, verwijst met de geciteerde zinnen naar de vele portretten die Paul Fredericq maakte tussen zijn aantekeningen van het XIIde Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Middelburg in 1872.Ga naar voetnoot(2) Paul Fredericq nam deel aan zijn eerste congres in het gezelschap van Anton Bergmann.Ga naar voetnoot(3)

 

Diep opgeslagen in een van de zaalgrote compactsystemen van de SBA, de Antwerpse stadsbibliotheek, staan eenendertig deeltjes verslagen van de Nederlandsche taal- en letterkundige congressen. Eentje slechts ontbreekt er in de collectie streng en serieus ogende, identiek ingebonden volumesGa naar voetnoot(4). Een stuk geschiedenis dat zich uit-

[pagina 142]
[p. 142]

strekt van 1849 tot 1913. Boeken waarin zeer gedetailleerd wordt bijgehouden wie welke opvattingen verdedigde en met welke argumenten. Hoe anderen daarop reageerden. Welke besluiten uiteindelijk geformuleerd werden. Een blik op de inhoud van gelijk welk van deze delen, toont je het sérieux van deze Vlaams-Nederlandse bijeenkomsten, van de wil tot samenwerking. De congressen waren intellectuele hoogdagen waarop het kruim van de Nederlandstalige culturele scène elkaar ontmoette, een forum vond om van gedachten te wisselen over spellingkwesties, over theatersubsidies,... Eén blik op de ruggen, enkele uren diagonaal lezen in deze duizenden bladzijden notulen, en je hebt een beeld van de ernst waarmee de sprekers hun zaak verdedigden, van de argumenten die in de debatten heen en weer flitsten. Minder makkelijk is het om een beeld te krijgen van wat er buiten de vergaderzalen gebeurde, de informele contacten, de deining die zulk congres veroorzaakte in de afwisselend Vlaamse en Nederlandse stad waar het plaatsvond, het feestelijke aspect ervan. Voor 1872 is een glimp daarvan zichtbaar in het uitgebreide verslag dat Désire van Spilbeeck liet verschijnen in De Vlaamsche SchoolGa naar voetnoot(5). Van het congres van datzelfde 1872, én van het randgebeuren, maakte Buysses neef Paul Fredericq dus een schriftje vol aantekeningen, 55 pagina's, en daarbij nam hij geen blad voor de mond. Een ooggetuigenrelaas dat de moeite van een editie waard is.

 

Maandagmorgen, 2 september 1872, vertrekt Fredericq samen met o.a. J.F.J. Heremans, Camille Vander Cruyssen en Ecrevisse naar Terneuzen. Hij lijkt lukraak te noteren wat hij ziet, wat hij zich hier en daar herinnert, wat hem overkomt. In de beslotenheid van zijn schriftje spaart hij geen reputaties, hij trekt het zich blijkbaar absoluut niet aan dat anderen er ooit wat in zouden kunnen lezen. Nochtans krijgen velen het boekje al snel in handen, al is het maar omdat ze hem zien tekenen, of omdat ze zelf hun naam zetten bij het

[pagina 143]
[p. 143]

portret dat de jonge congresganger van hen tekende. Paul Fredericq tekende op wat hem de moeite waard leek, zowel grote lijnen als flarden debat en persoonlijke bedenkingen, die laatste in een taal die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Een zakelijk verslag schrijven, kan dus niet zijn bedoeling zijn geweest, daarvoor zijn de aantekeningen te vluchtig en te disparaat. Veeleer wellicht wilde hij zijn indrukken vastleggen, en dat doen wanneer het hem uitkwam. Te oordelen naar het handschrift zijn slechts enkele gedeelten van de tekst aan een normale schrijftafel tot stand gekomen, het grootste gedeelte mogelijk tijdens herbergbezoek, zittend in zijn bed of luisterend naar een muziekuitvoering of een declamatie. Over het algemeen geeft hij een chronologisch relaas, een enkele keer komt hij later ergens op terug. Zo schrijft hij pas na zijn relaas van de dinsdag over het feestelijke inhalen van de congresgangers op maandagavond. De grotere afstand heeft zijn enthousiasme geenszins aangetast.

De aantekeningen verduidelijken niet alleen wie om welke reden slechts een halve zaal toehoorders kreeg, er is ook ruim aandacht voor het randgebeuren en voor de rijtoer die de congresgangers maakten door Walcheren, het bad in zee en de prijs en ellende van badsteden. Het valt op dat de informele contacten een prima middel waren om vooroordelen uit de weg te ruimen. Terwijl, niet alleen in Vlaanderen overigens, liberalen en (ultramontaanse) katholieken hoe langer hoe verder uit elkaar groeidenGa naar voetnoot(6), kan de liberale Fredericq het goed vinden met Dr. Schaepman, ‘volbloed ultramontaan, priester en toch mensch.’ Dat eet- en drinkgelagen, ook een aspect van het randgebeuren, een mens zwaar kunnen laten afzien, blijkt ten overvloede uit de laatste bladzijden van Paul Fredericqs verhaal. De zieke Anton Bergmann inspireerde hem trouwens tot een tekening van Tony op zijn sterfbed. Om daar, zoals Coppens doet, aan vast te knopen dat de eerste symptomen van de ziekte die de schrijver van Ernest Staas twee jaar later op korte tijd naar zijn graf

[pagina 144]
[p. 144]

zou voeren, zich al in Middelburg manifesteerden, is meer dan speculatie.Ga naar voetnoot(7)

Paul Fredericqs aantekeningen over het congres eindigen pas op 9 september, drie dagen na het sluiten der zittingen. Een onverwachte extra dag in Middelburg gaf hem tijd voor poëtische commentaren en een schertsstuk over de dode vrienden Tony en Paul. Als hij de negende september in de trein zit ten slotte, gaan zijn gedachten nog steeds naar de ervaringen van de voorbije week.

 

In de hier volgende editie van een fragment van Paul Fredericqs Reisaanteekeningen volg ik nauwgezet de spelling, inclusief de fouten, van het manuscript. In zijn haast maakte Fredericq nogal wat fouten: hoofdletters, namen, seleri i.p.v. céleri,... In geval van verbeteringen in het manuscript geef ik telkens meteen de laatste versie; ik verwijs slechts naar een eerdere wanneer dat inhoudelijk relevant is. Tussen vierkante haken worden de pagina's van het manuscript alsook de aard van de tekeningen aangegeven; door Paul Fredericq onderstreepte woorden werden gecursiveerd. Het later geschreven relaas van de stoet aan de vooravond van het congres is op de chronologisch correcte plaats tussengevoegd. Het door elkaar halen van de gebeurtenissen van 3 september bleef in de volgorde van het dagboek aangezien de auteur zelf een opmerking maakt over de volgorde.

Zoveel als mogelijk is getracht om de vermelde personen biografisch te duiden en/of te verduidelijken wat hun situatie was ten tijde van het congres. Hiervoor werd hoofdzakelijk een beroep gedaan op encyclopedieën en biografische woordenboeken. Af en toe slechts kon naar een ander, recenter werk verwezen worden. Hier en daar bleef een identiteit (voorlopig?) onopgelost.

[pagina 145]
[p. 145]

Uitstapje naar Zeeland
Congres van Middelburg

Maandag 2n Sept. 72

'S morgens om 8.17 vertrek ik met HeremansGa naar voetnoot(8) naar Terneuzen. Wij doen de reis met Cam. Vander CruyssenGa naar voetnoot(9), die nu eenen baard gekregen heeft en er veel ordentelijker uitziet, en met EcrevisseGa naar voetnoot(10) den zageman, den politieken draaier, alsook met Vijt en zijnen zoon. Te Neuzen vinden wij nog Tony en MichelsGa naar voetnoot(11) van Aalst en ons kringje is gevormd.

Diner in het Rotterdamsch koffiehuis dicht bij de monding der vaart. Dan gaan wij aan boord van den stoomboot Zeeuwsch-Vlaanderen (19.10) naar Middelburg. Prachtig zoneffekt op den breeden Hond. Meeuwen. Het herinnert mij gansch de reis naar Rotterdam met den Telegraaf.

[pagina 146]
[p. 146]

Te Vlissingen loopen wij wat rond. Standbeeld van Michiel [2:] de RuyterGa naar voetnoot(12) en verder niet veel. Groote schepen en doks.

Het Vlissingsch en Middelburgsch bruinbier gelijkt naar eene décoction de seleri.

Op het omnibus naar Middelburg (in den bijwagen). Prachtige overlommerde weg tot aan Middelburg, schoone buitens en weiden, twee of drie eigenaardige dorpjes.

Te Middelburg komen wij aan midden eene groote beweging van volk op straat. De wagen zet ons af vóór het stadhuis. Zeer schoon. Het herinnert aan Leuven en Oudenaerde, maar is eenvoudiger.

Wij loopen naar de abdij en krijgen er een klein kamerken. Deceptie en vervloekingen.

Wij loopen naar het stationsgebouw en komen er wat te laat, de stoet stelt zich in beweging en wij sluipen er binnen.

[17:] Middelburg 2 Sept. 72

De avond is gevallen. De stoet vormt zich aan het station. Vooraan fakkeldragers en een muziekkorps; dan maatschappijen met hunne vaandels en dan de congresleden. Ik noem dat een stoet! Hier heeft men daar niet het [18:] minste begrip van. Het volk woelt en joelt en krioelt op onzen doortocht en mengt zich met ons. Het is een zeer schilderachtige bagarre; de zeeuwsche boerinnekens met bloote armen loopen lachend en gillend midden in de witgedaste ernstige congresleden. Zoo trekken wij voort langs de binnengrachten, die het kenmerk der hollandsche steden zijn. Overal steekt men aan deuren en vensters bengaalsche vuren aan; rood, groen, blauw, geel; de zwarte reusachtige schaduwen teekenen zich op de muren van den overkant fantastisch af. En daarbij het gejuich der uitgelaten menigte die de klanken der fanfaren verdooft. Langs de kronkelstraten trekken wij [19:] voort. De oude eigenaardige gevels komen magisch op den donkeren hemel, zoo als ze in alle kleuren schitteren.

[pagina 147]
[p. 147]

Zoo komen wij, na eene aggravation de bagarre, in het Schuttershof. De burgemeester spreekt een hartelijk woord. DelcroixGa naar voetnoot(13) en Van DriesscheGa naar voetnoot(14) (in naam van het Vl. volk.) Vandaar gaan wij naar de societeit op de markt waar Tony wit bier ontdekt. Geuzen, ZweepGa naar voetnoot(15) enz. Discussies over BenoitGa naar voetnoot(16) enz. Veel enthusiasm en leven.

[3:] Dinsdag 3 Sept. 72
1e Zitting van het Congres 's namiddags.

VreedeGa naar voetnoot(17) leest eene zagerij over SnellaertGa naar voetnoot(18); maar deelt eenen der laatste brieven mede van den afgestorvene. Daarin oppert Snellaert de gedachte dat er studiebeurzen aan de Hollandsche hoogescholen

[pagina 148]
[p. 148]

voor belgische studenten zouden gesticht worden.Ga naar voetnoot(19) Zeer praktische, zeer vruchtbare gedachte! Op voorstel van Max RoosesGa naar voetnoot(20) wordt er besloten ééne beurs alzoo te stichten.

