Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naamkunde. Jaargang 5 (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naamkunde. Jaargang 5
Afbeelding van Naamkunde. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Naamkunde. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naamkunde. Jaargang 5

(1973)– [tijdschrift] Naamkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Nummer 1-2]

Plaats- en persoonsnamen bij Kiliaan

Zoals verscheidene andere zestiende-eeuwse humanisten toonde onze grote lexicograaf Corneel van Kiel of Kiliaan belangstelling voor eigennamen en voor de etymologische verklaring ervan. Zo voegde hij aan zijn Etymologicum Teutonicae linguae van 1599 twee lijsten toe, elk van een twintigtal bladzijden: een lijst van plaatsnamen, Nomenclatura Teutonico-Latina, Regionum, Populorum, Oppidorum, Marium, Sinuum, Paludum, Fluuiorum, Montium, Syluarum, veteres & recentes appellationes paucis complectens (p. 726-744), en een lijst van persoonsnamen, Colophon propria hominum, praecipue Gothorum, Vandalorum, Germanorum, Teutonum, Saxonum, Anglo-saxonum, vetera nomina paucis explicans (p. 745-764). Deze lijsten stonden nog niet in de twee vorige drukken (1574 en 1588) van zijn Nederlands-Latijns woordenboek (Dictionarium Teutonico-Latinum).

Dat Kiliaan deze plaats- en persoonsnamen in zijn woordenboek opneemt en voor de Nederlandse namen, zoals voor andere woorden, Latijnse equivalenten geeft, toont dat hij ze beschouwt als deel uitmakend van het eigene van iedere taal.

Het kan ook voor ons nog nuttig zijn te weten welke Latijnse namen Europese steden in de zestiende eeuw droegen, bijv. Alcala de Henares. Complutum, Parijs. Lutetia, Reghensborgh. Ratisbona en Straesborgh. Argentoratum, Argentina zijn voor ons geen voor de hand liggende equivalenten meer. Tegenover Kiliaans lijsten moeten we echter soms kritisch staan, omdat hij, zoals vele van zijn tijdgenoten, zoveel mogelijk een verband wil zoeken met namen die bij de klassieke auteurs voorkomen: zo brengt hij oude volksstammen in bepaalde steden onder, Antwerpen heet bijv. niet alleen Antverpia (met verscheidene bijvormen), maar ook Aduaticum (op gezag van Joannes Goropius Becanus) en de Antwerpenaers heten Ambiuariti (op het gezag van Ortelius en Junius); Audenaerde noemt hij niet alleen Aldenarda, Aldenardum, maar ook Vetus Neruium; Luneborgh

[pagina 2]
[p. 2]

krijgt als Latijns equivalent niet alleen Luneburgum, maar ook, op gezag van verscheidene auteurs, Marionis, Chauci maiores en Cherusci. Op dezelfde wijze is de uit Caesar opgediepte naam Belga bij Kiliaan, evenals Germanus inferior, een equivalent voor Nederlander, zoals ook Belgium, Belgicum en Gallia Belgica, evenals Germania inferior, bij hem equivalenten zijn voor Nederland: door de omstandigheden zijn deze Latijnse benamingen nu echter nog in gebruik!

Een dergelijk verband met klassieke namen legt Kiliaan ook bij zijn persoonsnamen. Volgens zijn titel neemt hij alleen Germaanse namen op, maar vaak vermeldt hij namen uit de oudheid als equivalenten voor deze Germaanse namen, bijv. voor Ernst: Ariovistus, voor Erentrich: Orgentorix, voor Frederick: Salomon, Irenaeus, voor Heimrick, Emberich: Ambiorix, voor Philibert: Polyphemus, voor Volckard, Volckhart: Demosthenes, voor Ulsing: Ulysses, en voor Wolwerde: Venus. In sommige gevallen, zoals voor Salomon, Irenaeus en Demosthenes, blijkt deze gelijkstelling op een juist etymologisch inzicht te steunen.

Bij zijn persoonsnamen meer nog dan bij zijn plaatsnamen beroept Kiliaan zich op het gezag van auteurs, waarvan hij de meeste ook vermeldt in het voorwerk van zijn woordenboek, in de Index eorum quorum nomina compendio in hoc Etymologico appellantur, & quorum opera usi sumus; slechts zeer uitzonderlijk echter geeft hij aan welk werk hij van een bepaald auteur gebruikt heeft. Ik meen dat we de waarde en de tekorten van Kiliaans lijsten niet beter kunnen aantonen dan door een bronnenstudie ervan; zo krijgen we tevens een overzicht van wat een aantal zestiende-eeuwse humanisten over eigennamen hebben geschreven.

1. Plaatsnamen

Als trefwoord neemt Kiliaan meestal de vernederlandste, in zijn tijd gebruikelijke vorm van anderstalige plaatsnamen op: zo vinden we bij hem bijv. Weset, Atrecht, Camerijck, Rijssel, Toers, Cantelbergh, Doevere, Bruynswijck en Gulick: hij vermeldt naast elkaar Boone, Beune en Bolonie, ook Name en Namur, Arle en Arlon, maar anderzijds enkel Douay, Duay en Sint-Omer. Wel kunnen we eraan twijfelen of sommige vormen werkelijk in gebruik waren, bijv. Fijn-land, Nienhoue (Ninove), Oxenfort (Oxford) en Warwijck (Warwick); dergelijke vormen dienden wellicht alleen maar om een bepaalde etymologie duidelijk te maken.

[pagina 3]
[p. 3]

Belangwekkend zijn voor ons vaak de lokaliseringen die Kiliaan voor de plaatsen opgeeft: zo liggen Belle, Borborgh, Duynkercke, Greuelinghe en Hasebroeck zonder meer in Fland., waarmee hij wel Nederlandstalig gebied aangeeft; Douay en Rijssel daarentegen noemt hij op. (= oppidum) Gal. Flandr., Orchies: oppidul. Gal. Fland. en Armentiers: Gal. Flan. pagus; Cales ligt volgens hem in confinibus Gal. & Fland. Verder merken we op dat hij Delfsil, Emden, Groninghen en Hasselt nog als plaatsnamen in Friesland beschouwt en Benthem als comitatus Frisiae vicinus.

