Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 32 (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 32
Afbeelding van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 32Toon afbeelding van titelpagina van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 32

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.90 MB)

Scans (16.09 MB)

ebook (4.71 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 32

(2009)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

Catharina Rebecca Woesthoven: een kwaadaardig mens?
Dini M. Helmers

Als we op de verhalen af mogen gaan, is er niet veel goeds te ontdekken in het karakter van Catharina Rebecca Woesthoven (1763-1828), de eerste vrouw van de dichter en advocaat Willem Bilderdijk (1756-1831). De hele negentiende en twintigste eeuw door wordt zij in verschillende publicaties, van wetenschappelijke bijdrage tot krantenartikel, afgeschilderd als een vrouw die slachtoffers maakte en het leven van anderen in een hel kon veranderen.

In dit artikel laat ik een aantal met elkaar samenhangende publicaties de revue passeren. Maatgevend voor mijn keuze is of Woesthoven zelf of een gebeurtenis waarin zij een groot aandeel had een prominente rol speelt in de publicatie. Er zijn nog talrijke andere boeken en artikelen waarin zij voorkomt, maar die blijven nu buiten beschouwing. Deze zullen in een ander kader uitgebreid aan de orde komen; zij zullen stellig deel uitmaken van het bronnenmateriaal dat ik zal benutten voor mijn biografie van Catharina Rebecca Woesthoven.Ga naar eind1

Kennismaking

Zoals gezegd, Catharina Rebecca Woesthoven was de eerste vrouw van Willem Bilderdijk, de bekende achttiende-eeuwse dichter en vader van het Reveil.Ga naar eind2 Zelf was zij ook dichter, maar van zeer bescheiden formaat. Catharina Rebecca bracht haar jeugd op diverse plekken in Nederland door. Haar vader, Johannes Woesthoven (1722-1794), was vaandrig in het leger van de Verenigde Nederlanden en hij werd geregeld overgeplaatst. Haar wieg stond in het Friese dorp Dantumawoude. Met haar familie verhuisde zij als peuter naar Holland. Kort daarop stierf haar moeder, Wiepkje Jacobs (?-1766). Het gezin woonde een korte tijd in Oostzanen waar vader Johannes in 1767 in ondertrouw ging met Hendrika Blommendal (1736-?). Hij bracht het uiteindelijk tot majoor en streek met zijn gezin voorgoed in Wageningen neer. Stiefmoeder Hendrika nam de opvoeding van haar stiefdochters Catharina Rebecca en haar oudere zuster Maria Petronella (1760-1830) - zij zou wél een bekende dichteres worden - voortvarend ter hand.Ga naar eind3 De meisjes werden thuis onderwezen in Engels, Frans, Duits, geschiedenis en de letterkunde. Catharina verbleef echter vaak in Den Haag, waarschijnlijk bij haar kinderloze tante Rebecca Luninck - Woesthoven (1718-1785), die haar in haar testament bedacht met 300 gulden en een bijbeltje met gouden knipsloten.Ga naar eind4

In 1784 ontmoette Catharina Willem, die van haar verschijning zo onder de indruk raakte dat hij zijn toenmalige verloofde Anne Luzac (1766-1839), dochter van de bekende Leidse uitgever Elie Luzac, in de steek liet. Woesthoven werd door de dichter Bilderdijk als Odilde bezongen. In de verlovingstijd begon Bilderdijk met het schrijven van vurige gedichten en over en weer stuurden zij innige brieven. Het stel trouwde in juni 1785. Hun eerste dochter Louise Sybille (1785-1832) werd geboren op 8 september 1785.Ga naar eind5 Het huwelijk was dus een ‘moetje’. Zorgvuldig heeft men dit gegeven trachten te verdoezelen, waarbij Bilderdijk zelf een belangrijke rol heeft gespeeld. Hij zette het jaartal 1784 onder het kniegedicht ‘Mijne echtviering’. Vereerders hebben later deze datum dankbaar opgepakt.Ga naar eind6 Louise zou dan keurig binnen het huwelijk verwekt en geboren zijn.

[pagina 17]
[p. 17]
Het huwelijk van Catharina

illustratie
Portret van Catharina Woesthoven door Charles Howard Hodges, ca. 1793 (Bilderdijk Museum, Amsterdam)


en Willem bleek niet onder een gelukkig gesternte te zijn gesloten. Er werden vijf kinderen geboren, van wie er uiteindelijk maar twee, Louise en Elius, de luiers ontgroeiden en volwassen werden. Behalve het verdriet om de vroeg overleden kinderen waren er voortdurend hooglopende ruzies, waarbij Willem zijn handen vaak niet kon thuishouden.Ga naar eind7 Het huwelijk werd vanaf 1793 - de geboorte van het laatste kind, Willem Ursinus - niet meer geconsumeerd en in 1795 kwam aan de onhoudbare situatie een einde omdat Willem Bilderdijk verbannen werd. Als vurig Oranje-aanhanger had hij bij de inval van de Fransen in 1795 de verplichte eed niet willen afleggen, waarop hij binnen acht dagen Holland moest verlaten. Via Duitsland zou hij uiteindelijk in Engeland terecht komen.Ga naar eind8 Catharina bleef achter met zijn enorme schuldenlast, waaraan zij niet kon ontkomen omdat ze in gemeenschap van goederen waren getrouwd.Ga naar eind9 In 1802 werd op haar verzoek de echtscheiding uitgesproken op grond van kwaadwillige verlating en in 1804 ging Woesthoven bij haar demente maar steenrijke achterneef Christiaan Woesthoven wonen. Vanaf die tijd kwam zij in goeden doen. Zij erfde na het overlijden van Christiaan het grote huis aan de Binnen Amstel en een zeer grote som geld. Haar tweede huwelijk met Johan Liebrecht van Westreenen (1774-1855) gesloten in 1809 eindigde al in 1810 in een scheiding van tafel en bed. Hij zou nog wel zijn leven lang de vruchten plukken van haar puissante rijkdom want volgens de scheidingsakte zou hij jaarlijks 2000 gulden alimentatie van haar ontvangen.Ga naar eind10

Catharina Rebecca Woesthoven stierf onverwacht op 1 mei 1828. Zij stond op het punt om te verhuizen naar Wassenaar.

De eerste periode: vlak na de dood van Willem Bilderdijk

Hoewel Bilderdijk tien jaar ouder was dan Woesthoven en naar eigen zeggen altijd ziekelijk en depressief, overleefde hij haar toch nog drie jaar. Onmiddellijk na zijn dood begon de geruchtenstroom over haar onaangename en kille karakter op gang te komen. Natuurlijk wist iedereen wel dat Bilderdijks levenswandel niet door de beugel kon. Al in zijn jonge jaren hield hij een tijdje twee vrouwen aan het lijntje: Anne Luzac en Catharina Rebecca Woesthoven. Pas toen Catharina in verwachting bleek, liet hij Anne vallen.