Dan komt priester SchaepmanGa naar voetnoot(21) op met eene voordracht over da CostaGa naar voetnoot(22). M. Rooses, die nevens mij zit, zegt mij dat het wel de beste levende dichter van Nederland is. Hij is lyrisch. De man overigens is een dikke sympathieke geestelijke met valsche oogblikken gelijk die van eenen sluwen kalkoen. Van aangezicht gelijkt hij naar eene bleeke ongezooien mossel. Hij leest verduiveld slecht en [4:] heeft afgrijselijke neusklanken. Hoe kan men zich inbeelden dat zoo een slechte declamator goede verzen maken kan. Als hij eenige verzen gedurende zijne redevoering leest, dan leest hij die als of hij ze niet

[pagina 149]
[p. 149]

verstond. Overigens is zijne redevoering zeer keurig geschreven. Prose poétique zegt Max Rooses. Hij besluit met de woorden ‘Maar, zal men mij tegenwerpen, da Costa genoot nooit de populariteit. Er is, mijne Heeren, in de letterkunde iets hooger dan de populariteit: het is de onsterfelijkheid!’

[in de marge:] Een buikspreker, zegt mij Hans Michelsen van Schaepman.

Dan wordt de zitting gesloten.

 

Op het begin der zitting ontstaat er eene korte bespreking over het wereldberoemd voorstel van Dr. A. Vande Linde: verbod van geschrevene redevoeringenGa naar voetnoot(23). BeetsGa naar voetnoot(24) komt er weer tusschen met zijn humour. Hij stelt voor de gelezene voordrachten toe te [5:] laten mits herkenning aan het publiek van, zooals in Engeland geschiedt, bij tijds te mogen roepen: Too long!

Dezen morgen hadden wij eene groote gang van den voorzitter der voorl. commissie de Jonge van EllemeetGa naar voetnoot(25). Hij zit goed voor, maar hij hield eene pitoyable redevoering. Hij wilde ook van geen politiek hooren op het Congres.Ga naar voetnoot(26)

[pagina 150]
[p. 150]

Daarna begaf men zich naar de afdeelingen. Ik ging naar de 3e Tooneel. Bureel sameng. uit HofdijkGa naar voetnoot(27), Max Rooses, Martinus NijhoffGa naar voetnoot(28) en RogghéGa naar voetnoot(29). Zagerij van van Driessche over de tusschenkomst van den staat in de tooneelzaak. Hij schreeuwt onverstandig over de centralisatie en spreekt weer machtspreuken van allen aard uit, zoo banaal en opgeblazen als het maar zijn kan. Hij beweert onder [6:] anderen dat de tooneelletterkunde in België tot op 1860 goed was; maar dat alsdan het staatsbestuur zich meester wilde maken van het tooneel en de premieën instelde om eenen politieken invloed te kunnen uitoefenen!!!Ga naar voetnoot(30)

Rooses antwoordde hierop dat Vanden PeereboomGa naar voetnoot(31), als hij de premieën instelde, geene bedoeling van dwang had, aangezien de leeskomiteiten, die uit onafhankelijke personen bestonden, souverein beslisten. Maar KervijnGa naar voetnoot(32), om het tooneel te belemmeren, stelde een ministerieel veto in en maakte er gebruik van. Ten anderen deed Rooses uitschijnen dat bij ons het tooneel buiten de tusschenkomst

[pagina 151]
[p. 151]

van staat en stad niet bestaan kan.Ga naar voetnoot(33) Hiermee werd de afdeelingszitting gesloten en men ging [7:] naar het station om te Souburg het gedenkteeken van MarnixGa naar voetnoot(34) te gaan onthullen.

'S namiddags had de algemeene vergadering plaats die hooger beschreven staat.

Wij liepen dus naar het schoone station. Daar heerschte de grootste levendigheid. Een honderdtal geuzen van Antwerpen waren met hun schitterend vaandel afgekomen. Men toonde mij VandertaelenGa naar voetnoot(35), PecherGa naar voetnoot(36) (!) enz. enz. Eindelijk vertrok de trein; hij was zeer lang en wij onthulden de linie. Veel leven onderwege. Te Souburg aangekomen werden wij door eene groote volksmenigte begroet. Zeeuwinnen groot en klein van allen ouderdom. Veel gejoel en gejubel. Wij vormen eenen stoet, het vaandel der geuzen vooraan met een muziekkorps. Veel groote [8:] gele immortellenkransen; de gentsche liberale vereeniging had er ook eene, door Rogghé gedragen. Wij treden door eene haag bekranste boomkens onder groene praalbogen tot op het kerkhof waar Marnix' obeliesk opgericht was en in eenen sluier gewikkeld. Men speelde en zong er het Neerlandsch bloed, het Wilhelmuslied, de Brabançonne, het waar

[pagina 152]
[p. 152]

kunnen wij nu beter zijn. Dan begonnen de redevoeringen: Vander Taelen, De GeyterGa naar voetnoot(37), de burgemeester van Souburg PaspoortGa naar voetnoot(38), PiccardtGa naar voetnoot(39) van Goes predikant veel succes de anderen zijn er schreeuwers bij, Rogghé, ScherpenseelGa naar voetnoot(40) (succes) [9:] MichielsGa naar voetnoot(41) van Antw. enz. enz. Men sluit de plechtigheid met de vaderlandsche liederen; zij worden dan door de schoolkinderen van Souburg gezongen. Het wilhelmuslied door die heldere kinderstemmekens op dat kerkhof gezongen dicht bij een huis dat het jaartal van 1500 en zooveel droeg, deed ons tranen in de oogen komen. Het graf van Marnix ligt eenige meters van het obeliesk. Het is een oude zark half onder het gras gedoken. Hij lag vroeger in de kerk die in 1832 afgebroken werd. Dan werd het graf van Marnix gedeeltelijk afgebroken en verder verwaarloosd. Op den zark die in een ijzeren hekje stond lag in het marmer een liggende krijger met een zwaard dat [10:] hij op het hart drukte. Tegen de kerkmuur daarnevens stond een gebeitelde steen met de vier jaargetijden en de leus van den wakkeren man: Repos ailleurs! In 1832 heeft men de kerk op zijn vandaalsch

[pagina 153]
[p. 153]

afgebroken, den steen in den muur en den marmeren krijger in den grafkelder geworpen, het ijzeren hekje verkocht als oud ijzer en de kerk ten gronde afgebroken. Nu zou men dat niet meer doen. De Geyter gaf ons deze détails met tragische woorden en gebaren.

De grafzuil van Marnix is eenvoudig maar niet slecht. Een obeliesk met [11:] voetstuk. Tegen het voetstuk rust eene groote steenen immortellenkroon. Op de voorzijde van het obeliesk de wapens van Marnix [in afbeelding bijgetekend] en het opschrift Repos ailleurs!: Aan Marnix; aan de achterzijde: Antwerpenaren togen door Zeeland en richten [sic] deze grafzuil op aan hunnen grooten Burgemeester. 3 september 1872.

Bergmann zegde terecht: Degenen aan wie men na hunnen dood eenen eerezuil opricht, zijn na tien jaren vergeten. Degenen die na hunnen dood vergeten in den vuilen hoek geworpen worden, richt men na 300 jaren eerezuilen plechtig en roerend op. [12:]

Wij keerden terug van Souburg gelukkig en gezond. De trein was weer een type van wanorde en levendigheid. Men zat zoowel in eerste klas als in de beestenwagens. Indrukwekkend en toch parochiaal in het goed dorpje Souburg!

Na de algemeene zitting gingen wij in de abdij dineeren. Aan tafel zag ik de schilders DillensGa naar voetnoot(42) en BourceGa naar voetnoot(43). Deze laatste, verzekerde mij Hans Michelsen, is Noordnederlander maar in Brussel gevestigd. Ook Chs De CosterGa naar voetnoot(44).

Daarna gingen wij op het lokaal der societeit bij het wit bier zitten. Hans Michelsen teekende er [13:] eene verbindtenis om binnen

[pagina 154]
[p. 154]

de 8 maanden ten minste ééne novelle te leveren, naar aanleiding van GeetsGa naar voetnoot(45) notariële akt. Hans en ik rooken er een lekker pijpje.

Van daar gaan wij naar het schuttershof St Sebastiaan. Eerst koor. Dan J.A. VrugtmanGa naar voetnoot(46) van Zutphen (onderwijzer) declameert eene brok uit Da Costa's CaïnGa naar voetnoot(47): het is merkwaardig maar niet uitstekend. Goede oogenblikken, twee drie prachtige: als de donder Gods de offers van Abel verteert en als Caïn zijnen broeder vermoordt.

Daarna komt Mev. KleineGa naar voetnoot(48) van Amsterdam (actrice aan het stadstoneel) het stuk De dochter van Herodias van [14:] B. ter HaarGa naar voetnoot(49) declameeren. Prachtig. Het is eene groote tooneelspeelster in den volsten zin van het woord. Zeer weinig zwakke oogenblikken en daarentegen de prachtigste gebaren en stemgeluiden die elkander volgden en afwisselden en overtroffen. In Holland vergelijkt men haar met Mad. RistoriGa naar voetnoot(50). Die heb ik nooit zien spelen. Misschien is het ietwat overdreven. Nogtans is hare kracht en zelfbeheersching uitmuntend. Vooral munt zij uit in de coup de théâtre's; oogenblikkelijk vervormt zij zich: zij lachte, nu ijst ze. Prachtig. Daarbij

[pagina 155]
[p. 155]

eene schoone tragische prestance. Daar draagt men eene duurzame herinnering [15:] van mede.

[Tekening van man met baard die op een vleugel speelt. Daaronder:] Andante van Mendelsohn-BartholdyGa naar voetnoot(51) (G mol)

Dan draagt Van BeersGa naar voetnoot(52) den Zoon van den Metseldiender voor. Eerst nog al zwak. Altijd gerucht buiten in den tuin. Dan prachtig. Vooral het dramatisch slot.

Dan Mev. Kleine met Beets prachtige Jan Janszen. Dit is haar triomf. Die naïviteit, dat volksgevoel, die sans-gêne weet zij uitmuntend te vertolken. men hong aan hare lippen, men volgde den arme Jan JanssenGa naar voetnoot(53) [16:] van het eene huis naar het andere, van het eene kind naar het andere, tot op het kerkhof, in de kamer onder het gras. En als Jan Janssen plechtig begraven was, stond de gansche zaal recht om de kunstenares toe te juichen.

Beets gaat als dan, onder een oorverdoovend handgeklap, eenige verzen lezen aan Zeeland gericht.

En Cats en Zevecote

Zijn eeuwig bondgenooten enz.

Dan het vlaggelied van HeijeGa naar voetnoot(54), muz. van VerhulstGa naar voetnoot(55), dat wezenlijk schoon is.

met Tony ga ik dan in den hof wat rondwandelen. Aan een tafeltje vinden wij Heremans met Schaepman en andere sommiteitenGa naar voetnoot(56)

[pagina 156]
[p. 156]

half dronken. Zij hebben gedineerd bij den burgemeester en [17:] spreken overluid.

In de donkere niet verlichte dreven slenteren wij een weinig. Tony gaat aan het vertellen van de vroegere société des Etud. te Gent.

Vandaar gaan wij naar de markt waar een muziekkorps aan het spelen is. Het stadhuis is verlicht en om 11 uur wordt er de toren met Bengaalsch vuur verlicht.

Wij zitten bij GramGa naar voetnoot(57) van den Haag en bij Dirksen van Leiden.

