Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24 (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
Afbeelding van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.78 MB)

ebook (4.54 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24

(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Weyerman en ‘Wackerbaart’Ga naar eindnoot*
Ben Broos

Waarschijnlijk een van de boeiendste gevallen waarin Jacob Campo Weyerman zijn pen niet uit gemakzucht doopte in de inktpot van Arnold Houbraken, is zijn verhaal over een kunstenaar van zijn eigen generatie: Van Mieris junior. Helaas is Weyermans relaas goeddeels ontsnapt aan de aandacht van de (kunst)historici en de Weyerman-liefhebbers. Het betreft in Weyermans Konst-schilders berichten over de Leidse fijnschilder Willem van Mieris (1662-1747), maar daarnaast ook over diens puissant rijke vriend en begunstiger, de befaamde verzamelaar Pieter de la Court van der Voort (1664-1739). Beiden waren ongetwijfeld goede bekenden van Weyerman, maar de relaties tussen dit drietal zijn mijns inziens nooit goed in kaart gebracht en verdienen dus dringend nadere studie.

Ik wil hier volstaan met een enkel signalement, onder andere gebruik makend van materiaal dat zich aandiende toen het pad der wetenschap van mijn broer Ton (Tussen zwart en ultramarijn) het mijne kruiste. Het trefpunt daarbij was de verschijning van een zekere graaf Wackerbaart (ook Wakkerbaart genoemd), die door sommigen wel werd beschouwd als een grappige schertsfiguur, gezogen uit de duim van Weyerman. Het blijkt echter nog steeds nodig Weyerman als een belangrijke kroniekschrijver te beschouwen en zijn mededelingen op hun waarde te schatten.

 

Allereerst is het belangrijk te bedenken dat Houbraken de schilder Willem van Mieris beslist heeft gekend, maar hem slechts terloops vermeldde aan het eind van het levensbericht van zijn roemruchte vader, Frans van Mieris (1635-1681). ‘Hy liet twee Zonen na’, schreef Houbraken in 1721, ‘die hy tot de Konst had opgetrokken, Johannes, en Willem. De eerste is vroeg te Rome komen te sterven, en de tweede leeft nog en volgt zyn Vaders voetstappen in de Konst na.’Ga naar eindnoot1.

In het derde deel van zijn Konst-schilders (1729) pakte Jacob Campo Weyerman de draad hier op en gaf een bloemrijk verslag van het wel en wee van de Leidenaar, dat begint met de woorden: ‘[Hij] Is een braaf navolger van zyn weergaloozen vader Frans van Mieris.’ De biograaf vertelde vervolgens over Willems mecenassen en met name over Pieter de la Court en hij bleek verrukt van een schilderij in diens collectie, waarvan hij oprecht meende dat de ‘hedensdaagsche toekijkers door 'er al te lang op te staroogen [...] betovert worden’. Dit schilderij, gedateerd 1709, is het in 1987 door het Mauritshuis in Den Haag verworven paneel Armida bindt de slapende Rinaldo (afb. 1). Het onderwerp is ontleend aan het populaire heldendicht La Gerusalemme Liberata van Torquato Tasso. Pieter de la Court had het paneel als blikvanger opgehangen in het kabinet dat zich bevond naast de grote galerij in zijn huis aan het Rapenburg nr. 65 in Leiden.Ga naar eindnoot2. Weyerman beschreef het gloedvol en zo tot in de details dat hij het stuk bij de toenmalige eigenaar met eigen ogen moet hebben gezien. In zijn - gebruikelijk bloemrijke - beschrijving zegt hij dat dit stuk verbeeldt

den door Armidas bekoorlijkheden betoverden Reynout [...], die in den schoot van zijn dartele minnares is in slaap gezongen door een naakte Meermin, en langs wiens gesloote blikken de wellust noch schynt door te straalen. Dat Kabinetstuk is vol gewoel van Nymfen, Meerminnen, en Liefdegoodjes, om en tom gestoffeert met bloemen, kruyden en andere cieraaden.Ga naar eindnoot3.

Weyermans daadwerkelijke bezoek aan de collectie blijkt niet alleen uit deze en andere beschrijvingen van meesterwerken die daar waren te bewonderen, maar vooral ook uit zijn

[pagina 144]
[p. 144]

expliciete mededeling (elders) dat hij een paar ‘zeer schoone Konststukjes’ van Jan Steen had gezien in het kabinet van Pieter de la Court van der Voort, te Leiden.Ga naar eindnoot4. Jacob Campo Weyerman heeft al met al in De la Courts collectie te Leiden bijzonder veel kijkgenoegen beleefd.