Zijn gedrag tegenover Catharina tijdens hun huwelijk kon in het geheel de toets der kritiek niet doorstaan. Hij mishandelde haar regelmatig - zelfs toen zij net was beval-

[pagina 18]
[p. 18]

len - en eiste van haar volledige aanhankelijkheid en toewijding. Toen zij bijvoorbeeld hoogzwanger's avonds in haar stoel eens in slaap viel terwijl hij zat te werken, gooide hij een kandelaar naar haar die maar net zijn doel miste. Niet alleen zijn vrouw kreeg klappen, ook de dienstboden moesten regelmatig een veilig heenkomen zoeken of werden midden in de nacht door hem op straat gezet. Kortom, een makkelijk echtgenoot voor Woesthoven was hij niet.

Dat is nog niet alles. Tijdens zijn verblijf in Londen (1796) viel hij als een blok voor Katharina Wilhelmina Schweickhardt (1776-1830), de oudste dochter van de schilder Hendrik Willem Schweickhardt (1746-1797). Ook zij - ongehuwd zijnde - raakte van hem in verwachting. Zij baarde hun eerste kind in juni 1798. Er zouden er nog vele volgen, waarvan de eerste drie geboren werden in de jaren dat Bilderdijk nog wettig getrouwd was met Woesthoven. Vóór de wettige scheiding van 1802 was hij dus een overspeler en omdat een wettig huwelijk met Katharina Wilhelmina nog steeds niet is gevonden, moeten we misschien ook vaststellen dat hij in concubinaat leefde. We zouden hem echter ook als bigamist kunnen bestempelen, want zelf had hij het idee sinds 1797 met Katharina Wilhelmina getrouwd te zijn. In zijn huisbijbel schreef hij op 18 mei van dat jaar:

Anno 1797, die 18 Maji Londeni uxorem accepi nobilissimam virginem Catharinam Gulielminam Schweickhart quam mihi incolumem servet Deus Optimus Maximus!.Ga naar eind11

Wat moesten zijn aanbidders - heiligverklaarders zoals Van Vloten hen zou noemen - aan met deze levenswandel van hun held?Ga naar eind12 Hoe konden zij, die leefden in de tijden van het Reveil - en ook veelal tot die stroming behoorden - in de eeuw die later geboekstaafd werd als het Victoriaanse tijdperk, bekend om zijn overdreven preutsheid, hiermee in het reine komen, deze verklaren en verdedigen?

H.W. Tydeman (1778-1863) huisvriend van Bilderdijk en een van zijn eerste biografen, verdedigde hem twee maanden na zijn dood in een toespraak voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden als volgt:

De zedenleer en de burgerlijke wet mogen dit ontucht en echtbreuk noemen, maar die wet en die zedenleer zijn voor gewone mensen, niet voor den genialen Willem.Ga naar eind13

Hier wordt nog niets gezegd over het aandeel van Catharina, maar dat zal spoedig veranderen.

Isaac da Costa (1798-1860) kende het uitzonderlijke karakter van Bilderdijk uit de eerste hand, want ook hij kwam bij hem over de vloer. Hij kende echter evengoed de innemende schoonheid van Woesthoven, die zij ook nog bezat toen zij al op leeftijd begon te komen. Hij ontmoette haar met enige regelmaat toen hij in zijn jonge jaren samen met haar zoon Elius op het Amsterdams gymnasium zat.Ga naar eind14 Da Costa schreef dat haar zelfstandigheid en eigenzinnige karakter hem niet onbekend waren. Hij begreep Bilderdijk maar al te goed toen deze in het gedicht De Echt (1812) verzuchtte dat zij zijn Lilith was. Lilith was volgens de joodse traditie de eerste vrouw van Adam en net zoals hij gemaakt van stof en niet van plan zich aan hem te onderwerpen.Ga naar eind15

 
Ach, hemel! Vruchtloos lacht de wellust van haar kaken,
 
En vruchtloos strookt zijn hand 't aanminnige gelaat,
 
Of legt haar de offers voor van palmbosch en granaat,
 
Of leidt ze door een beemd van leliën en rozen,
[pagina 19]
[p. 19]
 
En smelt van liefde en lust in 't eerbre minnekozen.
 
De trotsche weigert zich, en slaat zijn gaven af.

Voor Da Costa was het duidelijk dat Bilderdijk hier spreekt over de koele, in zijn ogen frigide Odilde, die ook nog eens zeer eigenwijs was. Bilderdijk zou meer gecharmeerd zijn van een Eva, een volgzame vrouw. Da Costa schreef dat wij niet precies kunnen weten wat zich allemaal heeft afgespeeld, maar volgens hem had Bilderdijk ondanks alles tijdens zijn ballingschap genoeg pogingen ondernomen om Catharina over te halen zich bij hem te voegen. Toen zij geen gehoor gaf aan die verzoeken, zo niet gegronde eisen voor een echtgenoot, kon de ‘rechtsgeleerde dichter’ - Bilderdijk was immers ook advocaat - terecht de huwelijksband als beëindigd beschouwen. Hoewel Da Costa het niet met zoveel woorden schreef, kunnen we tussen de regels door lezen dat hij van mening was, dat Woesthoven het op een scheiding heeft laten aankomen en dat de ‘tweede echt’ van Bilderdijk toelaatbaar was.Ga naar eind16

In 1868 deed J.A. Alberdingk Thijm (1820-1889) een duit in het zakje, met de bedoeling de ‘heilige’ Bilderdijk en zijn volgelingen te ontlasten van de smaad van het verleden. In zijn biografisch artikel ‘Willem Bilderdijk’ omschreef hij Catharina als een schoonheid met een zelfstandig, bijna mannelijk karakter.Ga naar eind17 Volgens deze auteur diende Catharina Woesthoven in juni 1796 een eis tot echtscheiding in bij de rechtbank. Een echtscheiding in 1796 zou Thijm en zijn mede-adepten natuurlijk goed uitkomen, want in 1798 werd het eerste kind van Bilderdijk en Schweickhardt geboren. De diepgelovige auteur zag de dichter door deze scheiding van 1796 gezuiverd van de verdenking van overspel.Ga naar eind18 Als katholiek haastte Thijm zich natuurlijk te zeggen dat voor katholieken een ontbinding van een huwelijk ten strengste veroordeeld moest worden, maar het werd Bilderdijk aangedaan door Woesthoven. Bilderdijk kon hij vrijpleiten, en in ‘het deugdzaam en beminnelijk meisjen’ - Katharina Wilhelmina Schweickhardt -, dat al ‘de vertrouweling was van de smarten des onbegrepen en kwalijk bejegenden echtgenoot van Odilde’ zag Thijm de hand van de Voorzienigheid die reeds een balsem voor het verdriet van Bilderdijk klaar had staan. Alle schuld werd zo in de schoenen van Catharina geschoven.