 

[fragment p. 17 tot 19, 2 sept., cf. hiervóór]

[19:] Woensdag 4 Sept. 1872
Zitting der 3de afdeeling.

Van Driessche vat zijne vroegere rede samen.Ga naar voetnoot(58) Hofdijk legt uit wat het tooneel in Noordn. is onder het opzicht van subsidie, d.i. van inmenging of tusschenkomst van [20:] stad en staatGa naar voetnoot(59). Bespreking van Driessche, Rooses, Delcroix, Rogghé, Bergmann, ik, Van Beers en anderen.

Ik protesteer ook tegen centralisatie en drukking van het staatsbestuur in zake van tooneel, maar in Zuid-Nederland is het persoonlijk initiatief niet machtig genoeg en moet de stad en zelfs de staat tusschenkomen, maar het persoonlijk initiatief mag men niet van kant laten. Daarom toetreding tot het tooneelverbond. Ik zeg niet als Rogghé dat wij rot zijn.Ga naar voetnoot(60) Dan zouden de Noordn. zich van ons met een neus ophalen mogen [21:] verwijderen, maar wij zijn erg ziek, en behoeven onderstand van het Noorden.

Ant. Bergmann zegt dat bij ons het tooneel tegenover het bestuur in den toestand is als de geestelijkheid. Ook zijn door de franschen

[pagina 157]
[p. 157]

aan de rederijkerskamers hunnen gebouwen en fondsen ontnomen en aangeslagen juist als de zwarte goederen. Zoodus hebben wij recht op subsidie juist als de geestelijkheid recht heeft of zegt te hebben (volgens onze grondwet) op de bezoldiging van den Staat.Ga naar voetnoot(61)

Men eindigt de bespreking met verscheidene voorstellen aan te bieden waarover gesproken maar niet gestemd wordt. [22:]

Rogghé: veroordeeling van tusschenkomst van staat.Ga naar voetnoot(62) Ik: De 3de afdeeling, de zaak van den staatstusschenkomst in België aan de Zuidnederlanders overlatende, drukt den vurigen wensch uit dat het tooneelverbond in de beide deelen, vooral in het Zuidelijke deel der Nederlanden meer en meer ondersteuning bekome.Ga naar voetnoot(63) Van Beers: goedkeuring van staatsondersteuning, maar verbetering van die tusschenkomst.

Daarna begint Scherpenseel zijne lezing over de stereotypie.Ga naar voetnoot(64) Zeer interessant doch de zaal is weer [23:] half ledig geworden als hij gezegd heeft dat hij 20 min. lezen moest.

Algemeene zitting van 's namiddags.

Verslagen afgelezen en goedgekeurd

Dichterlijke zaag van Muskeyn.Ga naar voetnoot(65) Ongeduld van het publiek, gemor, too long! Het is maar een muzeken, zegt Rooses.

[Tekening van buste van Nicolaas Beets; ook door Beets zelf gesigneerd]

VramboutGa naar voetnoot(66) komt binnen. Toejuichingen. Men benoemt hem tot eerevoorzitter [24:] van het Congres. Hij antwoordt in eenige flauwe

[pagina 158]
[p. 158]


illustratie

woorden waarin de Westvl. tongval in doorschittert. Als men maar zoo spreekt, zou men beter zwijgen.

[Tekeningen van Jan ten BrinkGa naar voetnoot(67) en prof. Vreede, door beiden gesigneerd] [25:]

Bespreking van de vlaamsche grieven. PerierGa naar voetnoot(68) begint met eenen vloed van woorden over de rechterlijke grieven. Hij bestatigt heel veel.Ga naar voetnoot(69)

[Tekening van De Jonge van Ellemeet]

[pagina 159]
[p. 159]

Périer verhaalt van gendarmen, verhaalt processen, enz. Hij heeft oneindig veel succes, en wordt met daverend tweedubbel handgeklap begroet. Wat al flauwe verwaande praat hij nogtans verteld heeft, weet God [26:] alleen. Ce garçon ne doute de rien.

Verwarde discussie om te weten of het Congres over de vlaamsche taalgrieven wenschen kan uitbrengen, deze zaak slechts een deel van Nederland aanbelangend. Beets flauw tegen, ten Brink hard voor, krachtig ondersteund door mr Van EckGa naar voetnoot(70). De zaak wordt onder een daverend handgeklap aangenomen.

'S avonds concert door eene zeer goede militaire harmonie van Arnhem. (in het Schuttershof) Met Tony en den notaris GhyssensGa naar voetnoot(71) van Antw. ben ik op den drevelGa naar voetnoot(72). Deze laatste zaagt mij af met de Antwerpsche beweging van 1860 tot 1872.

Dan maak ik de [27:] kennis van Dr Schaepman en van prof. van Helten en ook van M. Nijhoff. Schaepman is een type, volbloed ultramontaan, priester en toch mensch. In de Vereeniging op de markt kouten wij zeer vertrouwelijk.

Daarna (middernacht) loop ik met Hans Michelsen een crapulair bal binnen, dat ongelukkiglijk juist gesloten wordt. Uitgesteld voor morgen.

Donderdag 5 Sept. 72

Eerst met Tony een opstelken vrolijk over het Congres in ons bed. Dan slenter ik al rookende door de straten. Het is marktdag. Veel boerinnekens, onder andere eene volschoon! Ik ontdek een houten huis waar nog een zeer lief gebeiteld beeldje [28:] in een gothisch

[pagina 160]
[p. 160]

nisje staat. In het hout. Een lieve zeeuwsche wagen met boerinnekens in en beschilderd vooral langs achter.

[half door het bovenstaande: een tekening van die wagen]

 

3e afdeeling. Zeer belangrijke mededeelingen van Maurits Van LeeGa naar voetnoot(73) over de Limburgsche ultramontaansche dagbladpers. Aanhalingen. Willem van Oranje is een filou voor l'ami du Limbourg opgesteld tegen Russel.Ga naar voetnoot(74) La noce LammensGa naar voetnoot(75) wordt er in besproken. ‘De [29:] gansche dagbladpers van Europa staat op tegen het burgerlijk huwelijk.’

[Twee bustes van M. Nijhoff bijgetekend; bijgeschreven: ‘slecht’]

In de 1e afdeeling bespreking over de vlaamsche beweging.Ga naar voetnoot(76) Max Rooses neemt het woord. Eenige woorden over de letterkundige bew. die nagenoeg dezelfde is gebleven, verdere uitleggingen over de politieke. Prov. r. van Antw. en Gent. (Heremans) - gemeenteraden van Antwerpen.

Ik dan over de Nederl. muziekschool. [30:]

[tekening van Zeeuwse man en vrouwtje in klederdracht; buste van D. Delcroix, ook door hem gesigneerd] [31:]

[pagina 161]
[p. 161]

Algemeene vergadering van 5 Sept.

Voordracht van LaurillardGa naar voetnoot(77) over woordspelingen in onze taal. Aanhalingen van voorbeelden. Geestige zetten en anecdoten. Kolossale memorie. Hij zegt alles van buiten en vertelt heel lief, heel heel lief. Hij eindigt met eene serie van calembours.

Beets antwoordt er op, nog al wel. Desinit in piscemGa naar voetnoot(78).

Zaag van de StoppelaarGa naar voetnoot(79) van Middelburg over eenige zeeuwsche dichters uit de middeleeuwen. Zulke bijdragen zouden op de Congressen niet mogen geduld worden.

Schaepman komt aan het spreekgestoelte. Ovatie van luidruchtig handgeklap. Hij leest een verzenstuk over Nederland en zijne taal dat hij te Middelb. [32:] dichtteGa naar voetnoot(80). Nog al flauw, hier en daar bombast. Weeral oorverdoovend handgeklapt [sic]. Men bejuicht meer zijn karakter dan zijne verzen. Hij wordt door Beets de hand gedrukt.

[buste van De Geyter bijgetekend. Die schreef er bij: ‘Ge vleit me’]

Een voorstel van Périer over de rechterlijke vl. grieven wordt aangenomen.Ga naar voetnoot(81) [33:]

Eene comissie wordt benoemd om eene reisbeurs te stichten voor Zuidn. aan de Noordn. hoogescholen.Ga naar voetnoot(82)

Bitsige koortsige beraadslaging over het mededeelen aan Duitsche organen van hetgeen er op het Congres geschiedt.Ga naar voetnoot(83) Vreede werpt een

[pagina 162]
[p. 162]

blaam op Duitschland. Van Lee protesteert hevig. Bestreden onrechtstreeks door De Jonge van Ellemeet en Alberdingk ThymGa naar voetnoot(84). Heremans springt ook dapper in de bres. Onweder veroorzaakt door de hevige aanvallen van Vreede ten opzichte van Schleewijk en Elzas-Lorreinen. Het woord hem ontnomen. Scherpenseel roept ook [34:] eenige prussophobische woorden uit. Weeral onweder en sluiting. CosijnGa naar voetnoot(85) roept van uit zijne plaats: ‘Vreede, gij stoort de vrede!’

Mijn voorstel ten voordeele van het tooneelverbond wordt na eene kleine hevige discussie sur la position de la question. Ik sta recht gedurende verscheidene min. tegenover het publiek en verlies toch mijne tegenwoordigheid van geest niet. Mijn voorstel wordt eenparig aangenomen.Ga naar voetnoot(86)

Voorstel van Max Rooses om het dagbladport tusschen België en Holland te verlagen.Ga naar voetnoot(87) [35:]

Hij licht het toe in eenen breederen zin, hij drukt op de noodzakelijkheid van meer belangstelling in de belg. pers aangaande de hollandsche toestanden. Ook correspondanten. Discussie. Van Eck tegen het uniform dagbladport. Ik kom er tegen op en duid op het voorbeeld van Duitschland. Rooses komt op zijn voorstel terug.

Keus van eene stad voor het volgende Congres; flauwe redevoering van Van Driessche, prachtige van De Geyter. Heremans, onzijdig, sluit zich bij hem aan. Andere redev. onder anderen van JottrandGa naar voetnoot(88).

[pagina 163]
[p. 163]


illustratie

[pagina 164]
[p. 164]

Onbeschrijfelijk tumult. Gevool en drift aan beide kanten. Scherpenseel maakt eenen [36:] droevigen fout. 91 voor Antw. - 58 voor Brussel hoor ik daar.Ga naar voetnoot(89)

Ongelooflijk enthusiasm.

Enthusiastische bedankingen aan den voorzitter.

'S avonds banket. Ontzachelijk veel volk, veel te veel. Al het eten is rot. Ellenlange speechen. ConscienceGa naar voetnoot(90) op den ‘gens Vrambout’. Ik ben niet wel en krijg het spleen.

'S avonds laat gaan wij naar het Molenwater midden in het gewoel der zeeuwsche boerinnekens en Middelburgsche dienstmeiden met lange jakken, /p. 37:/

[getekende buste van Schaepman en door hem gesigneerd]

Vrijdag 6 Sept. 1872

In de abdij rijden wij vroolijk af voor den Rijtoer. (29) [38:]

Vliedbergen. 13 wagens. honderdtal. Uitvaart uit Middelburg. Boerin komt op. Veere. Stadhuis. toren van Lier. Vlaggen. Balcon gemeenteraad Burgemeester Snijders aanspraak

[onder deze op zijn minst verwarde woorden een tekening van een redevoerende burgemeester met naast zich de zgn. Beker van Maximiliaan] [39:]

Antwoord van Delcroix. Wij hadden gerekend op een vriendenonthaal; wij hadden ons bedrogen: wij hebben een vriendenonthaal ontmoet.