Uit de mededelingen van de biograaf blijkt nu dat het door hem bewonderde stuk het tweede van hetzelfde onderwerp was, dat Willem van Mieris voor De la Court had geschilderd. Dat is belangrijk nieuws. De aanleiding daartoe was, zoals hij vernam, dat

den Graaf van Wackerbaart. Generaal en Gonsteling des Konings van Polen, niet afliet voor dat hy het eerste Konsttafereel had gebrooken uyt de handen van den Heer de la Court die daar op dezelve historie op nieuws liet schilderen, en den Konstschilder behalve den bedongen prys vereerde met een aanzienlyk geschenk.Ga naar eindnoot5.

De ‘konstlievende Graaf van Wackerbaart’ voerde hij andermaal op als degene die ‘aanzienlijke sommen’ bood op vier siervazen die Willem van Mieris had vervaardigd, maar die de Leidse verzamelaar voor geen goud van de hand wilde doen.Ga naar eindnoot6.

Bij andere aankopen had de Duitse collectioneur meer succes. ‘Dien braave kunstenaar [Willem van Mieris]’, aldus Weyerman,

heeft vorders de eer gehad van gezogt en gebruykt te zyn geweest by veele doorluchte persoonaagien, onder anderen [...] den Graaf Wackerbaart en meer anderen. Den laatstgenoemden Graaf heeft verscheyde Konsttafereelen van onzen Schilder, waar onder een zeer kapitaal stuk is, verbeeldende de byeenkomst van Bacchus en Ariadne, een heerlijke ordonnantie vol gewoel van Satyrs, Nymfen en meer andere daarby behoorende beelden, benevens goude vaazen, kelken, drinkschaalen, &c. zijnde alle die aangenaame voorwerpen geplaatst in een vrolijke bosschaagie.Ga naar eindnoot7.

Dit schilderij moet mijns inziens het paneel Bacchus en Ariadne zijn geweest dat onlangs een van de pronkstukken was op de tentoonstelling in de Lakenhal te Leiden, getiteld ‘De Leidse fijnschilders uit Dresden’ (afb. 2).Ga naar eindnoot8. Het stuk is gesigneerd en gedateerd 1704; het werd in 1711 door koning Augustus de Sterke verworven uit de collectie van graaf Wackerbaart, zoals verderop nader zal worden toegelicht. Hier wordt bij mijn weten de tekst van Weyerman voor het eerst met dit stuk in verband gebracht. Ik durf het vermoeden uit te spreken dat de Duitse verzamelaar het zelf van de kunstenaar heeft gekocht. De kroniekschrijver moet wel zeer goed op de hoogte zijn geweest van deze transactie.

Het bestaan van maar liefst twee exemplaren van Rinaldo en Armida is zeer ten onrechte als een twijfelachtige mededeling beoordeeld.Ga naar eindnoot9. Er zijn van deze voorstelling namelijk minstens vier varianten geweest. In 1703 tekende Van Mieris een eerste ontwerp van dit verhaal, dat met grote waarschijnlijkheid beschouwd moet worden als een voorstudie voor het schilderij dat Wackerbaart in handen wist te krijgen (Leiden, Prentenkabinet der Rijksuniversiteit). In de catalogus bij de tentoonstelling over de Leidse fijnschilders in de Lakenhal te Leiden (1988) werd geopperd dat de voorstudie de directe aanleiding zou zijn geweest tot de opdracht van het meesterwerk uit 1709.Ga naar eindnoot10. Dit gebeurde op gezag van de vermelde twijfel aan de juistheid over Weyermans vermelding van een herziene versie van het stuk van Wackerbaart. Dat is echter een verkeerde voorstelling van zaken. De werkelijkheid is veel minder simpel dan tot nu toe wordt gedacht, want er heeft ook nog een derde exemplaar bestaan van Rinaldo en Armida, dat alleen bekend is van een tekening uit 1706 (Wenen, Graphische Sammlung Albertina). Dit blad was een schets voor het schilderij dat zich destijds te Pommersfelden heeft bevonden maar vermoedelijk verloren is gegaan, en dat Willem van Mieris had geleverd aan Lothar Franz von Schönborn, keurvorst van Mainz (1655-1729). Op de achterkant van de tekening heeft Van Mieris zijn ontwerp uitgebreid toegelicht, onder

[pagina 145]
[p. 145]

andere met de vermelding: ‘Dese History word seer schilderachtig verhaald van den groote Italiaansche Poeet Torquatus Tasso in zijn verloste Jerusalem’ waarbij hij de hoop uitsprak dat hij vervolgens wel meer opdrachten zou kunnen verwerven van ‘Sijn Graaffelyke Genade’.Ga naar eindnoot11. Het tafereel is in tegenstelling tot het eerste stuk van Wackerbaart in de breedte gecomponeerd, zoals het schilderij uit 1709, dat zich in het Mauritshuis bevindt.