Deze periode wil ik afsluiten met de inbreng van J. van Vloten (1818-1883). In zijn Bloemlezing uit de dichtwerken van Mr. Bilderdijk bracht hij de eerste nuances aan in de vermeende schuld van Catharina aan de mislukking van het huwelijk.Ga naar eind19 Tussen de gedichten door schreef Van Vloten korte biografische aantekeningen, waarin hij de mens Bilderdijk in al zijn eigenaardigheden schetste. Hij liet weinig heel van die mens en noemde hem een ‘levend bedrog’. Bilderdijk verzon niet alleen een wettig huwelijk, gesloten in 1797 in Londen met Katharina Wilhelmina, maar ook een echtscheiding in 1796. Als bewijs had Bilderdijk het afschrift gebruikt dat hij een notaris in Brunswijk, waar hij inmiddels woonde, in 1803 had laten maken.Ga naar eind20 Van deze stukken zouden Bilderdijks aanhangers dankbaar gebruik hebben gemaakt om hem vrij te pleiten, maar vooral om de schuld te leggen bij zijn eerste vrouw. Volgens Van Vloten echter zijn al die stukken onjuist geïnterpreteerd of op valse gronden opgemaakt.Ga naar eind21

In zijn bloemlezing gaat Van Vloten verder vooral in op het voortdurende gelamenteer van Bilderdijk over bijvoorbeeld zijn situatie in Brunswijk en op zijn buitengewone kleinzieligheid. Hij wijst fijntjes op het feit dat Katharina Wilhelmina van haar eerste drie kinderen altijd in andere plaatsen dan in haar en Bilderdijks woning in Brunswijk moest bevallen en dat pas het vierde kind, dat ter wereld kwam na de echte echtscheiding van 1802, in huiselijke kring geboren mocht worden.Ga naar eind22 Deze feiten zijn volgens Van Vloten een bewijs dat de dichter zelf niet zo overtuigd was van de deugdelijkheid van de echtscheiding uit 1796. Veel van wat Van Vloten te berde brengt, dankte hij aan het

[pagina 20]
[p. 20]

onderzoek van J.J.F. Wap (1806-1880). Wap was bevriend geweest met Bilderdijk en wist veel uit de eerste hand.Ga naar eind23

1873: uitgave Eerste huwelijk

Met de Bloemlezing had Van Vloten nog niet het idee klaar te zijn met Bilderdijk. Het kwam hem dan ook bijzonder van pas dat de aangetrouwde kleinzoon van Catharina, Johannes Cornelis ten Brummeler Andriesse (1809-1889), echtgenoot van Christina Wijnanda Burckhart (1811-1870), persoonlijke brieven van het gezin Bilderdijk wilde uitgeven. De brieven van Catharina waren via H.W. Tydeman bij haar dochter Louise Sybille terecht gekomen. Vervolgens waren deze brieven en andere persoonlijke brieven in het bezit gekomen van Christina Wijnanda en haar zuster Johanna Emilia (1814-1872), de oudste dochters van Louise Sybille. Pas na het overlijden van de beide vrouwen kon Ten Brummeler Andriesse de brieven aan de openbaarheid prijsgeven, want de zusters hadden er nooit in toegestemd.Ga naar eind24 In de Nederlandsche Spectator van 1872 kondigde Van Vloten de uitgave aan, die volgens hem duidelijk zou maken dat Bilderdijks ‘huwelijksliefde grotendeels een samenstel van zinnelijke driften en zelfvergoding was’. Hieruit zou te verklaren zijn dat hoewel Catharina Rebecca bewondering had voor de geest van haar echtgenoot, zij zich toch niet aan zijn grillen kon en wilde overgeven. Zij was simpelweg niet gedwee genoeg. De tweede mevrouw Bilderdijk had zich wel als een ‘voetwisch’ laten gebruiken.Ga naar eind25

In 1873 verscheen Mr. W. Bilderdijk's eerste huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807).Ga naar eind26 Van Vloten zag in de uitgave van deze brieven een mogelijkheid Catharina Rebecca te rehabiliteren, maar meer nog een uitgelezen kans om Bilderdijk de definitieve doodsteek toe te brengen. Hij zou zich daarbij volgens vele auteurs uit het andere kamp niet hebben ontzien om onwenselijke passages uit de brieven weg te laten.Ga naar eind27 Ook in dit boek volgde hij zijn eerdere stramien: door korte stukjes tekst tussen het materiaal - in dit geval de brieven - te voegen reeg hij de loop van de ontwikkelingen aaneen. En weer kwam hij tot de slotsom dat Bilderdijk zich onkies, onoprecht en bedrieglijk had gedragen tegenover zijn eerste vrouw, die door Van Vloten toch vooral als een slachtoffer werd neergezet. De aangetrouwde kleinzoon, Ten Brummeler Andriesse schreef in zijn woord vooraf dat hij het doel had om ‘eene bijdrage te leveren tot eene onpartijdige karakterbeschouwing van Mr. Willem Bilderdijk’.Ga naar eind28

Het is te begrijpen dat het boek veel stof deed opwaaien omdat het zo onverholen partij koos voor Catharina en Willem in een zeer kwaad daglicht plaatste. Er volgden dan ook vele reacties in elke denkbare vorm en van verschillende kwaliteit. De redactie van De Gids achtte het nodig om bij het artikel van Alberdingk Thijm uit 1876, ‘De eer eens grooten meesters’ in een noot te vermelden dat: ‘Onze lezers zullen het beämen, dat, wat Bilderdijk betreft, het “hoort- en wederhoort” niet te vergeefs kan worden ingeroepen’.Ga naar eind29 Zoals ik hieronder laat zien heeft De Gids ruim de gelegenheid geboden om voor- en tegenstanders aan het woord te laten.Ga naar eind30

De eerste reactie kwam van P.J. Veth (1814-1895) in de vorm van een boekbespreking getiteld Odilde, die in De Gids van 1873 werd geplaatst.Ga naar eind31 Veth wierp allereerst de vraag op of tegenspoeden wel zo nuttig zijn voor een mens. Als Bilderdijk in zijn jeugd meer frisse lucht had gehad en gespeeld en geravot met vriendjes, dan was hij misschien ‘minder kwaadsappig, minder humeurig’ geweest en had hij de wereld minder ‘met een verkleurd glas’ bekeken. Veth las de brieven aandachtig en kwam tot de slotsom dat vooral Bilderdijk schuldig was geweest aan het ongelukkige huwelijk. Catharina was dan misschien wel een koele vrouw geweest, maar dat haar houding was een logische reactie op haar tirannieke echtgenoot, die zich in zijn ballingschap niet ontzag haar constant

[pagina 21]
[p. 21]

valse blijken van aanhankelijkheid te sturen. De uitgave van Van Vloten moest volgens Veth gezien worden als een welkome aanvulling op het boek van Da Costa, De mensch en de dichter Willem Bilderdijk. Deze auteur had verzuimd de persoonlijke brieven te gebruiken en was daarom tot een partijdig standpunt gekomen over de karakters van Bilderdijk en Woesthoven, aldus Veth. Die kritiek kan terecht zijn geweest, omdat aanvankelijk de persoonlijke brieven in handen waren van Tydeman. Da Costa moet door hun vriendschap toegang gehad hebben tot dit materiaal.Ga naar eind32