Jan ten Brink: Leve Veere!

Welkomstgroet van zeeuwsche juffertjes op den trap van het stadhuis.

[tekening van die juffertjes]

[pagina 165]
[p. 165]

zang van schoolkinderen. Oude pakhuizen; Klein Brugge. Oude groote kerk met dikken toren. Vrouwenpolder. Voor Neerland zonder [40:]

Ontvangst bij de Jonge te OverduynGa naar voetnoot(91). Mooie meisjes. Musaeum Catsianum. Afteekenen op eene lijst. Eene freule zet zich aan de piano en speelt uit Judas Machabaeus en een der lieve stukken van Bach.

Als men afscheid neemt prachtige aanspraak van Conscience; prachtige verzen van Beets. Odilon Périer stelt voor een phot.-album. Alles onder algemeen handgeklap. [41:]

Buitengoed van Boddardt Westhoven, oud kasteel, schoone linde, brug, prachtige boomen.Ga naar voetnoot(92)

Aankomst te Domburg. Militaire muziek Wilhelmus en Brabanç. Poetische wandeling met Tony Bergmann langs de duinen. Lekker bad. De duinen zijn hier prachtig. Alles is er schilderachtig, niets herinnert u aan de kwade zijden der badsteden. Hier zou ik graag komen om te blijven, maar het is verduivelsch duur.

Wij gaan in het Kursaal eten en zitten aan tafel met Beets en ten Brink. Toasten door ten Brink aan Zuidned., door mij aan Noordned., door TonyGa naar voetnoot(93) aan Beets (zeer goed) schoon geroerd antwoord van Beets, enz. Toast van ten Brink aan de Jufv. LovelingGa naar voetnoot(94). Ik antwoord een paar woorden van bedanking. [42:]

[pagina 166]
[p. 166]

[getekende buste van Maurits H. van Lee, door hem gesigneerd, en in een hoekje ‘de vlucht der Limburgsche pers’, een graffiti-illustratie bij Van Lees mededelingen over de Limburgse ultramontaanse dagbladpers [28-29]]

Uit Domburg vertrekken wij bij donkeren avond. Het muziek speelt het Wilhelmuslied. In den wagen zingen wij allen te samen oude en nieuwe liedjes. KonkelbergheGa naar voetnoot(95), Heremans [43:] en ik distingueeren ons daarin. 'S avonds ga ik in de societeit de vergenoeging de dagbladen lezen. Ik ben te moede om naar het bal te gaan in het Schuttershof.

Om 2 uur komt Tony binnen. Ik word wakker en gevoel mij op eens ongemakkelijk. Ik ga beneden en zet pijnlijke peerdekens. Heer Jesus, ontferm u mijner! Die rotte visch van Domburg!

Zaturdag 7 September 1872.

Tony heeft den afgang. Ik ga voor hem om laudanum. Wij zijn veranderd van hotel. De abdij met haren hennenstrondreuk hebben wij verlaten en zijn nu in het goede hotel de Flandre (No 2). Als ik nog naar Middelburg kom, moet ik die kamer hebben.

Van Lee kom ik tegen in den gang en maak zijne charge. [44:]

[tekening van een zich over een rioolkolk ontlastende Tony. Daaronder, als commentaar bij een buitentekstillustratie:]

Congres van Middelburg

De auteur der Rijnlandsche novellenGa naar voetnoot(96) om 2 uur 's nachts den vrijdag 5 Sept. 1872. [45:]

[pagina 167]
[p. 167]


illustratie

[Nog twee brakenden figuren, de ene herkenbaar Tony, de andere, met veel minder talent en dus misschien door Bergmann getekend en met bijschrift: ‘Vriend Paul, dichter-nachtgezicht’]

Tony is ziek. Wij loopen achter eenen dokter. Eindelijk vinden wij er eenen. Weer bemoedigd. Rijtuig naar het station. Komen er juist aan als de trein vertrokken is. Tony vloekt gelijk een ketter en rijdt wanhopig met mij naar het hotel terug. Hij legt zich in zijn bed. Wij ontvangen er het bezoek van Ch. de Coster. [46:]

[tekening van vrouw met kind aan de hand]

Tony laat zich toch rap ontmoedigen. Alzoo moeten wij eenen dag langer in Middelburg blijven. Ik ben nu ziekendiener geworden. Telegrammen.

Hollandsche dreven
 
Te Veere stonden wij vóór het stadhuis;
 
Wij de zonen van Zuid en Noord
[pagina 168]
[p. 168]
 
De vlaggen wapperden in de wind
 
Bij zangen en klokkengeluid
 
 
 
Wij dronken eendrachtig den eerewijn
 
Uit den beker van Maximiliaan
 
En menigeen die in het roode vocht
 
Liet vallen een stillen traan
 
 
 
Daar rezen statig in het rond
 
De oude tuignis onzer vroeger macht
 
De groote pakhuizen ledig en stil
 
En 't Stadhuis in zijn gothische pracht [47:]
 
 
 
Ach! heerscht hier ook nu de bleeke dood
 
Vervloog ook de welvaart hier als kaf?
 
Weemoedig noemden wij 't oude Veer
 
Een klein Brugge, een zwijgend graf.
 
 
 
Dan steeg ten hoogen een frissche lied,
 
Een lied dat dondert en lacht
 
En honderd borsten herhaalden dat lied
 
Met forsche klem en kracht.
 
 
 
Het was als of er een ‘tooverroed’
 
Die puinen opeens had geroerd
 
Het Wilhelmus zij de stad de hoop
 
Die naar betere toekomst voert.
 
 
 
Neen! Veere, dierbre Veere, Neen!
 
Gij zijt nog geen doode strand
 
Want gij bezit nog het geloof
 
In de deugden van 't Vaderland.
 
 
 
Eens zult gij rijzen uit uwen slaap,
 
Eens siert gij uw hoofd met de kroon:Ga naar voetnoot(97)
 
Dat roept U uit Zuid-Nederland
 
Een Artevelde zoon.Ga naar voetnoot(98) [48:]
[pagina 169]
[p. 169]

Telegrammen.

De Geyter Roosendaal adres stationchef aankomende trein drie uur.

Trein gemist. Tony gansch hersteld. Komen morgen. Tony bedankt. Paul Fredericq

Mevrouw BergmannGa naar voetnoot(99) Lier Nazareth Prov. Antwerpen.

Trein gemist. Ik kom waarschijnlijk morgen. Groetenissen van Paul. Anton Bergmann

 

Programma

der plechtige ter aarde bestelling der H.H. Tony Bergmann en Paul Fredericq, overleden te Middelburg, waar zij door vaderlandsliefde en verkleefdheid aan de moedertaal gedreven [49:] de zittingen van het Ned. taal- en letterkundig congres waren komen bijwonen.

Orde van den stoet

3 tamboers
Eene afdeeling van het garnizoen.
Eene deputatie der verschillige maatschappijen van Middelburg.
De lijkkoets.
De Jonge van Ellemeet, voorzitter van het congres.
SchorerGa naar voetnoot(100), burgemeester en Vrambout gouv van prov. West-Vlaanderen.
De ondervoorzitters van het congres.
De voorzitters der afdeelingen, Beets, Hofdijk en Vreede.
Z.M. de referendaris Delcroix.
De bureelen der afdeelingen.
De congresleden.
De hoeken van het baarkleed zullen gedragen worden:
a)voor de lijkbaar van den heer Bergmann door [50:]
Hendrik Conscience en Heremans, Jan ten Brink en Dominee Piccardt van Goes.
[pagina 170]
[p. 170]
b)voor de lijkbaar des heren Heeren Fredericq door
Dr Max Rooses en De Geyter, Gram en Dircksen.
De Zeer Eerw. heer Dr. Schaepman zal den dienst verrichten.
De stoet zal gesloten worden door de maréchaussée.

 

Redevoeringen zullen op het graf worden uitgesproken door de Heeren De Jonge van Ellemeet als voorzitter van het Congres, door Conscience in naam der lett. van Zuid Ned., door Ten Brink in naam [51:] der lett. van Noord Ned., door Heremans als oude professor en vriend, door de Geyter als vriend.

Eene inschrijvingslijst is in omloop om eenen nederigen gedenkzuil aan de twee strijders voor de moedertaal op te richten. Men teekent in bij Altoffer en CieGa naar voetnoot(101), boekh. lange Delft te Middelburg.

Vrienden en kennissen, die geene uitn. zouden hebben ontvangen, worden verzocht deze als zoodanig te beschouwen.

R.I.P. [en doodshoofd met beenderen daaronder getekend] [52:]

 

'S avonds komen wij in het hotel der grand laboureurGa naar voetnoot(102) te Antwerpen slapen. Zeer goed.

[tekening van Tony op sterfbed, twee kaarsen en een kruisbeeld ernaast] [53:]

Zondag 8 Sept. 72

Zeer goed geslapen. Ik ga de nieuwe beurs bezichtigen. Prachtig. Zoo iets zou men te Gent moeten hebben tegen regenachtig weer. Goed aangekomen All right. Vol heerlijke herinneringen voor mijnen ouden dag.

[pagina 171]
[p. 171]


illustratie

[naast de tekening van de dode Tony, volgende later bijgeschreven aantekening:]

Die hachelijke teekening deed ons te Antwerpen, Tony en mij, gulhartig lachen. Eilaas! nu is zij bewaarheid: Tony ligt op 't kerkhof....

Arlon 22 mei 74 [54:]

Aan Tony
 
Gij dien ik in mijne armen sloot
 
op 't Middelburgsche strand
 
En dien 'k ontrukt heb aan den dood
 
Die grinnikte in 't verschiet,
 
 
 
Gij dien ik medicijnen bracht
 
In 't treurig lijdensuur
 
Welke ik u met een' lepel zacht
 
In uw bang keelgat goot
 
 
 
Gij dien ik gekoesterd en bewaakt
 
Heb als een ziekenbroêr;
[pagina 172]
[p. 172]
 
Dat ik te Gent goed ben geraakt
 
Dat meld ik u bij dees
 
 
 
Zooveel in een apothekerij
 
ooit pillen zijn gedraaid
 
Zooveel maal groet ik u hierbij,
 
Afgaande boezemvriend.

9 Sept. 72

In den trein naar Mechelen (Geets) [55:]

 
Gij zijt niet dood want uw ziel leeft nog
 
't Is uw lichaam slechts dat zwijgt
 
Hij komt al spoedig, de dag, dat U
 
De Voorspoedzonne beschijnt
 
 
 
Dan zal het grijze Veere weêr
 
Zich laten tooien als een vrouw
 
Die lang naar den bruidegom heeft gewacht
 
Den bruidegom van haren trouw.
 
De handel is die bruidegom;
 
Daar komt hij reeds in het verschiet.
 
Zing weere zingt nu ter zijner eer
 
Het dondrend Wilhelmuslied!