De uitgesproken waardering in binnen- en buitenland voor Van Mieris' Rinaldo en Armida-schilderijen blijkt ten overvloede uit de opdracht die hij tenslotte in 1715 kreeg van Daniel Meinertzhagen (1675-1730), een Duitse gezant die woonachtig was in Den Haag. De schilder portretteerde de ambassadeur en zijn vrouw Amelia van Stockum (1677-1743) als het hier besproken liefdespaar uit het heldendicht van Torquato Tasso, waarbij hij hun corpulentie als vanzelfsprekend naar het leven weergaf. ‘Rinaldo’ Meinertszhagen is allesbehalve bevangen door het betoverend gezang van een ‘naakte Meermin’, die in dit tafereel dan ook nadrukkelijk ontbreekt. Het paar wordt omringd door hun kinderen en enkele putti, die spelen met de wapens van de verliefde vader (afb. 3).Ga naar eindnoot12. Weyerman kende dit schilderij ook en hij noemde het ‘zeer vrolijk en gestoffeert met veele ryckelijke bycieraaden’ en hij vertelde dat de opdrachtgever er zo mee in zijn nopjes was dat hij de kunstenaar betaalde met ‘driehonderd goude pistoolen’. Voorts bestelde Meinertzhagen bij de schilder nog een tafereel met Susanna en de ouderlingen.Ga naar eindnoot13. Er zijn dus al met al zeker vier versies van Rinaldo en Armida in olieverf geweest.

Resumerend: er waren het schilderij dat Wackerbaart kocht uit 1703, de versie voor de keurvorst van Mainz uit 1706, het tweede stuk dat De la Court in 1709 voor zichzelf liet vervaardigen en tenslotte uit 1715 het ‘portrait historiee’ van de familie Meinertzhagen.

Maar terug nu naar de nog onbekende Wackerbaart, die tenslotte door Weyerman werd genoemd als de eerste buitenlandse liefhebber van het oorspronkelijke meesterwerk van Willem van Mieris. Ton Broos schreef al in 1989 dat de naam Wakkerbaart meer lijkt op een ‘fictieve handige koopman uit de literaire galerij van mevrouw Praatjeby, kolonel Leeuwevuur of jonker Snoeshaan.’ Hij voegde daaraan toe: ‘Toch is het zelfs geen raadselnaam in de trant van Binnebeurs of Negra Croce uit zijn satirische tijdschriften, maar een echt bestaand hebbende graaf en kunstkenner.’Ga naar eindnoot14.

De graaf, die met name door C. Willemijn Fock als een verzinsel van de biograaf wordt beschouwd, was niemand minder dan August Christoph (ook vermeld als Christoph August) von Wackerbarth (1662-1734), een internationaal bekende collectioneur, die sinds 1697 ‘Generalintendant [was] ueber alle in Sachsen und Polen befindliche Civil-, Fortificationsund Militärgebäude, auch alle Akademien’ aan het keurvorstelijk hof te Dresden. Zijn loopbaan en tal van reizen en bedrijvigheden in binnen- en buitenland werden uitgebreid samengevat in deel 35 van het lexicon van Thieme en Becker uit 1942.Ga naar eindnoot15. Daarin wordt onder andere gemeld dat door een brand in het door Wackerbarths bewoonde gouvernementshuis te Dresden, in 1728, zijn bibliotheek met tal van tekeningen, boeken en modellen verloren is gegaan. Wellicht was daarbij ook documentatie betreffende zijn contacten met Van Mieris en De la Court in Leiden. We zullen het nooit meer weten.Ga naar eindnoot16.