Ook Alberdingk Thijm klom weer in de pen. In zijn artikel ‘De eer eens grooten meesters’ - eveneens verschenen in De Gids - bleef hij pal achter Bilderdijk staan.Ga naar eind33 Het artikel gaat aanvankelijk over de discussie over spellingsvraagstukken en etymologische kwesties waar Bilderdijk zich met zijn eigen visie in had gemengd. Er was na Van Vlotens Eerste huwelijk opnieuw een kwestie gevonden om Bilderdijk neer te sabelen, moest Thijm tot zijn spijt constateren. De filoloog Antonius van der Linde (1833-1897) veegde in een artikel in De Nederlandsche Spectator van 1876 de vloer aan met Bilderdijks opvattingen, en Thijm sprong voor de dichter in de bres.Ga naar eind34 Halverwege het artikel ging Thijm echter op een onnavolgbare manier opeens weer over op de ontrouw van Odilde, maar niet voordat hij ook Chloë (Anne Luzac) er van langs had gegeven. Zij zou met haar goede hart en schoonheid Bilderdijk misleid hebben. Uit haar brieven - ook uitgegeven in Eerste huwelijk - bleek namelijk, volgens Thijm, dat zij weinig ontwikkeling had, geen fijngevoeligheid bezat en ook niet scherpzinnig was. Kortom, geen partij voor het genie Bilderdijk.

Odilde zou de dichter geheel in haar macht hebben gehad en hij zou met zijn ‘onbedorven gemoed en onmisbruikte lichaam’ als een slaaf aan haar blikken hebben gehangen. Odilde zou al weer snel op hem zijn uitgekeken. De verhalen over de jaren waarin Bilderdijk zijn vrouw zwaar mishandelde, waren volgens Thijm zwaar overdreven Hij vroeg zich zelfs af of de relatie tussen Catharina en de advocaat Johannes van der Linden (1756-1835) - ook vriend van Bilderdijk - bij wie zij soms een veilig heenkomen zocht wel zo zuiver was.Ga naar eind35 Intussen twijfelde Thijm wel aan het bestaan van een scheiding in 1796, waar hij in zijn eerdere artikel nog zo trots melding van had gemaakt.Ga naar eind36 Echter een vrouw die haar man niet volgt, doet afstand van hem en in die zin was Bilderdijk wel weer ontheven van zijn echtelijke plicht en gerechtigd een nieuwe relatie aan te gaan.

De volgende reactie kwam van Conrad Busken Huet (1826-1886). Hij schreef een zeer uitvoerige boekbespreking met vele en lange citaten uit de brieven in zijn eigen Litterarische fantasiën en kritieken.Ga naar eind37 Op het eerste gezicht lijkt Huet een genuanceerd beeld van de relatie tussen Willem Bilderdijk en Catharina Rebecca Woesthoven neer te willen zetten. Hij schreef al meteen in een van de eerste zinnen dat nu niemand meer kan ontkennen dat Bilderdijk zich aan echtbreuk heeft schuldig gemaakt. Ook noemde hij het laster wat Bilderdijk over Woesthoven schreef naar aanleiding van de dood van hun zoon Elius: zij zou nu wel tevreden zijn.Ga naar eind38 Maar Huet was er ook van overtuigd dat Catharina geen engel was geweest. Het huwelijk was voor hen beiden een hel geworden en uit de brieven kwam duidelijk naar voren dat de ballingschap als een zegen kwam. Uit de brieven blijkt voorts, aldus Huet, dat Bilderdijk een alledaagse man is geweest met erg veel zelfmedelijden - klaagliederen over zijn slechte gezondheid en hulpbehoevendheid zijn niet van de lucht in zijn brieven - en iemand die tegelijkertijd erg met zichzelf was ingenomen. Hij heeft weinig moeite gedaan om Catharina en de kinderen te onderhouden toen hij in den vreemde was. In feite moeten wij tot de slotsom komen, aldus Huet, dat aan het huwelijk een noodlottig feit ten grondslag lag: de voorhuwelijkse conceptie. Dit had Chloë - Anne Luzac - ook kunnen overkomen, maar zij bezat meer zelfbeheersing dan Odilde - Catharina Rebecca - waardoor de uiteindelijke beoordeling

[pagina 22]
[p. 22]

van Huet ten nadele van de laatste uitviel. Zij heeft hem, de dichter, aangemoedigd om haar op ‘onvoegzame’ uren te bezoeken en zij had haast, meende Huet. Bij een langdurige verloving zou haar ware aard naar voren zijn gekomen en had Bilderdijk ontdekt dat zij een koele vrouw was, niet gediend van liefkozingen en vooral uit op mooie kleding en een voornaam leven. In het begin van zijn artikel liet Huet al weten dat de tweede man van Catharina het slechts vier jaar - in werkelijkheid één jaar - bij haar had uitgehouden. In feite was deze man een slapjanus, want hij liet zich na de scheiding door Catharina onderhouden. Bilderdijk was ‘after all’ een vent, hij voorzag met lesgeven in zijn eigen levensonderhoud. Kortom, hij had zich dan wel niet zo best gedragen en bleek in zijn persoonlijk leven een kleinzielige man en niet het grote genie dat hij als dichter wel was, het eindoordeel kon toch ten faveure van hem uitvallen.

Einde van de negentiende eeuw: een ander slachtoffer

Aan het einde van de negentiende eeuw ging men het over een andere boeg gooien. Niet langer stond het ‘Eerste huwelijk’ centraal. Men had een andere reden gevonden om met modder te gooien naar Catharina: haar omgang met de dichter Jan Willem Kumpel (1757-1826).

Kumpel was een studievriend van Bilderdijk en een persoon die voortdurend opdook in het leven van het echtpaar. Hij had onder meer een huwelijksgedicht geschreven toen het paar trouwde. Zelf was hij een brekebeen, die overal door onhandige publicaties en schulden in de gevangenis belandde of in gijzeling werd opgesloten.Ga naar eind39 In 1802 was hij weer eens terug in Amsterdam en kwam opnieuw in contact met Catharina. Zij sloot - alweer volgens de verhalen - een overeenkomst met hem. Kumpel zou haar persoonlijk secretaris worden en ook gedichten maken, waar vervolgens haar naam onder zou komen te staan, met andere woorden hij zou haar ghostwriter worden. In ruil daarvoor zou Woesthoven zijn schulden afbetalen en hem een jaargeld geven. Zij kon dat alles beloven, omdat zij een grote erfenis in het verschiet zag liggen. Het is hier niet de plaats om uitvoerig op deze zaak in te gaan, maar een en ander verliep niet zoals verwacht en Kumpel belandde opnieuw in de gijzeling en zou in de krochten van het Amsterdamse stadhuis en later in het Werkhuis langzaam wegkwijnen.Ga naar eind40

Aan het einde van de negentiende eeuw greep men deze kwestie aan om over het boosaardige karakter van Catharina Woesthoven te fulmineren. In 1897 schreef zowel J.F.M. Sterck (1859-1941) als R. Fruin (1823-1899) een vernietigend artikel, waarbij Fruin de kroon spande in de keuze van zijn titel: ‘Mevrouw Bilderdijk-Woesthoven en haar slachtoffer’.Ga naar eind41 Catharina zou de ‘arme’ Kumpel in juni 1808 in het Werkhuis hebben doen belanden. Zij had dat niet zelf gedaan, maar handlangers het karwei laten klaren. In de loop van de jaren had zij dat weten vol te houden en steeds loopjongens gevonden om Kumpel veilig achter slot en grendel te houden. Daardoor kon het gebeuren dat Kumpel tot verbazing van regent mr. Hugo de Wildt in 1821 nog steeds in het Werkhuis zat, waarna hij prompt vrijkwam. Al met al had hij dertien jaar gijzeling erop zitten.