9 Sept. 72

Ik moet ook nog een Wilhelmuslied dichten, een lied dat in Noord en Zuid kan gezongen worden.

voetnoot(1)
Nederlandsch Museum, 1876, 189-198. Kladversies: AMVC-Letterenhuis: C 3664H.
voetnoot(2)
P. Fredericqs notities over de congressen van Middelburg en Antwerpen, zijn Reisaanteekeningen IV, worden bewaard in het handschriftenkabinet van de Gentse universiteit. UBG 3707 IV.
voetnoot(3)
Cf. L. Stynen: ‘Anton Bergmann en de Nederlandse Congressen’ in: Kruispunt 180, XL, sept. 1999, 4-24.
voetnoot(4)
Voor deze bijdrage van belang is het deel met de Handelingen van het XIIde Nederlandsch Taal- en letterkundig Congres gehouden te Middelburg den 3, 4 en 5 September 1872. Middelburg, Altoffer s.d. (Voortaan: Handelingen).
voetnoot(5)
‘Verslag van het XIIde Nederlandsch Taal-en Letterkundig Congres te Middelburg, alsook der feesten aldaar te dier gelegenheid gehouden op 3, 4, 5 en 6 September 1872’, De Vlaamsche School, 1872, 134-162 en iii-viii. Voor een algemene karakterisering van de Nederlandsche Taal- en letterkundige congressen (1849-1912), zie Hans Vanacker, De ‘Nederlandsche Taal- en Letterkundige congressen’ en de vernederlandsing van het onderwijs, Gent, Cultureel Documentatiecentrum 't Pand Rijksuniversiteit, 1982, p. 11-77.
voetnoot(6)
Met name Anton Bergmann had daar in zijn zondagsblad De Lierenaar al heel uitgebreid aandacht aan besteed; hij was met alle middelen die hem ter beschikking stonden, rationele en stilistische, het ultramontanisme te lijf gegaan. O.m. door vanaf 6 maart 1870 in afleveringen integraal de pauselijke bulle uit 1773 van Clemens XIV over de afschaffing van de jezuïeten af te drukken, en door vanaf de late jaren 1860 uitgebreid aandacht te hebben voor de progressieve krachten in de kerk.
voetnoot(7)
Cf. E.C. Coppens: Paul Fredericq, Gent, Liberaal Archief, 1990, 47; en L. Stynen: ‘Anton Bergmann. Van ziekbed tot monument’, verschijnt nog dit jaar in Kruispunt.

voetnoot(8)
De bijzonder invloedrijke Jacob Frans Johan Heremans (1825-1884) was eerst atheneumleraar en later docent aan de Gentse universiteit waar hij aanvankelijk toegevoegd was aan Serrure die hij in 1871 opvolgde. Aan het Gentse atheneum vormde hij een groep Vlaamsgezinde jongeren als Vuylsteke, Bergmann, Fredericq, Moyson, de Vigne, Sabbe,... en indirect stond hij daarmee aan de wieg van 't Zal wel gaan (1852). Hij was ook literair actief in en medestichter van verschillende bladen en vanuit zijn Groot-Nederlandse idealen werd hij medestichter van de Nederlandse congressen (1849). Als overtuigd maar niet antigodsdienstig liberaal bekleedde hij ook verschillende politieke mandaten. Aan de universiteit werd hij opgevolgd door Paul Fredericq. Cf. L. Valcke, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998 (voortaan NEVB); L. Troch, Professor J.F.J. Heremans (1825-1884), pionier van het moedertaalonderwijs in Vlaanderen (Uit het verleden van de RUG, nr. 16, 1984).
voetnoot(9)
Aldemar Cam. Van der Cruyssen (1836-1926) onderwijzer, later kantonnaal en provinciaal inspecteur. Verhuisde na oppensioenstelling van Oost-Vlaanderen naar Antwerpen, werd er lid van de Liberale Vlaamse Bond en zetelde in de provincieraad. Lid van het hoofdbestuur van het Willemsfonds en ondervoorzitter van de Antwerpse afdeling. Cf. A. Van Elslander en A. Janssens, NEVB.
voetnoot(10)
Pieter Ecrevisse (1804-1879) werd na een korte carrière als onderwijzer in o.m. Amsterdam en Charleroi advocaat in het in de jaren 1830 nog tot België horende Sittard. Koos later voor België en werd vrederechter te Eeklo. Later provincieraadslid en een der eersten om in het Nederlands het woord te nemen. Was actief in diverse bladen, trouw bezoeker van de Nederlandse congressen en auteur van een reeks novellen, romans en leesboekjes voor de lagere school. Waarom hij in 1872 een politieken draaier zou zijn is me niet duidelijk. Cf. N. Lehoucq en T. Valcke, NEVB; H.J. op den Kamp, Pieter Ecrevisse, de Limburgse Conscience, 1804-1879, 3 dln., 1979.
voetnoot(11)
J. Eduard M. Michels (1823-1881), ontvanger der registratie te Diksmuide en vanaf 1856 te Aalst, publiceerde novellen in de Noordstar en zorgde samen met Zetternam voor de licht sociaal-economische tendens in het Taelverbond, maar zijn gedichten en novellen vooral werden aanvankelijk door Heremans in hetzelfde blad (III, 1847-48, 4) afgewezen omdat ze de Vlaamse zaak, de Vlaamse emancipatie niet dienden en een pessimistische toon hadden: ‘schilderen om te schilderen is in onze eeuw en in ons land nutteloos tyd verspillen’ luidde het. Michels was ook voorzitter van de Aalsterse toneelvereniging Voor Taal en Vrijheid. Cf. ook Frederiks en Van den Branden, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuid-nederlandsche Letterkunde, Amsterdam/Gent, 1891.
voetnoot(12)
De grootste Nederlandse zeeheld Michiel de Ruyter (1706-1676) werd in Vlissingen geboren. Hij onderscheidde zich in verschillende conflicten, vnl. tegen de Engelsen en de Fransen.

voetnoot(13)
Désiré Delcroix (1823-1887), afdelingschef op het ministerie van binnenlandse zaken; auteur van verhalen en zedenromans, maar vooral van toneelstukken. De Familietwist uit 1861 behandelt het conflict tussen Noord en Zuid in het begin van de 19de eeuw en de verzoening tussen beide Nederlanden, zijn Philippine van Vlaanderen (1875) verheerlijkte de vrijheidsstrijd van de Vlamingen in de Guldensporenslag. Het stuk was populair in Vlaanderen en Nederland. D. werd meermaals gelauwerd en was stichtend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1886). Cf. G. Opsomer, NEVB. Delcroix was op het congres als afgevaardigde van de Belgische regering en hield in die functie enkele toespraken. Volgens Ecrevisse (Cf. Van Spilbeeck, 140) was één van zijn officiële taken ook het doorgeven van grieven en gegronde klachten die aan de orde zouden komen.
voetnoot(14)
De atheneumleraar Emmanuel van Driessche (1824-1897) behoorde tot de progressief-liberale, vrijzinnige stroming in het Brussels flamingantisme die de Vlaamse Beweging ook politiek wenste uit te bouwen. Verschillende functies in het verenigingsleven en auteur van toneelstukken met sporen van sociale betrokkenheid. Cf. M. De Metsenaere, NEVB.
voetnoot(15)
De Zweep (1869-1958) werd opgericht door Julius Hoste (sr.) en moest oorspronkelijk een steunpunt worden voor het streven naar een derde neutrale Vlaamse partij en wierp zich op als verdediger van de Vlaamse kunstbeweging. Vanaf 1873 werd De Zweep echter het blad van de Brusselse liberale flaminganten, progressief, antidoctrinair en anticlericaal. Door zijn actieve rol in Brussel en zijn contacten in heel Vlaanderen maakte Hoste De Zweep tot het leidinggevend orgaan van de vrijzinnige Vlaamse Beweging. Na de oprichting van Het Laatste Nieuws (1888) verloor De Zweep haar strijdend karakter en werd het een apolitiek cultureel blad. Cf. R. Bradt en M. de Metsenaere, NEVB.
voetnoot(16)
Peter Leonard Leopold Benoit (1834-1904), componist, belangrijkste vertegenwoordiger van de romantiek in België. Prix de Rome in 1857, orkestleider in Parijs en vanaf 1869 directeur van de Vlaamse muziekschool (vanaf 1897 Koninklijk Vlaams conservatorium) te Antwerpen. Benoit streefde naar en was onmiskenbaar de leider van een Vlaamsnationale muziekrichting. Tot zijn bekendste werken horen de oratoria Lucifer, De Schelde en De Oorlog. Cf. J. Dewilde, NEVB; H. Willaert, Peter Benoit, de Levenswekker, 1984.