Af en toe vermeldt Kiliaan bij zijn Latijnse plaatsnamen de naam van een auteur, die er zijn bron voor geweest is; soms staat deze vermeld bij een betwistbare identificatie, zoals ik boven reeds heb gezegd voor Antwerpen/Aduaticum en Antwerpenaers/Ambiuariti, soms ook plaatst hij op deze wijze verschillende Latijnse benamingen naast elkaar, zoals voor Luneborgh: Marionis (Petrus Apianus), Chauci maiores (Judocus Willichius) en Cherusci (Hadrianus Junius), en voor Lubeck: Marionis (Ortelius) en Treua (Mercator). In totaal heb ik in Kiliaans lijst van plaatsnamen de volgende auteursnamen aangetroffen:

Junius 12
Ortelius 12
Becanus 6
Thomas 4
Camden 3
Althamer 2
Divaeus 2
Rhenanus 2
Apianus 1
Dionysius 1
Heroldus 1
Lemnius 1
Lipsius 1
Mercator 1
Verrutius 1
Willichius 1

Zeer waarschijnlijk waren de voornaamste bronnen voor Kiliaans plaatsnamen de Thesaurus geographicus van Abraham Orthelius en de Nomenclator van Hadrianus Junius, twee werken die door Plantijn werden uitgegeven, bij wie Kiliaan bijna vijftig jaar (1558-1607) corrector is geweest; als aanvullende bronnen heeft hij daarnaast nog allerlei andere werken geraadpleegd. In de volgorde van hun invloed zullen we al deze bronnen kort bespreken.

1.1. De Thesaurus geographicus van Ortelius

De bekende Antwerpse geograaf Abraham Ortelius (1527-1598) publiceerde in 1578 bij Plantijn onder de titel Synonymia geographica een alfabetisch gerangschikte Latijnse lijst van plaatsnamen, met ook de benamingen in de volkstaal, die hij in 1596 in een nieuwe

[pagina 4]
[p. 4]

bewerking weer bij Plantijn liet uitgeven onder de titel Thesaurus geographicus recognitus et auctus. Dit werk was zeer waarschijnlijk de eigenlijke basis, de legger, voor Kiliaans lijst: behalve voor de plaatsen waarbij Kiliaan de naam Ortelius vermeldt, heb ik het ook als bron gevonden voor een aantal plaatsnamen die hij zonder auteursnaam opneemt, en voor enige andere waarbij Kiliaan blijkbaar de naam van een ander auteur mee uit Ortelius heeft overgenomen. Vermoedelijk heeft hij deze laatste auteurs niet zelf geraadpleegd, maar ze slechts indirect, via Ortelius, aangehaald; hiermee wilde hij dan niet in de eerste plaats zijn bron vermelden, maar wel zich op het gezag van een auteur beroepen.

Eerst geef ik enige voorbeelden van ontleningen, waarbij Kiliaan de naam Ortelius vermeldt:

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Fossa Corbulonis, sic eam dico Fossam, quam Tacitus scribit à Domitio Curbulone à Rheno ad Mosam... productam... Haec hodie haud dubiè Leck vocatur: Hollandiae fluuius, descendit enim ex Rheno... Lecke. Lecca, Fossa Corbulonis. Ortel. fluuius Hollandiae, Rheni brachium.

Kiliaan heeft de identificatie van de Leck met de Fossa Corbulonis van Ortelius overgenomen, maar dan zonder de verwijzing naar Tacitus; de vorm Lecca heeft hij er blijkbaar zelf aan toegevoegd.

Ophir, regio aurifera, in Sacris litteris celebris... Postello autem Peru videtur... Ego Ophir Cephalam, vel ut alij pronunciant Sofalam, Africae versus Orientem regionem interpretari malim... Peru. Ophir. Indiae regio aurifera. Ophir Cofala. esti n Africa, Ortelio.

Kiliaan heeft weggelaten op wiens gezag Peru met Ophir wordt gelijkgesteld; helemaal onduidelijk is bij hem geworden wat Ophir Cofala. est in Africa hier bij Peru komt doen.

Quadriburgum Inferioris Germaniae urbs est Ammiano. Quaetraedt fortè hodie, inter Iuliacum & Agrippinam... Quaetraedt. Quadriburgum. Ortel. Germ. infer. op. inter Iuliacum & Aggrippinam Coloniam.

De naam Quaetraedt werd blijkbaar vooral opgenomen wegens de identificatie van deze plaats met Quadriburgum, dat bij de Romeinse geschiedschrijver Ammianus Marcellinus (ca. 330-395 n.C.) werd aangetroffen.
[pagina 5]
[p. 5]

Obrincus... Ioannes Heroldus Obrincum, non fluuium, apud Ptolemaeum designare docet; sed eum ad Rhenum Germaniae tractum quem hodie Ober Rhingaw appellant. Ringouw, Rijngouw. Obrincus, Germaniae tractus ad Rhenum flu. Ortelio.

De identificatie van Obrincus met Ober Rhingaw schrijft Kiliaan ten onrechte aan Ortelius toe; bij hem is het ook niet meer duidelijk waarom de Rijngouw Obrincus genoemd zou worden.

Nu volgen enige voorbeelden van plaatsnamen die Kiliaan van Ortelius heeft overgenomen zonder vermelding van auteursnaam:

Eningia Plinij, regio Europae Septentrionalior. Fijnlandt Zieglero, & Joanni Gotho. Fijn-land. Finlandia, Phinni, Fenni, Eningia. Regio Europae septentrionalior.

De identificatie van Fijnland met het Eningia van Plinius heeft Kiliaan blijkbaar via Ortelius van Ziegler en Joannes Gothus overgenomen.

Aquitania... pars Galliae, Ptolemaeo... aliquando Aremorica dicta... Hodie Guienne vocatur... Guienne. Aquitania, Aremorica, Galliae pars.
 
Lotharingia, quae quondam Austrasia, & Austria... Contineturque inter Rhenum, Schaldim Mosamque flumina... Superior quae & Mosellanica, item Tullingia cognominatur... Lotreych vera scriptura, quasi dicas, Lotharij regnum. Lotrijck. Lotharingia. Regio inter Rhenum, Schaldim & Mosam flumina. quondam Austrasia, & Austria, Tulingorum regio.

In het exemplaar van het Etymologicum in de K.B. te 's-Gravenhage heeft Kiliaan na Lotharingia nog bijgeschreven ‘Regnum Lotharij’, een verklaring die blijkbaar ook uit Ortelius komtGa naar voetnoot(1).

Turones, Gallorum populi... Tours urbs hodie ab ijs habitatur... Touraine eorum territorium di- Toers. Turonia, Turonum vrbs, Turonica, Martinopolis. Galliae urbs.