Volgens Sterck was dit allemaal te wijten aan het nietsontziende karakter van Woesthoven. Kumpel zou er namelijk achter zijn gekomen dat Catharina op een oneerlijke manier zo rijk was geworden. Zij zou het testament van haar demente achterneef hebben weten te wijzigen ten gunste van haarzelf. En toen zij er achterkwam dat Kumpel dat wel eens aan de grote klok zou kunnen gaan hangen, had zij geheel in haar stijl, aldus Sterck, korte metten met hem gemaakt en hem op grond van een onbenullige huurschuld in gijzeling doen nemen. Voor Sterck klopte dit gedrag volkomen met haar houding tegenover Bilderdijk. Zij was hard, koud, ijdeltuitig en op geld belust. Sterck zag in de beschrijving van de ‘affaire’ Kumpel een uitgelezen mogelijkheid om

[pagina 23]
[p. 23]

het blazoen van Willem Bilderdijk weer wat op te poetsen. Hij mocht zich dan slecht hebben gedragen tegenover zijn vrouw, maar haar handelwijze in deze kwestie maakte duidelijk dat zijn gedrag volkomen verklaarbaar was uit haar grote en onverbeterlijke karakterfouten. En passant haalde Sterck ook uit naar Van Vloten die door passages uit brieven weg te laten Bilderdijk ten onrechte de schuld van het huwelijksdrama in de schoenen had geschoven.

In hetzelfde jaar 1897 schreef ook Fruin een artikel over de ‘affaire Kumpel’. Hij liet geen spaan heel van Woesthoven zoals wij uit de titel al kunnen opmaken. Fruin wilde niet ingaan op de verdiensten van Kumpel - die vond hij van dien aard dat hij er zijn lezers niet mee wilde bezighouden - maar desondanks wilde hij ervoor zorgen dat Kumpel aan de vergetelheid werd ontrukt; niet alleen omdat hem zo'n lijden was aangedaan door ‘Bilderdijk's Odilde’, maar ook omdat hij als historicus het verschijnsel gijzeling nog eens aan de orde wilde stellen. Fruin had al door het lezen van het kritische artikel dat Busken Huet over Van Vlotens Eerste huwelijk had geschreven een idee gekregen van het karakter van Woesthoven, dat volgens hem heerszuchtig, onvrouwelijk en hardvochtig zou zijn. Huet was echter nog niet op de hoogte geweest van wat Kumpel te verduren had gehad. Er was weliswaar al in 1854 in de Navorscher een artikel van de hand van W.J.C. van Hasselt (1795-1864) verschenen over Kumpel in gijzeling, maar deze auteur had verzwegen wie de wraakgierige rijke dame was.Ga naar eind42 Fruin was dat wel ter ore gekomen. Hij kon zo de verhalen van auteurs als Da Costa en Huet onderstrepen.

Fruin en Sterck konden het goed met elkaar vinden in hun kritiek op Catharina Rebecca. In hun briefwisseling naar aanleiding van hun beider artikelen vinden we de volgende passage die een mooi beeld geeft van hoe men de argumenten verzamelde.

U zegt, zij was niet zinnelijk van aard, ik heb steeds den indruk gehad van het tegendeel. Men heeft het door Van Vloten uitgegeven pastel portret maar aan te zien om Odilde niet juist van overdreven ingetogenheid te verdenken. Bilderdijk moge haar later verwijten dat zij koel bleef voor zijne liefkozingen, maar voor haar huwelijk was zij dat allerminst dat is bekend. En de erotica die zij zich door B[ilderdijk] liet opdragen (al zette hij er ook ‘Ingetogenheid’ boven) zijn juist geen heiligen legenden. Mij dunkt er zijn verschillende feiten aan te voeren die bewijzen dat Kumpel wel wat meer voor haar is geweest dan een platonisch lijfdichter!Ga naar eind43

Sterck schreef deze passage. Hij heeft enige invloed op Fruin gehad, want er zijn enkele aanpassingen te ontdekken in de versie van Fruins ‘Mevrouw Bilderdijk-Woesthoven en haar slachtoffer’ zoals die 1902 in zijn Verspreide geschriften is gepubliceerd.Ga naar eind44

Het gedenkjaar 1906

In 1906 werd er een grote tentoonstelling gehouden ter gelegenheid van de honderdvijftigste geboortedag van Bilderdijk. Onder auspiciën van de Bilderdijk Commissie verscheen er een vuistdik boek met artikelen van vele auteurs. Alle facetten van het genie Bilderdijk passeren de revue: de genealogie, de familie, Bilderdijk als historicus, als taalgeleerde, als advocaat, zijn opvattingen over het toneel, zijn kennis van de geneeskunde enzovoort.Ga naar eind45 Ook Catharina Rebecca figureert in deze artikelen zij het alleen in de hoofdstukken over de genealogie en de familie en in een bijdrage van Sterck met de titel: ‘Hoe was Bilderdijk’. Natuurlijk komt aan de orde dat Bilderdijk, alias de Heer van Teisterbant, had uitgevonden dat ook zij uit een voorname familie stamde. Zij zou zelfs verwant zijn aan de Schotse koning Jacobus I en aan de graven van Aboyne, Sutherland en Aberdeen.Ga naar eind46

[pagina 24]
[p. 24]

Bij de opening van de tentoonstelling op 2 oktober 1906 hield Sterck een speech. Het was een lofzang op de grootsheid van Bilderdijk, die in ongeveer alle disciplines excelleerde: hij beheerste een ongekend aantal talen, oude - Sanskriet, Oud Perzisch, Latijn en ga zo maar door - en nieuwe als Spaans, Italiaans, Frans, en zelfs IJslands. Hij kon schilderen en tekenen, had verstand van medicijnen en was een kundig advocaat. Catharina Rebecca werd niet met name genoemd, maar in Londen werd het volgens Sterck wel weer lente voor de dichter die verkleumd was door zijn moeilijk en liefdeloos huishouden in de jaren daarvoor. Een goed verstaander had ongetwijfeld maar een half woord nodig. Het was immers met Catharina dat Bilderdijk zijn jaren voor zijn veertigste doorbracht.