voetnoot(17)
George W. Vreede (1809-1880), die in Gent en Leuven studeerde maar in Leiden promoveerde en na enkele jaren advocatuur hoogleraar staats- en volkenrecht werd te Utrecht betreurde de scheuring van 1830 en bleef pleiten voor een grote samenwerking tussen zuid en noord als dam tegen Franse en Pruisische machtsstreven. Vandaar zijn actieve medewerking aan de congressen. Cf. P. Van Hees, NEVB; G.J. Hooykaas, ‘George Willem Vreede (1809-1880)’, in Zes Keer Zestig, 360 jaar universitaire geschiedenis in zes biografieën, 1996, p. 58-65.
voetnoot(18)
De geneesheer Ferdinand Augustijn Snellaert (1809-1872) kreeg zijn opleiding tijdens het Verenigd Koninkrijk en de Belgische realiteit kon hem maar matig bekoren. Door zijn talrijke initiatieven voor taal, literatuur en politiek kreeg hij al snel veel prestige en autoriteit en hij volgde Willems op als ‘hoofd’ van de Vlaamse Beweging. Zijn poging tot politieke frontvorming mislukte evenwel. In 1849 nam hij het initiatief tot het eerste Nederlands congres te Gent. Naast zijn politieke en literaire activiteit profileerde hij zich ook als uitermate sociaal geëngageerd arts in een wijk van armen en proletariërs. Hij overleed nauwelijks twee maanden voor het congres te Middelburg. Cf. A. Deprez, NEVB.
voetnoot(19)
Cf. Handelingen, 105-112, een warme verdediging van Snellaerts vurig pleidooi voor meer integratie tussen noord en zuid, literaire en culturele uitwisseling, Snellaertbeurzen voor Vlamingen die in Nederland willen verder studeren enz. Inderdaad eindeloze zinnen en hoogdravende formuleringen.
voetnoot(20)
Max Rooses (1839-1914). Promoveerde te Luik in de wijsbegeerte en letteren; was een tijdlang leraar en werd in 1876 de eerste conservator van het Plantin-Moretusmuseum te Antwerpen. In tien jaren daarvoor had hij zich te Gent een plaats gevonden tussen de meest vooraanstaande liberale Vlaamsgezinden, Heremans, Vuylsteke en Rogghé en had hij, vanuit zijn sociale inspiratie, o.m. Het Volksbelang opgericht. Vooraanstaand pleitbezorger van de vervlaamsing van het onderwijs, de eerste om kunstgeschiedenis wetenschappelijk te beoefenen, en toonaangevend literair criticus die ieder werk beoordeelde naar zijn Vlaamse inslag. Cf. W. Van Rooy en M. Somers, NEVB.
voetnoot(21)
De Nederlandse priester en doctor in de theologie Hermanus J.A.M. Schaepman (1844-1903) was van 1872 tot 1883 redacteur van het katholieke dagblad De Tijd. Tegelijk en later ook professor aan het Grootseminarie en lid van de Tweede Kamer. Had geregeld contacten met en in Vlaanderen, ook met liberale kringen, al werd hij uit die hoek scherp bekritiseerd vanwege zijn ultramontanisme. Cf. L. Helsen en S. Van Clemen, NEVB.
voetnoot(22)
Handelingen, 114-121. Isaac da Costa (1798-1860) studeerde in Amsterdam en woonde er bij Bilderdijk. Promoveerde in 1818 in de rechten en drie jaar later in de letteren. Verliet in 1821 ook de joodse voor de Hervormde godsdienst en ijverde voor de oude beginselen in kerk en staat, en bijbelkennis. Maakte naam met voordrachten over godgeleerdheid, nationale geschiedenis en letteren; was expliciet politiek geëngageerd, schreef grote anti-revolutionaire werken als Wachter! wat is er van de nacht? (1847) en kende uiteindelijk algemene waardering. Cf. Biographisch Woordenboek der Nederlanden (voortaan BWN), XXI, 1878.
voetnoot(23)
Van der Linde had op het XIde congres te Leuven (1896) gevraagd dat alle geschreven verhandelingen zouden worden verboden. Op voorstel van Vuylsteke was hij daarna gevraagd voor de regelingscommissie maar hij had nooit op de brief geantwoord en was ook nooit verschenen. In 1872 vermoedde men dat hij te Berlijn verbleef. Cf. Handelingen, 98-105.
voetnoot(24)
Dr. Nicolaas Beets (1814-1903) publiceerde als Hildebrand al in 1839 de eerste uitgave van zijn Camera Obscura, realistische schetsen die een belangrijke plaats innemen in de Nederlandse literatuur van de 19de eeuw. Van het werk verschenen later nog uitgebreide drukken, maar ook al schreef hij nog veel poëzie en proza, toch ging Beets' aandacht daarna vooral naar religieuze onderwerpen en activiteit. In Utrecht werd hij een gewaardeerd hoogleraar kerkgeschiedenis en christelijke ethiek. Als spreker, dichter en auteur was hij voor alles christen en Nederlander. Kerkelijke manifesten en ‘partijtucht’ liet hij zoveel als mogelijk aan zich voorbijgaan. Cf. Chantepie de la Saussaye (die eerder al een biografie van Beets publiceerde), Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek (voortaan NNBW), Leiden, 1914, III.
voetnoot(25)
Jhr. Mr. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet (1811-1888) reisde doorheen heel Europa en promoveerde in de beide rechten. Hij leefde als een hoogbeschaafd edelman gedurende een halve eeuw op zijn landgoed Overduin. Hij was werkzaam op gebied van wetenschap en kunst en wijdde zich aan staats- en volksbelangen. De Jonge van Ellemeet was burgemeester van Oostkapelle, lid van de gedeputeerde staten van Zeeland en van de Eerste Kamer. Daarnaast bekleedde hij verschillende openbare ambten en stond hij bekend om zijn vrijgevigheid. Cf. E. Zuidema, NNBW, II, 1912.
voetnoot(26)
Handelingen, 48-53. Politiek vermijden was volgens de spreker sowieso een ‘stalen wet’ van de congressen (49) en even later herhaalde hij dat nog eens met klem (51).
voetnoot(27)
Willem J. Hofdijk (1816-1888), onderwijzer, klerk, schilder en, via contacten met de Haarlemse rederijkerskamer, ook dichter en auteur van vooral toneelwerk. Dan en daarnaast ook leraar Nederlandse geschiedenis en letteren aan het gymnasium van Amsterdam. Lid en bestuurslid van diverse nationale maatschappijen en academiën, en trouw en gewaardeerd bezoeker van de Nederlandse congressen. Cf. C.W. Bruinvis, NNBW, I, 1911.
voetnoot(28)
Martinus Nijhoff (1826-1894), antiquaar, boekhandelaar en uitgever, gespecialiseerd in wetenschappelijke werken, begon in 1856 met de uitgave van de Nederlandsche Bibliographie, gaf het Woordenboek der Nederlandsche Taal uit, en als vooruitstrevend en vurig liberaal stichtte hij in 1869 Het Vaderland, het eerste liberale blad in Den Haag. Nijhoff was ook zeer actief waar het de belangen van de boekhandel betrof. Cf. E. Zuidema, NNBW, II, 1912.
voetnoot(29)
Willim Rogghé (1824-1896), schrijvend en spelend lid van de Gentse rederijkerskamer De Fonteine; na zelfstudie hoofdredacteur van De Gazette van Gent en na de dood van Heremans nam hij de leiding van Nederlandsch Museum op zich. Zette een succesvolle boekhandel op en verspreidde Noord-Nederlandse literatuur. Verliet de neutrale Gazette van Gent om polemisch antiklericaal werk te publiceren. Verkocht zijn boekhandel en kon zich onbekommerd wijden aan allerlei publicaties en een enkel mandaat in de Gentse gemeenteraad waar hij consequent Nederlands sprak. Cf. J. Verschaeren, NEVB.
voetnoot(30)
Handelingen, 82-87. Het Vlaamse toneel werd volgens hem al te veel beïnvloed door het staatspremiestelsel dat al sedert 1860 in voege was en in 1875 toch zou verdwijnen; toneel moet het eigendom van het volk blijven.
voetnoot(31)
Alfons Vandenpeereboom (1812-1884), liberaal advocaat en politicus. Was van 1861 tot 1868 minister van binnenlandse zaken en nam een aantal maatregelen ten gunste van de Vlaamse letterkunde, toneel en muziek en voerde in 1864 de gemeenschappelijke Nederlands-Belgische spelling De Vries-te Winkel in. Cf. R. De Schryver, NEVB.
voetnoot(32)
Baron Joseph C.M.B. Kervyn de Lettenhove (1817-1891), katholiek Vlaamsgezind politicus en historicus, van 1870 tot 1871 minister van binnenlandse zaken en eerste minister om omzendbrieven in koninklijke besluiten in de beide landstalen rond te sturen. Cf. R. De Schryver, NEVB.
voetnoot(33)
Handelingen, 87-91. Rooses vermeldt de namen van de politici niet in zijn reacties maar wil wel terug naar het oorspronkelijke premiestelsel waarbij een onafhankelijke commissie oordeelde.
voetnoot(34)
De Brusselse edelman Filips van Marnix van Sint-Aldegonde (1540-1598) studeerde te Leuven en werd daarna Calvinist en medestander van Willem van Oranje. Hij was burgemeester van Antwerpen tot de val van de stad in 1585. In zijn invloedrijke, polemische, ironische Byencorf (1569), een hevige satire op de katholieke kerk, klaagt hij alle ware en vermeende misbruiken en wantoestanden ervan aan. Wellicht was Marnix ook de dichter van het Wilhelmus. Na 1585 brengt hij, als humanist, het grootste deel van zijn tijd door op zijn kasteel West-Souburg. In 1594 werd hij door de Algemene Staten benoemd tot bijbelvertaler. Hij ging daarbij naar verluidt zeer wetenschappelijk te werk maar kon van de opdracht slechts een klein gedeelte voltooien. Cf. Knuvelder II, 1971, 79-87.
voetnoot(35)
F. Van der Taelen komt niet voor in de ledenlijst van het congres. Op 1 april 1872 stichtte hij samen met De Geyter en August Michiels de Antwerpse liberale politieke vereniging Geuzenbond. Hun leuze was ‘Voor vrijheid en vooruitgang’. Hun programma was meer antiklerikaal en democratisch dan Vlaamsgezind. Met het vertrek van De Geyter kort na de stichting verdween de Groot-Nederlandse gedachte en ook de oorspronkelijke beloften inzake sociale emancipatie van de arbeider raakten al vlug opgeborgen. Fredericqs interesse, zo kort na de stichting, lag voor de hand. Cf. J. Verschaeren, NEVB.
voetnoot(36)
Edward Pécher (1825-1892), voorzitter van de Association Libérale et Constitutionelle d'Anvers en van het Koninklijk Kunstverbond van Antwerpen, is niet te vinden in de ledenlijst van het congres. Hoewel er her en der twijfels waren aan zijn flamingantisme, liet hij zich in een opgemerkte rede op een banket in Luik expliciet uit ten gunste van het Nederlands en tegen verbasterde Vlamingen omdat liberalisme zonder volkstaal tot niets zou leiden. Cf. Caro, ‘M. Pécher en het Vlaamsch, De Kleine Gazet, 22 en 25 dec. 1875.
voetnoot(37)
Julius (eigenlijk Jan) De Geyter (1830-1905), progressief-liberaal en Groot-Nederlands flamingant, auteur van grote versverhalen, van een aantal teksten die door Benoit op muziek werden gezet, en van politieke en erg polemische strijdliederen. Trok zich in 1874 uit al zijn functies terug om zich volledig aan de kunst te wijden. Cf. J. Verschaeren, NEVB.
voetnoot(38)
Jhr. Marinus Cornelis van Paspoort van Grijpskerke (1797-1874) studeerde rechten en was al in 1819 gemeenteraadslid te Middelburg, van 1838 tot 1850 burgemeester. Tegelijk en tot 1859 ook mandaten in regionale en nationale assemblees. Schreef gedichten en publiceerde archivalia, waaronder een werkje over De gemeente Oost- en West-Souburg (1860). Cf. BWN, XXI, 1878.
voetnoot(39)
Rixtinus Arnoldus Soetbrood Piccardt (1824-1888) studeerde theologie in Utrecht. Na twee andere bedieningen vanaf 1850 predikant te Goes, waar hij ook gemeentearchivaris was. Schreef naast theologische werken o.m. ook een aantal novellen, een geschiedenis van de Franse protestanten, werken in verband met de plaatselijke geschiedenis, en in 1875 een portret van Filip van Marnix. Cf. E. Zuidema, NNBW, IV, 1918.
voetnoot(40)
De vrijzinnige liberaal-gezinde Pieter J. Scherpenseel(s) (1839-1892) sympathiseerde vooral met die liberale flaminganten die bereid waren om in Vlaamse aangelegenheden met hun katholieke geestesgenoten samen te werken. Als vurig promotor van de Groot-Nederlandse gedachte was hij vanaf 1869 een trouw bezoeker van de Nederlandse congressen. Hij pleitte overigens ook voor vormen van hechter verband tussen de twee naties: tolverbond, de vorming van een bondsstaat. Zijn opvattingen leidden ook tot niet alleen taalkundige maar ook commerciële belangstelling voor Zuid-Afrika. Tot zijn dood was hij de enige flamingant die dat land bezocht. Cf. J.-M. Goris, NEVB.
voetnoot(41)
De vooruitstrevende, Vlaamsgezinde liberale ondernemer August Michiels (1822-1884) was medestichter van de Antwerpse afdeling van het Willemsfonds en werd in 1876 verkozen in de gemeenteraad. In 1880 werd hij voorzitter van de Vlaamsche Vrijzinnige Vereeniging, een groep jonge dissidenten die zich onder leiding van Jan van Rijswijck losmaakten uit de al te zeer door doctrinairen en conservatieven gedomineerde Liberale Vlaamsche Bond. Cf. G. Van Overloop, NEVB.
voetnoot(42)
Adolf Dillens (1821-1877), graveur, portrettist en historie- en genreschilder. Chroniqueur van boerenleven in Zeeland, Cf. Dictionnaire biographique illustré des artistes en Belgique depuis 1830, Bruxelles, 1995.
voetnoot(43)
De Kunstschilder Henri Bource (1826-1899) debuteerde als portrettist en historie- en genreschilder en werd later, minder romantisch, de schilder van het Belgische vissersleven. Hij was erg productief, had succes en kreeg hoge Nederlandse en Belgische officiële onderscheidingen. Cf. N. Hostyn, Nationaal Biografisch Woordenboek, XIII, 1990. Volgens de ledenlijst van het congres woonde hij niet in Brussel, maar in Antwerpen.
voetnoot(44)
Charles De Coster (1827-1879) auteur van het eerste echte maar lang miskende meesterwerk van de Frans-Belgische literatuur, het ‘Vlaamse’, antiklerikale epos Ulenspiegel (1867). Een taalconstructie waarin Tyl uitgroeit tot een universeel symbool van verzet tegen onderdrukking en intolerantie. Cf. R. Trousson, Charles De Coster ou la vie est un songe. Biographie, Brussel 1990.
voetnoot(45)
De liberaal Willem Geets (1838-1919) komt niet voor in de ledenlijst van het congres. De schilder van historische en huiselijke taferelen, tapijtontwerper en kunstcriticus, leerling van De Keyser in Antwerpen en Cogniet in Parijs, sedert 1869 directeur van de Mechelse academie, waar hij in 1882 onderricht aan meisjes zou introduceren, was goed bevriend met de Lovelings, Fredericq en Bergmann.
voetnoot(46)
Volgens Van Spilbeeck (145) was deze onderwijzer uit Zutphen een zeer gewaardeerd declamator.
voetnoot(47)
Da Costa debuteerde met een vertaling van De Perzen (1816) van Aischylos en vertaalde twee jaar later diens Prometheus. Ook de Europese romantiek trok toen zijn aandacht en vertalingen van De Lamartine en Byron volgden. Fragmenten uit Byrons Caïn waren eerder bewerkingen dan vertalingen want uitgebreid met polemiserende anti-betogen in de vorm van reizangen. Cf. Knuvelder, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde III, Den Bosch 1973, 339. Caïn is opgenomen in Da Costa's Kompleete Dichtwerken, uitgegeven door J.P. Hasebroeck, Leiden, 1876, 2 dln., I 250-262.
voetnoot(48)
Maria Johanna Kleine-Gartman (1818-1885), laatste vertegenwoordigster van de klassieke toneelspeelkunst en wegbereidster voor het realistische toneelspel, was een van de grootste Nederlandse actrices van haar tijd. Ze stond een halve eeuw op de planken en gaf ook toneelles. Ze speelde hoofdzakelijk bij het gezelschap van de Amsterdamse stadsschouwburg en vanaf 1876 bij het Nederlandsch Tooneel.
voetnoot(49)
Bernard. ter Haar (1806-1888), gouden ereprijs van de letterkundige faculteit van Groningen in 1825, predikant en auteur van godsdienstige publicaties en gedichten. Hij bewonderde Tollens en enige invloed is in zijn werk aan te wijzen. Zijn gedichten werden vertaald in het Engels, Fries en Hongaars. Cf. J. Henderscheê, NNBW, II, 1912. De dochter van Herodias is opgenomen in Gedichten, Leiden 1889, 2 dln, I 265-276.
voetnoot(50)
De Italiaanse actrice Adelaïde Ristori (1822-1906) veroverde vanaf de jaren vijftig stormenderhand Parijs, de andere Europese hoofdsteden en Amerika met haar vertolking van de grote tragische rollen uit het repertoire.
voetnoot(51)
Felix Jakob Ludwig Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847), Duits romantisch componist en dirigent wiens werken blijk geven van een enorme veelzijdigheid.
voetnoot(52)
Jan Van Beers (1821-1888) was een populair literator en dat gaf zijn pedagogisch werk grote invloed. Zowel in Noord- als Zuid-Nederland was hij een gevierd auteur, declamator en redenaar. Hij was loyaal belgicist maar dat stond zijn cultureel Groot-Nederlandse overtuiging niet in de weg. Hij evolueerde van Katholiek Meetingist naar liberaal mandataris en belijder van een beredeneerde vrijzinnigheid. Cf. L. Simons, NEVB. Van het tien pagina's tellende epische gedicht De zoon van de Metseldiender; Vrij naar het Provençaelsch van Jasmin. bewaart de Antwerpse Stadsbibliotheek een overdruk.
voetnoot(53)
Jan Janszen (1856) in: Beets, Dichtwerken 1830-1873 Roeselaere, s.d., 3 dln, III 237-241.
voetnoot(54)
Jan Pieter Heije (1809-1876), door Van Vloten ooit ‘de zangrijkste onzer Nederlandsche dichters’ genoemd, wijdde zich vanaf 1857, na 25 jaar medische praktijk, alleen nog aan literatuur, muziek en filantropie. Hij was lid en voorzitter van zowel medische als culturele kringen en had vooral betekenis als volkszanger en kinderdichter met aandacht voor waarden als vaderland, gezin en godsdienst. Cf. E. Zuidema, NNBW, I, 1911.
voetnoot(55)
Johannes Josephus Herman Verhulst (1816-1891) componist en ondanks zijn uitgesproken traditionele opvattingen en voorkeuren dirigent met Europese carrière. Hij koos consequent Nederlandse teksten voor zijn liederen en kleinere koorwerken. Alom bekend was zijn op. 35, het Vlaggelied, dat begint met ‘O! schitt'rende kleuren van Neerlans vlag.’ Cf. H.F. Wijnman, NNBW, X, Leiden 1937.
voetnoot(56)
Van het Frans ‘sommités’, prominenten.
voetnoot(57)
Johan Gram, die vooral op gebied van proza en theater actief was, had grote interesse voor Vlaanderen. Hij was bevriend met de Lovelings, Fredericq, Bergmann,... Hij was van bij het begin ook betrokken bij het comité dat een monument voor Tony wilde oprichten en was één van de gasten op het banket dat in 1898, ter gelegenheid van de inhuldiging, op Nazareth, het landgoed van de Bergmanns, werd gehouden. Op het congres was hij secretaris van de eerste afdeling.