[pagina 6]
[p. 6]

citur. Vrbem Turonem nominat Sidonius. Turonicam vocat Greg. Turonensis. Martinopolim à D. Martino... Toereyne. Territorium Turonicum, in Gallia.

Kiliaan neemt de verschillende benamingen van Toers over zonder er een auteursnaam bij te vermelden.

Aduaticum Tungrorum Ptolemaeo, nunc Abbatia Brabantiae quàm amoenissima Tongerloo... Tongherloo. Aduaticum siue Aduaca Tungrorum. Abbatia Brabantiae.

Voor deze ongewone identificatie van Tongherloo met Aduaticum Tungrorum vond Kiliaan het toch niet nodig zich te beroepen op het gezag van Ortelius, maar nam hem over zonder auteursnaam.

Tenslotte vermeld ik de enige plaatsnamen die Kiliaan zeer waarschijnlijk via Ortelius indirect van een ander auteur heeft overgenomen.

1.1.1. Petrus Apianus en Judocus Willichius

De namen Apianus en Willichius heb ik in Kiliaans lijst van plaatsnamen alleen bij Luneborgh aangetroffen. Bij deze naam vermeldt Ortelius nu ook juist deze twee auteurs, wat schijnt te wijzen op een ontlening via Ortelius:

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Marionis... Germaniae ciuitas apud Ptolemaeum: Pet. Appianus Luneborg ex ea facit... ego malim Lubeck. Luneborgh. Marionis, Petro Apian. Chauci maiores, Iudoc. VVillich. Cherusci, Ad. Iun. Luneburgum. Ger. ciuitas & pop.
Chauci... ut Iudocus Willichius vult... Maiores comprehendunt Bremenses, Luneburgenses...  

De Duitse geograaf en astronoom Petrus Apianus (eigenlijk Peter Bienewitz) (1501-1552), vermeldt in zijn Cosmographia (eerste uitgave 1524) Luneburgum, Pto. Marionis Lunenborg (uitgave Keulen 1574, f. 34r). Judocus Willichius schrijft in zijn Commentaria op Tacitus (zie beneden 2.8): ‘Chauci... maiores... ubi sunt nunc Bremenses, Luneburgenses’ (f. P 8r). Hadrianus Junius schrijft in zijn Nomenclator (zie beneden 1.2.1): Marionis, Germ. opp. Ptol. Lunae burgum. Luneborg (uitgave 1583, p. 421); waar Junius de Cherusci in Luneburg plaatst, heb ik niet kunnen vinden. Het is in elk geval duidelijk dat Kiliaan bij Luneborgh drie auteursnamen vermeldt om drie verschillende equivalenten te staven.
[pagina 7]
[p. 7]

1.1.2. Joannes Goropius Becanus

Hoewel Kiliaan enige plaatsnamen heeft overgenomen uit de Origines Antwerpianae van Joannes Goropius Becanus (zie beneden 1.5), heeft hij drie verwijzingen naar Becanus blijkbaar toch aan Ortelius ontleend:

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Vidrus... Becano ille fluuius est, qui Groeningam intersecat, & Groeninger diep vocatur... Groeningher-diep. Vidrus. fluuius Groningen intersecans: Becan.

Er is minder overeenkomst met Becanus zelf: ...ad ipsum Groeninger-diep, id est, ad Groeningorum altum, nauium maiorum receptaculum (Opera hactenus non edita, V, Francica, p. 36).

Toxandria Plinio & Ammiano, cui quoque Taxandrum. Hub. Leodio Weset est opidum ad Mosam, inter Traiectum & Leodium, medio itinere. P. Diueo autem Tessanderloo est. cuius sententiae subscribit Becanus in suis Atuaticis, qui Tassanders ex Toxandris facit, innuens omnes illos qui Brabantiae Campiniam inhabitant, Kempenaers vulgo dictos... Tessender-loo. Toxandria, Taxandrum. opp. ad Mosam. P. Divaeus & Ioan. Becan.
  Kempen. Toxandria: Campinia Brabantiae, I. Becan. Brabantiae, I. Becan. Brabantia campestris.

Er is minder overeenkomst met Becanus zelf, die schrijft: Tassandrorum limes. Tessenderlo... pagus... qui hactenus Tessenderlo vocatur, quasi diceres, altum Taxandrorum (Origines Antwerpianae, p. 48). De verwijzing naar P. Divaeus heeft Kiliaan zeer waarschijnlijk ook van Ortelius overgenomen (zie beneden 1.1.4). Bovendien wordt de vergissing van Kiliaan, die Tessenderloo bij de Maas plaatst, alleen door de tekst van Ortelius enigszins begrijpelijk!

1.1.3. Dio Cassius, Junius en Verrutius

De auteursnaam Dionys. vinden we bij Kiliaan alleen bij De oude IJsel. Aliso. Ortelius nu schrijft i.v. Aliso dat dit volgens Junius de stad Wesel is, volgens Verrutius Iselburg en volgens Dio een rivier, door Verrutius gelijkgesteld met de oude ysel. Met Dio bedoelt Ortelius ongetwijfeld de Romeinse geschiedschrijver Dio Cassius (ca. 150-235 n.C.), maar Kiliaan heeft dit verkeerd begrepen.

[pagina 8]
[p. 8]

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
Aliso Castellum, habet Tacitus circa Rhenum... Hodie Wesel vocari, ad ostium Lupiae fluminis, H. Junio placet. Iselburg est Hieronymo Verrutio, quod magis probo... Aliso Dioni fluuius est, quem idem Verrutius de oude ysel interpretatur... Wesel. Vesalia, Aliso. Adr. Iun. oppid. circa Rhenum.
  Isel-borgh. Aliso. castellum circa Rhenum. ut putat Hier. Verrut.
  De oude IJsel. Aliso. Dionys.

Wesel heb ik niet gevonden in de Nomenclator van Hadrianus Junius, waaruit Kiliaan andere plaatsnamen heeft overgenomen (zie beneden 1.2). Hieronymus Verrutius (uit Groningen, 1546-1601) heeft enkel een Lexicon Juris (Parijs, 1573) geschreven, dat zeer zeldzaam is en dat ik niet heb kunnen vinden. Zeer waarschijnlijk heeft Kiliaan deze drie verwijzingen van Ortelius overgenomen.

1.1.4. Petrus Divaeus

Kiliaan vermeldt de Leuvense geschiedschrijver Petrus Divaeus (eigenlijk Van Dieve, 1536-1581) tweemaal bij een plaatsnaam; diens werk haalde hij vermoedelijk echter via Ortelius aan.