Sterck werkte zijn toespraak later uit tot een artikel.Ga naar eind47 In de uitvoerige aantekeningen die hij daaraan toevoegde figureert Catharina weer wel uitgebreid. Met name het al dan niet bestaan van de eerste scheiding (1796) en de echtscheiding van 1802 neemt hij gedetailleerd onder de loep. Sterck had ook nog enkele punten op zijn lijstje staan die naar zijn idee in het verleden te weinig waren belicht. Als nummer één noemde hij het feit dat nog nooit iemand de moeite had genomen om de trouwboeken in Londen te onderzoeken.Ga naar eind48 Een echt onderzoek naar de scheiding van 1796 was volgens hem ook nog nooit gedaan. Sterck ging zover dat hij veronderstelde dat zulks ook wel eens onmogelijk zou kunnen zijn omdat de vijanden van Bilderdijk de minuten verdonkeremaand zouden kunnen hebben. Of, dat in de rommelige revolutionaire periode en de Franse tijd de stukken van de orangist Bilderdijk minder zorgvuldig behandeld zouden zijn. Immers de minuten behorende bij de tweede scheiding van Woesthoven - uitgesproken in 1810, dus in de Franse tijd - waren ook niet terug te vinden in de archieven zoals Sterck had vernomen van de genealoog Wildeman.Ga naar eind49 Dat die scheiding wél is uitgesproken wist men uit de familiepapieren van Catharina die Sterck in had kunnen zien. Kortom, Bilderdijk was weer het slachtoffer. Hij zou volgens Sterck met enig leedvermaak van de tweede scheiding van zijn eerste vrouw kennis hebben genomen. Die zou een kleine genoegdoening zijn geweest voor het feit dat hij bij zijn terugkomst in 1806 in Nederland zich van alles verstoken zag, terwijl zij zich als een rijke dame in het voorname huis aan de Binnen Amstel had geïnstalleerd.

Wat de echtscheiding van 1802 betreft achtte Sterck het nodig er op te wijzen dat alleen getuigen van Woesthoven door de rechter waren gehoord. Zij was daaruit volgens Sterck naar voren gekomen als een toegevende en zachtaardige vrouw. Hij kon het niet nalaten om te wijzen op de kwestie Kumpel, waaruit de ware aard van Catharina zou blijken. Met niets ontziende daadkracht had zij er voor gezorgd dat Kumpel in het cachot kwam, hem daarmee voorgoed monddood makende.

De twintigste eeuw

In deze eeuw verschijnen met enige regelmaat artikelen die direct of indirect ingaan op het karakter van Catharina Rebecca Woesthoven. Over het algemeen brengen zij niets nieuws naar voren. Het kwaadspreken over haar schijnt over het hoogtepunt heen te zijn. Wel zijn enkele artikelen te vinden waarvan de titel een gebrek aan kritische zin verraadt ten aanzien van de negentiende-eeuwse overlevering.

In de jaren dertig maakte men zich druk over het verschijnsel ‘gijzeling’. De kwestie Kumpel was een mooi voorbeeld om de afschrikwekkende kanten daarvan te laten zien en een pakkende titel doet het dan altijd goed. Zo verscheen in 1937 in Het Vaderland een artikel van D.S.v.Z. getiteld: ‘Dertien jaren in gijzeling. De wraak eener vrouw’.Ga naar eind50 Hierin wordt Catharina opnieuw afgeschilderd als een niets ontziende dame die zich op ongeoorloofde manier meester had gemaakt van een erfenis en haar beloften aan

[pagina 25]
[p. 25]

Kumpel niet was nagekomen. Hoewel de auteur zegt Fruin, Sterck maar ook Van Vloten te hebben gelezen, vinden we alleen verwijzingen naar het artikel van Fruin terug.

De NRC publiceerde op 16 april 1983 een artikel van de hand van Boudewijn Büch, die natuurlijk altijd goed was in overdrijven, met de titel ‘De hel van Kumpel’. Veelzeggend plaatste hij er een ‘I’ achter.Ga naar eind51 Met pathetische superlatieven schildert Büch vooral het leven van Kumpel. De hel waarin Kumpel na al zijn misère die hij veelal aan zijn eigen stommiteiten en overmoed te danken had, terecht kwam, was toch vooral het werk van Woesthoven. Was Bilderdijk nog zo slim door de scheiding de dans te ontspringen, Kumpel, zo schreef Büch, moest ‘de kelk tot de bodem uitdrinken’. Van een vervolg is het nooit meer gekomen en iets nieuws vertelt de schrijver ons ook niet.

Niet onvermeld mag blijven het proefschrift van J. Bosch uit 1955, getiteld Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling.Ga naar eind52 Het boek is een aanvulling op de brievenuitgave Eerste huwelijk. Vele brieven worden dan ook niet opnieuw gepubliceerd, maar wel met annotaties aangevuld. Bosch schreef een uitvoerige inleiding waarin hij vooral uithaalt naar Van Vloten en Ten Brummeler Andriesse en hun uitgave van de brieven hekelt. Opmerkelijk is dat hij de artikelen van Sterck en Fruin uit 1897 op geen enkele manier bekritiseert. Daarmee geeft hij te kennen dat hij het eens is met hun visie op Catharina Rebecca. Dat lezen we ook terug in de annotaties bij de brieven. Kumpel zou in de netten van Catharina verstrikt zijn geraakt en zij had hem met een list laten opsluiten en zou haar prooi pas jaren later loslaten.Ga naar eind53 Dergelijke zinsconstructies verraden de visie van Bosch op haar karakter en handelen.

Slot

Op 3 september 2007 verscheen in de NRC in het kader van de ‘anti-canon’-reeks een kort artikeltje over Catharina Rebecca Woesthoven van de hand van Barber van de Pol, onder de titel ‘De eigen wonderstem’.Ga naar eind54 Van de Pol probeert een wat genuanceerd beeld te geven en zich op zijn minst af te vragen of Woesthoven misschien toch wel kon dichten, of ze misschien gewoon een handige zakenvrouw is geweest.

Na dit artikel is het voorlopig weer even stil. Zou het vuilspuiten, klakkeloos na- en overschrijven nu gestopt zijn? Er zijn weinig pogingen gedaan om een genuanceerd oordeel over Catharina Rebecca Woesthoven te vormen. Dat men er goed aan zou doen om zich eens serieus te verdiepen in haar karakter was wel al eerder opgemerkt. Sterck schreef in zijn artikel van 1897 dat het ‘aan kennis van het karakter en den aard van Odilde ontbreekt’ en Kollewijn schreef ‘om juist te kunnen beoordeelen aan wie de grootste schuld gelegen heeft van de verwijdering tusschen Bilderdijk en zijne vrouw, zouden wij beter op de hoogte moeten zijn van het karakter van laatstgenoemde’.Ga naar eind55 Bij deze opmerkingen is het gebleven.