voetnoot(58)
Handelingen, 174-176.
voetnoot(59)
Handelingen, 182-184.
voetnoot(60)
Dergelijke uitspraak van Rogghé komt niet voor in de Handelingen.
voetnoot(61)
Handelingen, 197. De tussenkomst wordt door Delcroix meteen afgedaan als niet ernstig en er wordt slechts heel even en dan nog impliciet op doorgegaan door Rooses.
voetnoot(62)
Handelingen, 199.
voetnoot(63)
Handelingen, 201-202. Het Tooneelverbond was gesticht op het congres te Leuven (1869) en functioneerde blijkbaar niet voldoende.
voetnoot(64)
Handelingen, 203-221. Erg technische uiteenzetting over deze drukwijze.

voetnoot(65)
Handelingen, 247-250. Een negen octaven lang gedicht dat onder de titel ‘Vooruit’ het streven naar vervolmaking en vooruitgang, deugden als volharding, en de pen als wapen stevig in de verf zet. Willem Ernest Nicolas Muskeyn (1815-?) schreef o.m. ook een in 1874 door het Willemsfonds uitgegeven Lentelied.
voetnoot(66)
De onverwachte, onder luid applaus toch verschenen Benoit Joseph Corneille Vrambout (1816-1877) was advocaat en vanaf 1857 tot zijn dood gouverneur van West-Vlaanderen. Hij was liberaal en medestichter van de Brugse afdeling van het Willemsfonds maar vanwege zijn gematigd optreden werd hij door alle strekkingen gewaardeerd. In de toenemende taalstrijd nam hij, ondanks de afkeuring van verschillende partijgenoten, voortdurend partij voor de Vlaamse vleugel. Cf. R. Van Eenoo, Nationaal Biografisch Woordenboek, II, Brussel 1966.
voetnoot(67)
De Leidense hoogleraar Jan ten Brink (1834-1901) was een van de meest vooraanstaande pleitbezorgers van de Vlaamse beweging in Nederland. Hij schreef in een aantal bladen ook met veel waardering over Vlaamse auteurs als Bergmann, de Lovelings, De Cort, De Mont en Heremans, en lichtte de verschillen stromingen binnen de Vlaamse beweging toe. In Vlaanderen gaf hij tal van voordrachten, o.m. voor het Willemsfonds. Cf. S.J. Lenselinck en P. Van Hees, NEVB; F. Schregel-Ornstein, Het rijk geschakeerde leven van prof. dr. Jan ten Brink, 1973.
voetnoot(68)
Mr. Odilon Périer (1843-1918), advocaat te Dendermonde en historiograaf, kaartte op de congressen keer op keer de taalsituatie in het Belgische gerecht aan. Périer was medeoprichter van de Willemsfondsafdeling in Dendermonde (1876).
voetnoot(69)
De rede van Périer wordt herhaaldelijk onderbroken door gelach en tussenkomsten allerhande, Cf. Handelingen, 253-268 en 345-347.
voetnoot(70)
Oorspronkelijk stond hier ‘Hekken (?)’ i.p.v. ‘Van Eck’. Wijziging in hs PF. Wellicht Daniël Van Eck (1817-1895), advocaat te Middelburg en in 1849 gekozen in de Tweede Kamer waar hij tot 1884 afgevaardigde van het hoofdkiesdistrict Middelburg was, ook al vestigde hij zich van meet af aan in Den Haag. Volgeling van Thorbecke en liberaal verdediger van constitutionele rechten en vrijheden. Van Eck was pacifist en in 1871 een van de oprichters van de Nederlandschen Vredesbond, waarvan hij vele jaren voorzitter was en waarvoor hij verschillende internationale vredescongressen in Frankrijk en Engeland bijwoonde. Cf. E. Zuidema, NNBW, I, 1911. De discussie (Handelingen, 261-269) was behoorlijk vinnig.
voetnoot(71)
Xaverius-Antonius Gheysens (1799-1883), notaris, strijder voor Vlaamse taalrechten en trouw bezoeker van de congressen. Hij was lid van gemeente- en provincieraad in Antwerpen, een tijdlang waarnemend burgemeester van zijn stad na een opmerkelijk conflict van het Antwerpse college met Leopold I over de militaire inspanningen van de stad. Cf. De Vlaamsche School, 1883, katern 6, p. 52.
voetnoot(72)
Op den drevel: op wandel.

voetnoot(73)
Maurits Hendrik van Lee (1832-1907), bureeloverste bij het ministerie van openbaar onderwijs te Brussel en correspondent van de NRC en het Vaderland. Lid van de Brusselse afdeling van het Willemsfonds. Hij was, net als Rogghé, secretaris van de derde afdeling van het congres. Cf. P. Fredericq, ‘Necrologie’, Volksbelang 1907, 3.
voetnoot(74)
Handelingen, 295-305. PF vergist zich, het is niet L'ami du Limbourg maar wel de Courier de la Meuse die Oranje een ‘filou’ noemde (297). Frans Ferdinand Jozef Hubert Russel (1829-1888) Limburgs journalist, stichter van verschillende kranten en bladen, ook en vooral Franstalige. Hij was actief op de Nederlandse congressen en publiceerde historisch-romantische verhalen en toneel, en niet-onbelangrijke werken over (Limburgse) geschiedenis en literatuur. Eind 1873 vluchtte hij de Belgische grens over na een veroordeling in Nederland voor een smadelijke publicatie. Zijn naam komt niet voor op de ledenlijst van 1872. Cf. J. Brouwers, Nationaal Biografisch Woordenboek, XI, 1981.
voetnoot(75)
Handelingen, 301. La noce Lammens werd besproken in De Katholieke Limburger van 1 juni 1872 n.a.v. het spotten met de wet die het burgerlijk huwelijk verplicht. Aanleiding was het fel besproken huwelijk tussen de dochter van de bekende notaris Lammens, katholiek voorman te Gent en de kleinzoon van wijlen Verhaegen, Groot-Oosten van de Belgische vrijmetselarij. Ze gingen in gewone kleren naar het stadhuis en daarna in groot ornaat naar de kerk, om duidelijk te maken dat de wet in kwestie voor hen totaal onbelangrijk was.
voetnoot(76)
Handelingen, 270-285. Geen redevoeringen hier, eerder een debat. Oorspronkelijk was het onderwerp de mogelijkheden van uitbreiding van het Nederlands onder de Waalse bevolking.