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Castellum... Menapiorum, in Gallia Belgica... Kessel vocant Hub. Leodius, & Pet. Diuaeus. opidum est ad Mosam... Cassel, Kessel. Castellum Menapiorum. Ortel. Pet. Diu. Belgic. op. ad Mosam.

Er is minder overeenkomst met het werk van Divaeus zelf: Castellum opp. Menapiorum. κάσελλον. Kessel. Pagus Menapiscus, nunc Flandria (De Galliae Belgicae Antiquitatibus. Antwerpen, 1584, p. 38).

De tweede vermelding van Divaeus bij Kiliaan i.v. Tessenderloo heb ik boven (1.1.2) reeds aangehaald; ook daar is er minder overeenkomst met Divaeus, die schrijft: vicus nomine Tessenderloo Brabantiae contiguus... Ego puto Taxandrum Cismosanum fuisse, & nunc Tessenderloo dici (a.w., p. 41-42).

1.1.5. Joannes Heroldus

Kiliaan vermeldt Joannes Heroldus (uit Zwaben, 1511 - ca. 1570) slechts eenmaal bij een plaatsnaam, nl. bij Spier. Deze naam heb ik niet gevonden in de Originum ac Germanicarum Antiquitatum libri (Basel, 1557) van Heroldus, maar de tekst van Ortelius schijnt er op

[pagina 9]
[p. 9]

te wijzen dat Kiliaan zijn verwijzing naar Heroldus aan deze bron heeft ontleend.

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Pyri Mons, est apud Ammianum. Ioannes Heroldus Speyr interpretatur, Germaniae urbem, ad Rhenum, Episcopatu, & Camera Imperiali (ut vulgo loquuntur) decoratam. Eandem Ad Pyrum vocat... Spier, Spiers, Speyr. Spira. Nemetum urbs. Vangionum urbs, Ad Pyrum, Pyri mons. Ioan. Herold. Germaniae urbs ad Rhenum, Episcopatu & Camera Imperali [sic] decorata.

1.1.6. Justus Lipsius

Bij één plaatsnaam, Luyck, vermeldt Kiliaan de naam Lipsius; de verwijzing naar deze grote humanist (1547-1606) heeft hij blijkbaar van Ortelius overgenomen.

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Leodicum, & Leodium, vide Eburones. Luyck. Leodium, Leodicum, Lipsio, Ortelio & alijs. Eburonum ciuitas.
Eburones... Horum urbs hodie vulgo Latino Leodium dicitur. Leodicum solebat vocare I. Lipsius in suis ad me inde scriptis litteris... Incolae Liege, Teutones Luyck, & Luttich vocant.  

Ik merk op dat Kiliaan als kanttekening aan zijn artikel heeft toegevoegd: q.d. Luydijck, leodyck. i. agger populi: publicus agger. I. Lips. Voor deze toevoeging heeft hij zeker de Poliorceticôn (eerste uitgave 1596) van Lipsius geraadpleegd, die schrijft: Leodîcum debebas dicere... Leode-dijck: & compendio, Leodijck, & magis vulgatè Luydijck. Quid significat? xpopuli aggerem, aut limitem. (in margine: xId est, publicum aggerem) (Poliorceticôn sive de machinis, tormentis, telis, libri quinque, uitgave 1599, p. 16-17). Voor zijn kanttekeningen heeft Kiliaan uit dit werk en uit twee andere werken van Lipsius nog meer plaats- en persoonsnamen gehaald.

1.1.7. Gerard Mercator

Bij de naam Lubeck verwijst Kiliaan naar onze grote geograaf Gerard Mercator (1512-1594); ook deze verwijzing komt vermoedelijk uit Ortelius.

[pagina 10]
[p. 10]

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Treva... Ptolemaeo Germaniae urbs, P. Appianus Hamburch ex ea facit... Mercatori potius Lubeck videtur, ob fluminis allusionem, qui hanc alluit, & Traue vocatur... Lubeck. Lubecum, Lubeca: Marionis, Ortel. Treua, Gerardo Mercatori. Ger. op.

Dat Ortelius Marionis als Lubeck opvat, heb ik boven (1.1.1) bij Luneborgh reeds aangegeven.

1.1.8. Beatus Rhenanus

Hoewel Kiliaan enige plaatsnamen heeft overgenomen uit de Rerum Germanicarum libri tres van Beatus Rhenanus (zie beneden 1.7), heeft hij één verwijzing naar Rhenanus blijkbaar toch aan Ortelius ontleend:

Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
 
Sebusiani... citantur à Beato Rhedano [sic] ...dicitq. eo vocabulo Wissenburg opidulum denotari, quod est inter Argentinam & Spiram. Wissenborgh. Sebusiani, Saliso. oppidul. Germ. inter Argentinam & Spiram. B. Rhenanus.

Er is minder overeenkomst met de tekst van Rhenanus zelf: Dubium est qui sint Sebusiani... Dicam quid ego sentiam. Sebusiani sunt Vuissenburgenses. Nam Alemanni more suo Sebusium primore syllaba spoliantes, & V pro B usurpantes iam habebant Vusium. Cui burgum adiecerunt, & factum est Vuisunburgum... Itaque Vuissenburgum est Sebusium, ipsi ciues erunt & accolae erunt Sebusij, & Sebusiani... (Rerum Germanicarum libri tres, uitgave 1551, p. 190). De eigenaardige redenering om van Sebusiani tot Wissenborgh te komen, hebben Ortelius en Kiliaan niet overgenomen.

1.2. De Nomenclator van Hadrianus Junius

Een tweede belangrijke bron voor Kiliaans plaatsnamen was de Nomenclator omnium rerum (Antwerpen, Plantijn, 1567) van de Hoornse humanist Hadrianus Junius (eigenlijk Adriaan de Jong. 1511-1575). In dit zeventalig zakelijk ingedeeld woordenboek heeft Junius achteraan enige lijsten van landen, volkeren, steden, havens, rivieren, zeeën, bergen enz. opgenomen, met Latijnse namen en verklaringen en met meestal ook de benamingen in de volkstaal. Uit deze lijsten heeft Kiliaan heel wat geput voor zijn lijst van plaats-

[pagina 11]
[p. 11]

namen; vermoedelijk staat ook de titel van deze lijst, die ik in mijn inleiding heb aangehaald, onder invloed van de lijsten van Junius. Dat de Nomenclator een bron voor Kiliaans woordenboek zelf is geweest, hebben Kluyver en De Smet reeds aangetoondGa naar voetnoot(2).