Het wordt dus hoog tijd om een serieuze poging te ondernemen meer kennis van en inzicht in het karakter en het leven van Catharina Rebecca Woesthoven te verkrijgen. Zij lijkt mij een interessante persoonlijkheid. Zij wilde zich niet neerleggen bij de eisen van haar man, wilde zich niet zomaar aan hem onderwerpen alleen omdat zij zijn echtgenote was en het lukte haar na zijn verdwijning zich in het leven staande te houden. Zij lijkt op de hoogte te zijn geweest van het huwelijksrecht - zij trouwde de tweede keer op huwelijkse voorwaarden - en het erfrecht. Zij heeft de enorme schuldenlast van Bilderdijk weten af te lossen, weliswaar met veel hulp, maar het ziet er naar uit dat zij daarbij niet als een bange wezel in een hoekje heeft gezeten. Hoe zij verder als persoon gekarakteriseerd moet of kan worden zal nog veel onderzoek vergen. Om te beginnen moet het vuil opgeruimd worden waaronder zij bedolven is. Dit artikel is daartoe een eerste aanzet.

eind1
Zie voor andere publicaties over Catharina Rebecca Woesthoven van mijn hand: Dini Helmers, ‘Echt of onecht; besluiteloos of spelen op zeker? De echtscheiding van Catharina Rebecca Woesthoven en Willem Bilderdijk’, in: Het Bilderdijk-Museu, Mededelingenblad van de Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum’, 22, 2005, p. 1-13; Dini Helmers, ‘Willem Bilderdijk: een idool ontmaskerd als overspeler en vervalser’, in: Joris van Eijnatten, Fred van Lieburg en Hans de Waardt (red.), Heiligen of helden. Opstellen voor Willem Frijhoff (Amsterdam 2007), p. 277-289.

eind2
Zie het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/DVN) voor het lemma van Catharina Rebecca Woesthoven.
eind3
Zie het Digitaal Vrouwenlexicon voor het lemma van Maria Petronella Woesthoven.
eind4
Gemeente Archief Den Haag (gadh) inv. 3912, notaris Hendrik van der Ven, akte 123, 25 oktober 1776.
eind5
Zie het Digitaal Vrouwenlexicon (noot 2) voor het lemma van Louise Sybille Bilderdijk.
eind6
I. da Costa, De mensch en de dichter Willem Bilderdijk, eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften (Haarlem 1859), p. 47. Zie ook J.A. Alberdingk Thijm, ‘Willem Bilderdijk’, in: Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken (1868), gebruikt is hier een overdruk, aldaar p. 13. Thijm wijzigt niet alleen het jaar maar ook de datum om aan te kunnen tonen dat Bilderdijk een zwak had voor de 19e van de maand. Zie ook: P.J. Veth, ‘Odilde’, in: De Gids (1873), p. 571-590, aldaar p. 578.
eind7
Zie hierover mijn artikel ‘Echt of onecht’.
eind8
Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op de kwestie van de verbanning van Bilderdijk. Hij had onder de eedaflegging uit kunnen komen, als hij zijn rekest in minder kwetsende bewoordingen had opgesteld. Het is tot nu toe nog steeds de vraag of hij bewust heeft aangestuurd op de verbanning omdat hij zijn schuldeisers wilde ontlopen en aan zijn onhoudbare huwelijk wilde ontkomen. Zie R.A. Kollewijn, Bilderdijk, zijn leven en werken, 2 delen (Amsterdam 1891), p. 220 e.v. Zie ook W. van der Zwaag, Willem Bilderdijk, vader van het Réveil (Houten 1991), p. 44 e.v. en Sjoerd Faber en René Lombarts, ‘Een rechtshistorische uiteenzetting over de uitzetting van Willem Bilderdijk in 1795’, in: De Achttiende Eeuw, 38 (2006) 2, p. 115-122.
eind9
J.C. ten Brummeler Andriesse en J. van Vloten (red.), Mr. W. Bilderdijk's eerste huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807) (Leiden 1873), brief 131 p. 176. Catharina verzuchtte: ‘Had ik nu een huwelijksche voorwaarden gehad, dan konde ik anders handelen’. Bij haar tweede huwelijk, inmiddels een rijke vrouw geworden, liet zij uitgebreide huwelijkse voorwaarden vastleggen.
eind10
Stadsarchief Amsterdam, notaris Everard C. Bondt, inv.nr. 5075, nr. 18754, akte 234, 21 april 1810.

eind11
‘Uxorem accepi (ik heb eene vrouw gekregen)’ schreef Bilderdijk op de dag dat Jacques Texier Rietveld - een neef van Catharina Rebecca - in het huwelijk trad met Christine Wilhelmina, een jongere zuster van Katharina Wilhelmina Schweickhardt in Londen. Willem Bilderdijk trad op als getuige. Citaat overgenomen uit: J.F.M. Sterck, ‘Toespraak bij de opening der Bilderdijk-tentoonstelling’, in: Van onzen tijd (1906), p. 19-31, aldaar p. 27.
eind12
J. van Vloten (ed.), Bloemlezing uit de dichtwerken van mr. Willem Bilderdijk, naar tijdsorde gerangschikt en in verband gebracht met zijn leven en brieven (Leiden, Deventer 1869), p. 130.
eind13
Geciteerd bij: P. Geyl, ‘Een eeuw strijd om Bilderdijk (1956)’, in: P. Geyl, Van Bilderdijk tot Huizinga. Historische toetsingen (Utrecht 1963), p. 7-81, aldaar p. 10. Hoewel dit artikel niet met dat doel is geschreven, staat hierin en passant veel over Catharina Rebecca Woesthoven.
eind14
Da Costa, De mensch en de dichter, p. 49.
eind15
Joris van Eijnatten, Hogere sferen: de ideeënwereld van Willem Bilderdijk (1756-1831) (Hilversum 1998), p. 212-213. Zie voor het gedicht: I. da Costa (red.), De dichtwerken van Bilderdijk (Haarlem 1856-1859), 15 delen; aldaar deel vii, p. 125-141.
eind16
Da Costa, De mensch en de dichter, p. 128.
eind17
J.A. Alberdingk Thijm, ‘Willem Bilderdijk’, p. 14.
eind18
Zie over de vermeende echtscheiding van 1796 mijn artikel in het Mededelingenblad van de Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum, genoemd in noot 1.
eind19
Zie noot 11.
eind20
Zie voor een transcriptie van dit stuk Helmers, ‘Echt of onecht’, p. 11.
eind21
Van Vloten, Bloemlezing, p. 130.
eind22
Van Vloten, Bloemlezing, p. 150.
eind23
Hij had onder meer de begrafenis van Bilderdijk bekostigd. Zie P.J. Blok en P.C. Molhuijsen, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (Leiden 1911-1937), deel 5 (1921) p. 1095-1097. Wap zou later zijn biografie van Bilderdijk publiceren: J.J.F. Wap, Bilderdijk: eene bijdrage tot zijn leven en werken (Leiden 1874).