Wackerbarths activiteiten als diplomaat, topografisch tekenaar, architect, schrijver over bouwkunst en over ‘l'art militaire’ en vooral als verzamelaar waren duizelingwekkend. Tussen alle bedrijven door kocht hij in Holland op grote schaal werken van de zo populaire Leidse fijnschilders als Gerard Dou, Frans en Willem van Mieris, Gabriel Metsu en Pieter van Slingelandt - om er maar enkele te noemen.Ga naar eindnoot17. Friedrich August I van Saksen (vanaf 1697 koning Augustus de Sterke van Polen) heeft in 1710 herhaaldelijk pogingen in het werk gesteld om de Hollandse

[pagina 146]
[p. 146]

schilderijen uit Wackerbarths verzameling in handen te krijgen, zeer tegen de zin van de graaf. Hem stelde de vorst een tegemoetkoming van 24.000 talers in het vooruitzicht, dan wel een adellijke behuizing van vergelijkbare waarde. Wackerbarth zwichtte tenslotte, zoals blijkt uit een koninklijk decreet van 25 juli 1711, waarin gewag wordt gemaakt van een ‘schenking’ van tachtig meesterwerken uit zijn verzameling. Daarvan zijn heden ten dage vele nog aanwezig in de Dresdener Gemaeldegalerie.Ga naar eindnoot18. We weten niet meer of het stuk van Van Mieris dat Wackerbarth had ‘gebrooken uyt de handen’ van Pieter de la Court daarbij is geweest. Het stuk is thans spoorloos. Zeker wel behoorde tot deze transactie het schilderij Bacchus en Ariadne uit 1704. Uit alle bovengenoemde data kunnen we Wackerbarths aanwezigheid in Leiden (en ook die van Weyerman?) dateren in de jaren rond 1705.

 

Jacob Campo Weyerman, tenslotte, was dus bepaald geen fantast toen hij de figuur van de wakkere Duitse minister ten tonele voerde. Zoals hij ook in zijn biografie afscheid nam van ‘dien konstrijken Willem van Mieris’ met de woorden:

als dat hy een braaf eerlijk man en van een voorbeeldig gedrag is, die wy in een volmaakte gezondheyt hebben gelaaten in het laatst van April des jaars duyzent zevenhondert achtentwintig, in welke staat wy verhoopen dat hy nog veele achtereenvolgende jaaren mag volharden, tot welstant van zijn huysgezin, en tot vermaak aller konstlievende Konstbeminnaars en Konstbeminnaaressen.Ga naar eindnoot19.

Willem van Mieris overleed op 26 januari 1747 in Leiden ten gevolge van een zware verkoudheid - hij was 84 jaar oud en welgesteld, maar toen waarschijnlijk al jaren blind. Enkele maanden later volgde zijn biograaf hem in de dood. Jacob Campo Weyerman stierf onder armzalige omstandigheden op 9 maart 1747 in de Gevangenpoort in Den Haag en werd op een onbekende plek pro deo begraven.

[pagina 147]
[p. 147]


illustratie
1. Willem van Mieris, Armida bindt de slapende Rinaldo. Paneel, 66,8 × 85,7 cm. Op de steen rechts onder: ‘W. van Mieris / Fe. Anno 1709’. Den Haag, Mauritshuis, inv.nr. 1071.


[pagina 148]
[p. 148]


illustratie
2. Willem van Mieris, Baechus en Ariadne. Paneel, 59,8 × 75,6 cm. Midden onder: ‘W. van Mieris, Fe. 1704’. Dresden, Staatliche Kunstsammlungen, Gemaelde alte Meister, inv.nr. 1772.


[pagina 149]
[p. 149]


illustratie
3. Willem van Mieris, Daniel Meinertzhagen en zijn vrouw als Rinaldo en Armida. Paneel, 62 × 97 cm. Midden onder: ‘Willem van Mieris fect anno 1715’. Berlijn, Schloss Grunewald, inv.nr. GK I 30163.