De Nomenclator heb ik als bron gevonden niet alleen voor plaatsnamen waarbij Kiliaan de naam Junius vermeldt, maar ook voor andere die hij zonder auteursnaam opneemt. Bovendien komen enige artikelen gedeeltelijk uit Ortelius en gedeeltelijk uit de Nomenclator; van deze laatste citeer ik de uitgave, door Plantijn te Antwerpen bezorgd in 1583.

Eerst geef ik enige voorbeelden van ontleningen waarbij Kiliaan de naam Junius vermeldt:

Nomenclator (1583) Kiliaan (1599)
 
Oceanus glacialis, Scythicus, Septentrionalis, mare Amaltheum. B. IJszee (p. 377). IJS-zee. Oceanus glacialis, Scythicus, Septentrionalis, mare Amaltheum. Adr. Jun.
Isidis mons, in urbe Augustana. Isenberg (p. 396). Isen-borgh. Isidis mons. in urbe Augustana. Adr. Iun.

Ten onrechte maakt Kiliaan van deze berg (in de stad Augsburg) een plaatsnaam op borgh.

Mediolanium, Op. Germ. hodie Monasterium. Munster (p. 421). Munster. Mediolanium. Adr. Iun. Monasterium. op. Germ. in VVestphalia.
Calegia, Saxoniae op. ad Albin, Wittenberg, academia nobile (p. 410). Wittenbergh. VVittenberga, VVitteberga, Viteberga: Calegia. Adr. Iun. Saxoniae op. ad Albin, academia.

Nu volgen enige voorbeelden van plaatsnamen die Kiliaan van Junius heeft overgenomen zonder vermelding van auteursnaam:

Augusta Rauracorum, Pagus Basileae vicinus, Augst dictus, è cuius ruinis creuit Basilea (p. 407). Augst. Augusta Rauracorum. pagus Basileae vicinus.

[pagina 12]
[p. 12]
Het belang van deze plaats lag blijkbaar vooral in de identificatie ervan met Augusta Rauracorum uit de Romeinse tijd.

Vesontium, & Vesontio, Burgundiae comitatus urbs. Besanson (p. 432). Besanson. Vesontium, Vesontio, op. in Comitatu Burgund.
Dantiscum, Gedanum olim, & Gythonium, Urbs & emporium nobiliss. ad Vistulae ostium. Dantzick (p. 414). Dantsick, Danswijck. Gedanum, Gythonium, Dantiscum. urbs & emporium ad Vistulae ostium.

Danswijck schijnt een eigen vernederlandsing, misschien uit etymologische overwegingen, van Kiliaan te zijn.

Biturgium Plin. Bicurgium Ptol. Turingiae urbs, academia inclyta, omnésque Germaniae urbes magnitudine superans. Erphurdia. Erfurdt (p. 409). Ertford, Erfurd, Erfort. Bicurgium, Biturgium, Erphurdia, Ertphordia. Ger. urbs in Turingia. academia.
Amasia Cattorum, German. op. in Hessia, academia nobile. Marpurgum (p. 404). Marburg. Amasia Cattorum, Marpurgum. Ger. op. in Hessia. academia.
Grudij, qui & Leuaci, Belgij nobiliss. urbs, Musis sacra. Loeuen (p. 417). Louen, Loeuen. Louanium, Grudiorum vrbs. Brab. urbs. Musis sacra.
  Louenaer. Grudius, Leuacus, Louaniensis.

De gelijkstelling van Louen met de stad van de Grudii wordt duidelijker door de tekst van Ortelius, al is het niet zeker dat Kiliaan deze hier gebruikt heeft: Grudii, Caesari Neruiorum clientes... Sunt qui Loeuen, Brabantiae academiam, ex iis faciunt, inquit Diuaeus. eorum unus est Thomas Leodius. Loeuen Lovanium vocatur à Sigeberto, & ab omnibus recentioribus...

Verscheidene artikelen in Kiliaans lijst van plaatsnamen, meestal zonder auteursnaam, komen gedeeltelijk uit Ortelius en gedeeltelijk uit de Nomenclator; alleen bij Antwerpenaers vermeldt hij beide auteursnamen samen.

Nomenclator (1583) Ortelius (1596) Kiliaan (1599)
Ambiuariti. Brabant. pop. qui nunc Antuerpienses, voce alludente ad vetus nomen Ambwarten. velut Andwerpen (p. 401). Andoverpos populos sive Andoverpam gentem, Francorum chronographis cognitam fuisse, Petrus Divaeus docet. Hic eos Ambivaritos Caesaris... Antwerpenaers. Antuerpienses, Antuerpiani: Ambiuariti, Ortelio & Adr. Iunio.

[pagina 13]
[p. 13]

Diuitense munimentum, vel monumentum, & Diuitensium municipium, Pagus transrhenanus regione Coloniae... Deutsch, Duytsch (p. 415). Divitense Munimentum... pagus ad Rhenum situs, è regione Coloniae Agrippinae, quem hodie vulgo Deutsch vocant... Tuitium, vulgari Latino dicitur... Duytsch. Diuitense munimentum, Diuitense municipium: vulgo Tuitium. pagus è regione Coloniae Agrippinae.
Menium, Saxoniae op. Ptol. Mesuium, hodie Magdeburgum, Parthenopolis. Meydenburg (p. 421). Mesuium... Germaniae urbs apud Ptolemaeum. Meydenburg ad Albim sita, interpretatur à Pet. Appiano. Meydenburg, Maeghdenborgh. Menium, Mesuium, Mesouium, Magdeburgum, Parthenopolis. urbs Ger. ad Albim sita.

In tegenstelling met Ortelius verwijst Junius bijna uitsluitend naar namen van klassieke en zeer weinig naar namen van recentere auteurs; zo moeten we verklaren dat ik geen enkele plaatsnaam heb gevonden die Kiliaan via Junius indirect van een ander auteur heeft overgenomen. Anderzijds heb ik boven (1.1.3) de naam Wesel vermeld, die Kiliaan waarschijnlijk via Ortelius van Junius heeft overgenomen.