eind24
Zie hierover uitvoerig J. Bosch, Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling, aanvullende uitgave, eerste deel: 1772-1794 (Wageningen 1955), inleiding.
eind25
J. van Vloten, ‘Mevrouw van Heusden’, in: De Nederlandsche Spectator (1872), nr. 42, p. 332-333. aldaar p. 333.
eind26
Zie noot 8.
eind27
Ik zou een tweede artikel vol kunnen schrijven over de reacties die hier weer op zijn gevolgd. Bosch noemde hem bijvoorbeeld de ‘handlanger’ van Ten Brummeler Andriesse. Zie: Bosch, Mr. W. Bilderdijk's Briefwisseling, p. lv. Zie ook J.F.M. Sterck, ‘Vrouwe Bilderdijk (Odilde) en Mr. Jan Willem Kumpel’, in: Amsterdamsch Jaarboekje (1897), p. 107-127, aldaar p. 126. Ik moet nog onderzoeken of de verwijten op waarheid berusten.
eind28
J.C. ten Brummeler Andriesse (ed.), Eerste huwelijk, p.v.
eind29
J.A. Alberdingk Thijm, ‘De eer eens grooten meesters’, in: De Gids (1876), p. 305-325.
eind30
Ook in andere artikelen in De Gids noemt men Catharina en haar relatie met Bilderdijk, maar daar komt de kwestie Eerste huwelijk minder prominent aan de orde. Zie: A. Pierson, ‘Oudere tijdgenooten, Bilderdijk een der vaders van het Réveil’, in: De Gids (1886), p. 397-453. R.A. Kollewijn, ‘Bilderdijk's karakter. Bilderdijk, lotgenoot van Multatuli. Eene studie door Dr. Jan Te Winkel, Haarlem 1890’, in: De Gids (1890), p. 75-99.
eind31
Veth, ‘Odilde’.
eind32
Bosch betwijfelde of Da Costa wel op de hoogte geweest is van de brieven die Louise Sybille geërfd had. En als hij er wel van wist dan veronderstelde Bosch dat Da Costa naar de familie-intimiteiten geen onderzoek wilde doen. Zie Mr. Willem Bilderdijk's briefwisseling, p. xliv.
eind33
J.A. Alberdingk Thijm, ‘De eer’.
eind34
Antonius van der Linde in: De Nederlandsche Spectator (1876), 5 en 12 februari en 18 maart.
eind35
Thijm, ‘De eer’, p. 319. Johannes van der Linden, advocaat en later een bekende rechter, moet niet verward worden met de Van der Linde uit de vorige noot.
eind36
Thijm, ‘Willem Bilderdijk’.
eind37
Cd. Busken Huet, ‘Mr. W. Bilderdijk's eerste huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807), medegedeeld door zijn aangehuwde kleinzoon J.C. ten Brummeler Andriesse’, in: Litterarische fantasiën en kritieken (z.j. = 1881), deel 4, p. 149-205. Hij schreef dit artikel reeds in 1873, want naar eigen zeggen was het boek van Wap, Bilderdijk, Een bijdrage tot zijn leven en werken, nog niet verschenen.
eind38
‘Toen zij tot hare bittere droefheid (want zij was beter moeder dan vrouw) in 1813 den tweeentwintigjarigen Elius verloor, schreef Bilderdijk aan Mr. Tydeman: “Dat mijn Elius dood is zult gij weten: zijn moeder zal nu wel tevreden zijn!” Dat was laster’. Geciteerd uit Huet, ‘Mr. W. Bilderdijk's eerste huwelijk’, p. 151.

eind39
Voor meer over Kumpel: W.G.C. Bijvanck, ‘J.W. Kumpel en Bilderdijk’, in: De Gids (1898), p. 314-356 en J.C. Frederiks, ‘Jan Willem Kumpel, later Mr. J.W. Campbell, genaamd Kumpel’, in: Amsterdamsch Jaarboekje (1890), p. 22-37.
eind40
Ook aan deze kwestie zal uitvoerig aandacht besteed worden in mijn biografie. Er is veel over geschreven en ook Kumpel heeft in ruime mate van zich laten horen.
eind41
J.F.M. Sterck, ‘Vrouwe Bilderdijk (Odilde) en Mr. Jan Willem Kumpel’, in: Amsterdamsch Jaarboekje (1897), p. 107-127. R. Fruin, ‘Mevrouw Bilderdijk-Woesthoven en haar slachtoffer’, in: De Gids (1897), p. 397-425. Ook verschenen in P.J. Blok e.a. (red.), Robert Fruin's verspreide geschriften ('s-Gravenhage 1900-1905), 10 delen, hier deel 5.
eind42
W.J.C. van Hasselt (onder de initialen C.&A.), ‘Mr. J.W. Campbell, genoemd Kumpel’, in: De Navorscher (1854), deel IV, p. 368.
eind43
Brief van Sterck aan Fruin d.d. 15 maart 1897. Deze brief is te vinden in het Bilderdijk Museum, maar is nog niet gerubriceerd.
eind44
Fruin, Verspreide geschriften (noot 41).

eind45
S. Anema, M.W.L.S., M.G. Wildeman e.a., Mr. Willem Bilderdijk (Pretoria/Amsterdam/Potchefstroom 1906).
eind46
Idem, M.G. Wildeman, ‘Bilderdijk en de genealogie’, p. 21-52, aldaar p. 28. Hoewel Wildeman een aantal genealogische verzinsels van Bilderdijk heeft ontzenuwd, blijkt het raadzaam óók zijn werk grondig te controleren. Zie de kwestie van de onvindbaarheid van de tweede scheiding van Catharina hierna.
eind47
J.F.M. Sterck, ‘Toespraak bij de opening der Bilderdijk-tentoonstelling’, in: Van onzen tijd (1906), p. 19-31.
eind48
Voor zover ik weet is dit nog steeds niet gedaan.
eind49
Hier wordt dus min of meer gesuggereerd dat het in de revolutiejaren een zootje was bij de rechterlijke instanties. In mijn proefschrift heb ik echter geconstateerd dat alles wonderwel bleef functioneren hoewel om de haverklap andere mensen op het pluche kwamen te zitten. Zie Dini Helmers, ‘Gescheurde bedden’. Oplossingen voor gestrande huwelijken, Amsterdam 1753-1810 (Hilversum 2002), p. 55-56. De minuten van de tweede scheiding zijn zonder al te veel moeite te vinden in de boeken van de Amsterdamse rechterlijke instanties en het notarieel.

eind50
Het Vaderland, 30 december 1937. Een gematigder artikel over hetzelfde onderwerp waarschijnlijk van dezelfde auteur was in Het Vaderland van 15 februari 1931 verschenen. D.S.v. Z. zou wel eens D.S. van Zuiden kunnen zijn. Geopperd door Anna de Haas.
eind51
NRC Handelsblad, 16 april 1983.
eind52
Genoemd in noot 26.
eind53
Bosch, Mr. Willem Bilderdijk, p. 220.

eind54
NRC Handelsblad, 3 september 2007.
eind55
J.F.M. Sterck, ‘Vrouwe Bilderdijk (Odilde)’, p. 109. Kollewijn, Bilderdijk, zijn leven en werken, p. 177.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Jacob Campo Weyerman


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Dini M. Helmers

  • over Catharina Rebecca Bilderdijk-Woesthoven

  • over Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt

  • over Willem Bilderdijk

  • over Isaäc da Costa

  • over J.A. Alberdingk Thijm

  • over J. van Vloten

  • beeld van Catharina Rebecca Bilderdijk-Woesthoven