eindnoot*
Dit artikel draag ik op aan mijn broer, Ton Broos, die een ware Sisyphus-arbeid heeft verricht door het uitpluizen van de onmetelijke hoeveelheid verzonnen, halfware en waarachtige feiten in de Konst-schilders, en die niet goed raad wist met ‘Wackerbaart’. Ton meende stellig dat deze kunstkoper eens ‘in het volle licht gezet moest worden’. T. Broos, ‘Leidse schilders beschreven. Het leven der Leidse kunstenaars volgens Jacob Campo Weyerman’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 12 (1989), p. 46; en A.J.F. Broos, Tussen zwart en ultramarijn, Amsterdam 1990, p. 14, 201, 291, noot 48, p. 340, noot 53. Ik schreef deze notitie als ondersteuning van deze mening. Maar in de eerste plaats zijn mijn ‘mededelingen’ bedoeld als een eerbetoon aan Tons proefschrift Tussen zwart en ultramarijn.
eindnoot1.
A. Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 dln.). Amsterdam 1718-1721, dl. 3, p. 21.
eindnoot2.
B. Broos, Liefde, list en lijden, Den Haag 1993, p. 216-223 en afb. Zie aldaar vooral ook p. 223, noot 23. Tot 1748 is het schilderij in de familie gebleven; het werd toen gekocht door Hendrick van Kretschmar uit Den Haag en na diens dood in 1757 geveild, waarna het in Engels particulier bezit terecht kwam. In 1982 werd het weer aangeboden in de kunsthandel.
eindnoot3.
J.C. Weyerman, De levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen (4 dln.), Den Haag/Dordrecht 1729-1769, dl. 3, p. 388-389.
eindnoot4.
Weyerman, Levens-beschryvingen, dl. 2, p. 366; zie voorts dl. 1, p. 348-349, dl. 3, p. 389. Zie ook Broos, Tussen zwart en ultramarijn, p. 86, 201, 203, 224 en 330, noot 91. Over Pieter de la Court zie onder andere: C.W. Fock, ‘Willem van Mieris en zijn mecenas Pieter de la Court van der Voort’, in: Leids Kunsthistorisch Jaarboek 2 (1983), pp. 261-282 en Broos. Liefde, list en lijden, p. 88, 95, 216-217, 220-221, 223, noot 1 (met literatuurverwijzingen) en p. 316.
eindnoot5.
Weyerman, Levens-beschryvingen, dl. 3, p. 389.
eindnoot6.
Weyerman, Levens-beschryvingen, dl. 3, p. 390. Over deze siervazen, zie: C.W. Fock. ‘Willem van Mieris als ontwerper en boetseerder van tuinvazen’, in: Oud Holland 87 (1973), p. 36.
eindnoot7.
Weyerman, Levens-beschryvingen, dl. 3, p. 390.
eindnoot8.
Catalogus Leidse fijnschilders uit Dresden, Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal 2001. p. 106-108 en afb.
eindnoot9.
Fock, ‘Willem van Mieris’, p. 271: ‘Het dus onzeker of er een of twee versies zijn geweest’.
eindnoot10.
Catalogus Leidse fijnschilders. Van Gerrit Dou tot Frans van Mieris de Jonge. 1630-1760. Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal 1988, p. 166, nr. 46 en afb. Zie ook Broos, Liefde, list en lijden, p. 217 en afb. 1.
eindnoot11.
Broos, Liefde, list en lijden, p. 218-220 en afb. 4-5. Zie ook K. Bott, ‘Zwei Zeichnungen des Willem van Mieris in den Kunstsammlungen Graf von Schoenborn’, in: Oud Holland 103 (1989), p. 243-248. Katharina Bott schreef haar artikel nadat ik haar gevraagd had naar het bestaan van de brief van Van Mieris.
eindnoot12.
Broos, Liefde, list en lijden, p. 221 en afb. 6. p. 223, noot 27.
eindnoot13.
Weyerman, Levens-beschryvingen, p. 391.
eindnoot14.
Broos, ‘Leidse schilders beschreven’, p. 46-47.
eindnoot15.
U. Thieme en F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart (37 dln), Leipzig 1907-1950, dl. 35, p. 9-10.
eindnoot16.
In de omvangrijke bibliografische aantekeningen bij het artikel van Thieme-Becker ontbreekt overigens een opstel van Carl Niedner uit 1910, een belangrijke bron van informatie over de bereisde kunstverzamelaar. C. Niedner, ‘Der sächsische Kabinettsminister Graf August von Wackerbarth und die Königliche Gemäldegalerie zu Dresden’, in: Neues Archiv für sächsische Geschichte und Altertumskunde 31 (1910), p. 86-99.
eindnoot17.
Broos, Liefde, list en lijden, p. 223, noot 20. Ton Broos veronderstelde dat een zekere Alexander Wackerbaart, die genoemd werd als landschapstekenaar in Rome en daar in 1695 was opgenomen in de schildersbroederschap ‘De Bentvueghels’, een familielid van August ‘Wackerbaart’ zou kunnen zijn, zie: Broos, Tussen zwart en ultramarijn, p 350, noot 53. Het betreft echter een en dezelfde persoon: August Christoph von Wackerbarth werkte sinds 1691 met enige regelmaat in Rome als topografisch tekenaar, tot hij in 1695 werd teruggeroepen naar Dresden, zie: Thieme & Becker, Allgemeines Lexikon, dl. 35, p. 9.
eindnoot18.
Catalogus Leidse fijnschilders uit Dresden, p. 14.
eindnoot19.
Weyerman. Levens-beschryvingen, p. 391.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Jacob Campo Weyerman


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De levensbeschryvingen der Nederlandsche konstschilders en konstschilderessen (4 delen)


auteurs

  • Ben Broos