1.3. De geschiedenis van de Tongeren en Eburonen door Hubertus Thomas

Uit het werk van de Luikenaar Hubertus Thomas (ca. 1495-1555), De Tungris et Eburonibus, aliisque inferioribus Germaniae populis commentarius (Straatsburg, 1541), haalde Kiliaan insgelijks enige plaatsnamen:

Thomas (1541) Kiliaan (1599)
 
... non mirum Eburae nulla superesse murorum indicia, quae oppidum illic fuisse comprobent. Est autem & Buren oppidum in Brabantis nimirum ab Eburonibus denominatum (p. 17). Buren. Bura, Ebura. op. Brabant. ab Eburonibus denominatum. Hubert. Thomas Leodius.
Paululum infra Iupillam & Harstallum in excelsa rupe ruinae uisuntur arcis Lotharingiae atque eiusdem nominis oppidi, ut opinor, propter pontem quem supra Mosam habuit... opus autem fuisse reor Lotharij... Lotharingh. Lotharingia. arx & oppidum Eburonum, & prouincia inter Mosam & Rhenum. Hub. Thom. Leod.

[pagina 14]
[p. 14]

qui prouinciam quoque Lotharingiam de suo nomine appellauit, ea erat inter Mosam & Rhenum à fontibus usque ad utriusque amnis confluentem... (p. 78).  

Een ander artikel Lotrijck. Lotharingia had Kiliaan van Ortelius overgenomen (zie boven 1.1), blijkbaar zonder te merken dat deze regio dezelfde was als de door Thomas vermelde prouincia.

Sunt quoque inter Eburones annumerati Masaci... hos ego semper iudicaui esse, qui non contemnendum profecto oppidum Maseck infra Traiectum superius, ut uocant, ad Mosam incolunt (p. 68). Maeseyck. Masacum, Masaci, Masacium, Marsacium. op. Leodiens. ad Mosam. Adr. Iun. Hubert. Thom. Leod.

Kiliaan verwijst ook naar Junius, die schrijft: Masaci, Op. ad Mosam. Maeseyck (Nomenclator, p. 421). Het is mogelijk dat hij tevens nog Ortelius gebruikt heeft, die uitvoeriger is: Masaci, sic dicit se legisse Hub. Leodius, in veteribus libris, cuius loco in excusis Taciti exemplaribus, Marsaci habetur. Plinius Marsatios vocat. Populi sunt Germaniae, quos idem Leodius ad Mosam designat, in opido Maseyck dicto.

...Namurra elegans sanè oppidum & marmore subcinericio nobile hoc quidem Namurcum uulgariter uocant, Namur, id est, nouus murus (p. 91). Name, Namur. Namurcum, Namia. op. & comitatus in Belgio op. Eburonum. Namurra dicitur Hub. Thom.

De etymologische verklaring van Thomas heeft Kiliaan (gelukkig) niet overgenomen.

1.4. De Britannia van Camden

Dat de Britannia sive florentissimorum regnorum, Angliae, Scotiae, Hiberniae, et insularum adiacentium ex intima antiquitate (Londen, 1586) van William Camden (1551-1623) een bron voor Kiliaan is geweest, heb ik reeds aangegeven in mijn artikel over Kiliaans kanttekeningenGa naar voetnoot(3). Daar vermeld ik o.a. de woorden Dunum en Weerd, elementen van plaatsnamen, die Kiliaan van Camden heeft overgenomen, respectievelijk in zijn kanttekeningen en in zijn Etymologicum zelf. In Kiliaans lijst van plaatsnamen heb ik nog de volgende ontleningen aan Camdens Britannia gevonden; hierbij citeer ik de uitgave van 1590.

[pagina 15]
[p. 15]

Camden (1590) Kiliaan (1599)
 
Warwick-shire... Haec ut hodie Woodland, id est, regio syluestris, ita etiam Arden antiquiori nomine olim dicebatur... Arden enim priscis Britannis, & Gallis syluam significasse videtur, cùm in Gallia syluam maximam Arden, oppidum in Flandria iuxta alteram syluam Ardenburg ... nominari videamus (p. 447). Ardennen-bosch. Arduenna silua, maximus Galliae saltus. Arden, Syluam apud priscos Britannos & Gallos significasse videtur: cùm in Gallia Belgica silua maxima, arden, siue ardennenbosch: & silua etiam in Anglia in agro VVarvvicensi: oppidum quoque in Flandria iuxta alteram siluam Ardenborgh vocetur. Guil. Camd. Hinc fortè etiam Audenaerde. q.d. Antiqua silua.

De etymologie van Audenaerde schijnt Kiliaan zelf aan de veronderstellingen van Camden toegevoegd te hebben.

...Antoninus Cleuum, & Gleuum dixit; Britanni Gaer Gloui, Saxones Gleaucester, nos Glocester, vulgus Latinorum Glouerniam, alij Claudiocestriam... (p. 275). Glocestre. Cleuum. Ang. urbs. G. Camd.
...Lucoteciam (sic enim quam nos Lutetiam, prisci vocârunt) quasi turrim pulchram deriuassent Galli... (p. 537). Parijs. Lutetia, Leucotetia, Guil. Camd. Parisij, orum. urbs, Gal. emporium, acad.

Kiliaan heeft de etymologische verklaring van Camden weggelaten.

In zijn woordenboek zelf heeft Kiliaan een verklaring voor de naam Wael aan Camden ontleend:

Quod enim exterum & peregrinum, Welsh illis dicitur, unde etiam Wallones in Belgica, & Wallachi ad Danubium nomina traxerunt (p. 48). Wale, wael. Gallus... Welsch inquit G. Camd. dicitur id quod exterum & peregrinum est, unde etiam VVallones in Belgica, & VValachi ad Danubium nomina traxerunt.

1.5. De geschiedenis van Antwerpen door Becanus

In zijn groots opgezette Origines Antwerpianae (Antwerpen, Plantijn, 1568) gaf Joannes Goropius Becanus (eigenlijk Jan van Gorp, van Hilvarenbeek, 1519-1573) af en toe ook verklaringen van plaats-

[pagina 16]
[p. 16]

namen. Dat Kiliaan uit dit werk etymologische verklaringen in zijn woordenboek heeft opgenomen, heeft Kluyver reeds aangetoondGa naar voetnoot(4). Als ontleningen aan Becanus heb ik in de lijst van plaatsnamen gevonden:

Becanus (1568) Kiliaan (1599)
 
...vetus nomen Atuaticum, recens esse Antwerpiam (p. 19). Antwerpen. Antverpia, Andouerpia, Andouerpa, Andoverpum, Handoverpia: Aduaticum, Ioan. Becan. opp. Brabant. emporium celebre.