voetnoot(77)
Eliza Laurillard (1830-1908) studeerde theologie en was 42 jaar predikant te Amsterdam. Gewaardeerd spreker, zowel op de kansel van de hofkapel in het Loo als op taal- en letterkundige congressen. Hij publiceerde een massa traktaten, preken en schetsen en was lid van de commissie van bijstand voor de uitgave van het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Cf. E. Zuidema, NNBW, IV, 1918; ‘Woordspelingen in onze taal’, Handelingen, 330-337.
voetnoot(78)
Desinit in piscem mulier formosa superne: de van boven mooie vrouw eindigt in een vis, of: het begin belooft meer dan er ten slotte gegeven wordt.
voetnoot(79)
Mr. G.N. de Stoppelaar, secretaris van Middelburg en Mr. J.H. de Stoppelaar, secretaris van het Zeeuwsch genootschap van wetenschappen en voorzitter van de arrondissementsrechtbank van Middelburg waren beiden leden van de regelingscommissie van het congres, de eerste bovendien secretaris van het Bureel. De verwijzing hier is naar J.H. de Stoppelaar: ‘De vertegenwoordigers der Midden-Nederlandsche dichtkunst te Middelburg (1365-1415)’, Handelingen, 337-343, weinig meer dan een opsomming van namen en jaartallen.
voetnoot(80)
‘Neêrlands Taal’, Handelingen, 344-345.
voetnoot(81)
Handelingen, 345-347.
voetnoot(82)
Handelingen, 348.
voetnoot(83)
Handelingen, 348-355. Vreede constateerde te veel verdachte belangstelling uit Keulen, Berlijn en elders (349) en waarschuwde voor Duitse inmenging in de congreszaken (352). De verwijzing naar Sleeswijk-Holstein wordt door de voorzitter, de Jonge van Ellemeet, afgewezen als politiek en dus niet terzake op het congres.
voetnoot(84)
Pieter P.M. Alberdingk Thym (1827-1904) volgde David op als hoogleraar in de Nederlandse en later de Germaanse letterkundige geschiedenis aan de universiteit van Leuven en had grote invloed op Rodenbach. Medestichter en eerste voorzitter van het 1875 opgerichte Davidsfonds, later lid van Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, hoofdredacteur van Dietsche Warande en voorzitter van Met Tijd en Vlijt. Hij was, zeer romantisch, overtuigd van het sociale doel van de kunst. Cf. S. Maes, NEVB.
voetnoot(85)
August Jozef Cosyn (1844-1881) publiceerde novellen, poëzie en literatuurbeschouwing maar speelde vooral een rol via De Vlaamsche Kunstbode, het blad dat hij in 1870 stichtte en tot zijn dood leidde. Cf. V.A. dela Montagne, ‘Necrologie’, Nederlandsche Dicht-en Kunsthalle, IV (1881), 3.
voetnoot(86)
Van heel deze ‘hevige discussie’ is op de enkele regels in de Handelingen, 357, geen spoor te vinden.
voetnoot(87)
Handelingen, 358-367. Uiteindelijk wordt toch een voorstel tot verlaging geformuleerd.
voetnoot(88)
De progressieve advocaat en publicist Lucien L.J. Jottrand (1804-1877) was een van de eerste vertegenwoordigers van de politieke Vlaamse Beweging, de eenheid van België wilde hij behouden via gelijke berechtiging van Vlaanderen op taal- en sociaal gebied. Jottrands hardnekkig pleidooi voor het algemeen stemrecht, bevorderde in de tweede helft van de 19de eeuw de overgang in de Vlaamse Beweging van literaire beweging naar politieke strijd. Toen deze wending zich van 1860 af duidelijk aftekende, beperkte hij zich tot de strijd voor een Nederlandstalig theater in Brussel en een poging tot een Vlaamse eenheidslijst bij de parlementsverkiezingen van 1872. Cf. M. d'Hoker en S. van Clemen, NEVB.
voetnoot(89)
De Handelingen, 368-380, laten toch eerder een geanimeerd debat vermoeden dan een tumultueuze bijeenkomst.
voetnoot(90)
Hendrik Conscience (1812-1883), die niet voorkomt in de ledenlijst van het congres, hield in 1867 hield een fel opgemerkte lezingenreeks in diverse Nederlandse steden. In 1868 werd hij benoemd tot conservator van het Wiertzmuseum te Brussel, en tot werkend lid van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. In 1871 publiceerde hij zijn in de jaren 70 zeer invloedrijke roman De kerels van Vlaanderen; in datzelfde jaar ging hij niet in op het verzoek van de overwegend liberaal-vrijzinnige Brusselse flamingantische maatschappij De Veldbloem om zich bij de parlementsverkiezingen kandidaat te stellen. In het besef van zijn rol als nationaal symbool wenste hij buiten de partijstrijd te blijven. Cf. K. Wauters, NEVB.

voetnoot(91)
Overduin was het door hemzelf ten zuiden van Oostkapelle aangelegde landhuis (een schrijn voor bijna 1000 aquarellen en waardevolle drukwerken) waar congresvoorzitter de Jonge van Ellemeet de congresleden ontving. Een der ruimste zalen was de bibliotheek, waar hij een rijke collectie boeken had met als middelpunt zijn Museum Catsianum. Als herinnering aan hun bezoek gaf hij hen zijn in 1870 in handschrift gedrukte beschrijving van het Museum Catsianum. Cf. E. Zuidema, NNBW, II, 1912. In zijn verslag noteerde Van Spilbeeck (v-vi) niet dat het honderdtal congresgangers die bij de voorzitter op de lunch ontvangen werden het boek kregen, wel dat de Jonge van Ellemeet een herdruk overwoog. Aangezien ook PF de schenking niet vermeldt, heeft Zuidema het wellicht verkeerd voor. Van Spilbeeck verduidelijkt ook Périers voorstel: een album met foto's van alle bezoekers schenken aan de gastheer.
voetnoot(92)
Kasteel Westhoven was volgens Van Spilbeeck (vi-vii) een van de oudste gebouwen van Walcheren. Het gezelschap werd er opgewacht door jhr. Mr. J.P. Boddaert en zijn vrouw voor een bezoek aan de prachtige hovingen.
voetnoot(93)
Tony waardeerde Beets en zond hem zijn Ernest Staas. Het verhaal van Beets' gelukwensen die Bergmann pas op zijn sterfbed bereikten, is genoegzaam bekend. Cf. L. Stynen: ‘Brieven van en aan Anton Bergmann’ in: Mededelingen van het Cyriel Buysse genootschap XIV, 1998, 55-88.
voetnoot(94)
Rosalie (1834-1875) en Virginie (1836-1923) Loveling, Paul Fredericqs tantes, hadden al op heel jonge leeftijd contact met een uitgesproken intellectueel milieu. Tegelijk bekwaamden ze zich in verschillende talen en zetten ze hun eerste stappen op letterkundig gebied. Gedichten (1870), hun enige op het ogenblik van het congres al in boek uitgegeven werk, was niet onopgemerkt gebleven en het totaal nieuwe geluid dat ze brachten had vooral ook in Nederland tot positieve reacties geleid. In 1871 wilde Potgieter voor deze versjes zelfs de halve nieuwe Vlaamse literatuur vergeten. Cf. L. Stynen, Rosalie en Virginie. Leven en werk van de gezusters Loveling, Tielt, 1997.
voetnoot(95)
Leopold Konckelberghe (1840-1899), toegevoegd bestuurslid van het Willemsfonds in Blankenberge van 1867 en 1894 en de belangrijkste drijvende kracht achter de liberale opiniepers van de stad. Cf. J. Vermeersch, ‘Van Burgemeester Mamet tot Burgemeester D'hondt’ Docendo Discimus. Liber amicorum R. van Eenoo. Gent 1999, deel 2, 853-864.

voetnoot(96)
Meer dan tien jaar na de schetsen uit zijn studententijd publiceert Tony de Twee Rhijnlandse novellen (1870), onderhoudende reisimpressies gebaseerd op vakanties in 1867 en 1868. Othilie Schmetterling, of acht dagen in een duitsch kosthuis is een observatie van de kostgangers, afgewisseld met reisimpressies, en tot eenheid gebracht door een korte idylle. Fraülein Louise is een dubbele liefdesrelatie in het Rijnlands decor, gekoppeld aan bedenkingen bij de problematiek van de Duitse eenmaking.
voetnoot(97)
In de marge: ‘Brugge’, wellicht als ideetje voor een later geschrapte versregel.
voetnoot(98)
De twee laatste verzen kwamen in haast onleesbaar handschrift, in de plaats van ‘Ach! zal de dag van Brugge niet/ ook eens aanbreken uit de nacht?’

voetnoot(99)
Elisa Bergmann-Van Acker (1838-1934 ) enige dochter van de rijke Lierse notaris Van Acker, echtgenote van Anton Bergmann, huwde in 1885 diens broer Ernest. Cf. G. Schmook, ‘Tony Bergmann op de draaischijf van zijn generatie’ Verslagen en Med. van de KANTL 1978, afl. 2, 104-185, 132-140.
voetnoot(100)
Jhr. Mr. Johan Willem Meinard Schorer (1834-1903), advocaat in Middelburg en in 1871 - als 4 van zijn voorvaderen - burgemeester van de stad. Overtuigd liberaal en sympathisant van Thorbecke. Later Commissaris van de Koningin in Noord-Holland en uiteindelijk vice-president van de Raad van State. Hij bekleedde daarnaast verschillende maatschappelijke functies en was een voorstander van krachtige handhaving van het overheidsgezag. Cf. M.M. Warning, Biografisch Woordenboek van Nederland, II, Amsterdam 1985.
voetnoot(101)
Altoffer & Cie, stadsdrukkers van Middelburg en uitgever van de Handelingen van dit congres. J.C. Altoffer was ook de dichter van het welkomst- en afscheidslied, resp. op 2 en 7 september aan het station van Middelburg gebracht ter ere van de congresgangers.
voetnoot(102)
Hôtel du Grand Laboureur, annex ‘établissement de bains’, was een bekend koffiehuis aan de Meir 26 te Antwerpen, uitgebaat door D.-J. Vanderschrieck.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Cyriel Buysse


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Paul Fredericq


editeurs

  • Ludo Stynen


plaatsen

  • over Middelburg


datums

  • 1872

  • 2 september 1872

  • 3 september 1872

  • 4 september 1872

  • 5 september 1872

  • 6 september 1972

  • 7 september 1872

  • 8 september 1872

  • 9 september 1872