Kiliaan vermeldt Becanus hier om de vorm Aduaticum te staven; voor dit artikel had hij vermoedelijk ook Ortelius gebruikt, die schrijft: Antverpia & Handoverpia, vocant Latini eam Brabantiae urbem, quam incolae Antwerpen, Angli Antwerp... Andoverpos populos sive Andoverpam gentem...

Trium enim ingentium fluminum ostiis Rheni, Mosae & Scaldis... (Ambiuaritos) usos esse... Primùm igitur haec regio dicta T'lant vanden Ambiuariten, id est, regio Ambiuaritorum: deinde T'lant vanden Riten, abiecto principio dictionis: pòst, T'lant van Rien, exempto Tau, de more nostro (p. 38). Rijen-land, land van Rijen. Ambiuariti. oppida & populi Brabantiae, inter Mosam & Scaldim, Ioan. Becan.

Boven (1.1.2) heb ik reeds vermeld dat Kiliaan drie verwijzingen naar Becanus vermoedelijk van Ortelius heeft overgenomen.

1.6. De Scholia op Tacitus van Althamer

De Scholia in Cornelium Tacitum (Ingolstadt, 1529) van Andreas Althamer (uit Wurtemberg, ca. 1500-1540) hebben Kiliaan eveneens geïnspireerd voor enige namen:

Althamer (1529) Kiliaan (1599)
 
Porro Asciburgium putant eam urbem fuisse in Sicambria id est, ducatu Gelriae, quae nunc Embrica Emmarich uocitatur (f. 9r). Emerick. Emerica, Asciburgium Althamero. opid. trans Rhenum, comitatus Montensis.

[pagina 17]
[p. 17]
Op Kiliaans artikel is ook invloed mogelijk van Ortelius, die schrijft: Asciburgium... Rhenanus opinatur Duysborg esse ciuitatem trans Rhenum. Emmerich vrbem vult Althamerus...

Heluetij ueterum reliquiae, nunc Suiceri aut Suitenses, a Suitia eorum Pago appellantur (f. 31v). Switser. Heluetius, Suicerus, Suitensis. à Suitia, Heluetiorum pago. And. Altham.

Uit hetzelfde werk van Althamer heeft Kiliaan ook verscheidene persoonsnamen overgenomen (zie beneden 2.9).

1.7. De geschiedenis van de Germanen door Beatus Rhenanus

De Rerum Germanicarum libri tres (Basel, 1531), geschreven door de Elzasser Beatus Rhenanus (1485-1546), waren een andere bron voor Kiliaans plaatsnamen; in mijn artikel over de kanttekeningen heb ik reeds een verklaring voor de naam Palts vermeld, die Kiliaan uit deze bron heeft overgenomenGa naar voetnoot(5). In de lijst van plaatsnamen heb ik de naam Rhenanus alleen gevonden bij Wissenborgh, dat Kiliaan vermoedelijk via Ortelius heeft overgenomen (zie boven 1.1.8), en bij de waternaam A, Aa, Ha. Ik citeer van Rhenanus de uitgave uit 1551.

Rhenanus (1551) Kiliaan (1599)
 
Nomina fluuiorum Germanica pleraque in aha desinunt, ut in sylua Martiana, Kuntzaha, Schiltaha, Vuolfaha (p. 128). A, Aa, Ha. Agino, Aginona, Euneno, onis. flu. Gal. Flan. Nomina fluuiorum Germanicorum pleraque in Aha desinunt, ut Kuntaha, Schiltaha, Wolfaha, &c. B. Rhen.

Waarschijnlijk heeft Kiliaan voor zijn artikel ook Ortelius gebruikt, die schrijft: Eunenonem fluuium... Hodie puto eundem Aa vocari. Flandriae fluuius, qui se prope Grauelingam in mare effundit. De vorm Ha bij Kiliaan kan wel beïnvloed zijn door aha bij Rhenanus.

Uit hetzelfde werk van Rhenanus heeft Kiliaan nog verscheidene persoonsnamen overgenomen (zie beneden 2.6).

1.8. De occulta naturae miracula van Levinus Lemnius

Een etymologische verklaring voor de naam Honte (Westerschelde) heeft Kiliaan overgenomen uit de De occultis naturae miraculis libri II

[pagina 18]
[p. 18]

(Antwerpen, 1559) van de Zeeuw Levinus Lemnius (eigenlijk Lemse, 1505-1568)Ga naar voetnoot(6); van dit werk citeer ik de uitgave van 1581.

Lemnius (1581) Kiliaan (1599)
 
(Scaldis) ...siquidem sinistra ... Flandriae oras ac littora persequitur, alioque nomine insignitus, de Honte à latratu ac fremitu vocatur... (p. 345). Honte. Honta: Scaldis fluuius, per Flandriae litora Zelandiam petens, à latratu & fremitu dictus: Leuin. Lemn.

Tevergeefs heb ik naar invloed op Kiliaans plaatsnamen gezocht in de lijsten van plaatsnamen achter in het Duits-Latijnse Dictionarium (1536) van Petrus Dasypodius of in de Nederlands-Latijnse bewerking ervan (1556), evenmin als in die bij het Duits-Latijnse Dictionariolum puerorum (1554) van Joannes Frisius en in het Onomasticum propriorum nominum (1564) van Conrad Gesner.

II. Persoonsnamen

Zoals ik in mijn inleiding reeds gezegd heb, neemt Kiliaan in principe alleen Germaanse persoonsnamen op; zo is het normaal dat we veel voorkomende voornamen als Catharina, Margarita, Maria, Martinus, Nicolaas, Petrus en ook zijn eigen voornaam Corneel niet in zijn lijst vinden. Inconsequent is hij echter wanneer hij toch enige niet-Germaanse namen als Agneet (Agnes), Else (Elisabeth), Hans en Jan (Joannes) opneemt; ook geeft hij voor namen als Boduognat en Vercingetorix een vergezochte etymologische verklaring uit Germaanse woorden, op gezag van andere auteurs.

Op enkele grote uitzonderingen na zijn Kiliaans persoonsnamen echter echt Germaanse namen en we moeten er bewondering voor hebben hoe hij zo'n lijst van naar schatting 900 à 1000 namen heeft bijeengekregen. Toch moeten we er rekening mee houden dat hij, zoals trouwens ook voor de rest van zijn woordenboek, niet in de eerste plaats op het levende gebruik, maar wel op geschreven bronnen steunt.

Bij zijn persoonsnamen geeft Kiliaan zeer veel etymologische verklaringen, met daarbij vrijwel altijd een verwijzing naar de auteur op wiens gezag hij zich voor deze verklaring beroept. Soms stelt Kiliaan

[pagina 19]
[p. 19]

de opvattingen van verscheidene auteurs over één naam tegenover elkaar: zo vinden we herhaaldelijk twee of drie verschillende verklaringen, voor de namen Dietrich en Orgetorick vier, voor Ludewick vijf en voor Dagobert zelfs zes! Op deze wijze is het aantal auteursnamen in de lijst van persoonsnamen natuurlijk zeer groot geworden. In totaal heb ik er de volgende auteurs aangetroffen:

Aventinus 170
Stumpf 162
Junius 126
Islebius 105
Becanus 73
Rhenanus 43
Tschudi 32
Willichius 25
Althamer 8
Trittenheim 7
Claius 2
Erasmus 1
Hotman 1
Kempius 1
Pomponius 1

In tegenstelling met zijn plaatsnamen, waarvoor Kiliaan als basis twee uitvoerige lijsten geëxcerpeerd heeft die hij min of meer occasioneel verder aanvulde, heeft hij voor zijn persoonsnamen een zevental kortere lijsten gecompileerd.

2.1. De Beierse Annalen van Aventinus

Johan Turmair (1477-1534), gewoonlijk Aventinus genoemd naar de Latijnse naam van zijn geboorteplaats Abensberg in Beieren, had in zijn Annalium Boiorum libri septem (Ingolstadt, 1554) een alfabetische lijst van Germaanse persoonsnamen opgenomen: Nomenclatura quorundam propriorum Germanorum nominum (p. 6-24). Dat Kiliaan hieruit rijkelijk heeft geput, heb ik reeds geschreven in mijn artikel over zijn kanttekeningenGa naar voetnoot(7); hier geef ik nog enige voorbeelden:

Aventinus (1554) Kiliaan (1599)
 
Bernhard, durationis (si ita liceret loqui) thesaurus: durus, & durans fortiter ut aper. Veronardus est Rex Italiae... (p. 9). Benrhard [sic]. Veronardus, q.d. durationis thesaurus: & durus, siue durans fortiter vt aper. Io. Auent.
Hecken, mordere est... Vnde hecht, Lupus piscis, & hechter, Hichtor proprium nomen in fastis nostris. Vnde factus est Hector Troianus... (p. 16). Hechter. Hichtor, Hector. I. Auent. vide Hickar.

[pagina 20]
[p. 20]

Boden est fundus, latifundia, praedia: unde Marobodus Rex Sueuorum, ab augmentando dictus Merbod (p. 10). Merbod. Marobodus, q.d. augens fundos siue praedia, Ioan. Auentin. vide Marbod.

Marobodus vinden we nog als Latijns equivalent bij Marbot, Marbode, Marobod (met een verwijzing naar Stumpf), bij Marobot, Marbot (met een verwijzing naar Islebius), bij Morobod, Marbode (met een verwijzing naar Becanus) en bij Marobod (met een verwijzing naar Althamer).

Vther, custodia exercitus... Vtharius (p. 24). Vther. Vtharius, q.d. huder, custos excercitus, Io. Auent.

Met huder expliciteert Kiliaan hier de etymologie die Aventinus aangeeft.

Op één plaats, in het artikel Wilhelm, heeft Kiliaan de naam van een ander auteur, Pomponius Laetus, vermoedelijk mee uit Aventinus overgenomen.

Billehelm, Bilhalm, qui uult galeam, helm galea est. Vilelmium Pomponius Laetus, uir linguae Latinae peritus, & antiquitatis admirator, uocat. Quidam admodum duritur in Gulielmum subuertunt (p. 9). Wilhelm. VVilhelmus, Gulielmus, Guilhelmus. Germani ex duplici w prius in g vertunt. Iod. VVillich. Verum Ioan. Auentinus Billehelm, Bilhalm, deriuat à bellen siue billen. i. velle q.d. qui vult galeam. Vilelmius Pomponio Laeto dicitur.

In enige werken van de Italiaanse humanist Pomponius Laetus (1428-1497) heb ik tevergeefs naar de naam Vilelmius gezocht. Ook bij Willichius (zie beneden 2.8) heb ik de door Kiliaan aangegeven verklaring niet kunnen vinden.

2.2. De Zwitserse kroniek van Johann Stumpf

Een groot aantal van Kiliaans persoonsnamen komt uit de Gemeiner Eydgnoschafft Stetten, Landen und Volckeren Chronick (Zurich, 1548) van Johann Stumpf (1500-1576), die in dit historisch-geografisch werk ook enige lijsten van persoonsnamen heeft opgenomen; van dit werk citeer ik de uitgave van 1586.

Stumpf (1586) Kiliaan (1599)
 
Vestroualda, Besterwald oder Westerwalder (f. 145r). Besterwald, Westerwalder. Vestroualda.
  Westerwalder. j. Besterwald. Vestroualda. Ioan. Stumpff.

[pagina 21]
[p. 21]

Gambrinus Gamper oder Kempher, nachmals Cimber, &c. ein künig der Teütschen... (f. 18r). Gamper. Gambriuius, q.d. kempfer, kamper. I. Stur.

Kiliaans auteursnaam Stur. is wel een zetfout voor Stump(f).

Landinus Landyn, ein künig der Scythier, Anno mundi 4700... (f. 19r). Landin. Landinus, Ioan. Stump. fortè Laudin.

Bij Laudin verwijst Kiliaan naar Willichius (zie beneden 2.8).

Lutharius oder Lotharius, Luther (f. 19r). Luthart. j. Lotharis. Lotharius, Lutharius. I. Stump.

Bij zijn volgende artkel Luther verwijst Kiliaan naar Willichius, Tschudi en Aventinus (zie beneden 2.8).

Odagrius Odacker, besser Oedacker (f. 28r). Odacker, Oedacker. Odoacer, Odagrius, hoc est, infructuosus siue sterilis ager, I. Stump.

Kiliaan geeft hier uitdrukkelijk de etymologie aan die Stumpf met zijn spelling Oedacker naar voren schijnt te brengen.

2.3. De Batavia van Hadrianus Junius

Over invloed op Kiliaan van de Batavia (Leiden, Officina Plantiniana, 1588), een historisch-geografisch werk over Holland van Hadrianus Junius, heeft De Smet reeds geschreven; hij vermeldt o.a. dat Kiliaan de persoonsnamen Amalasuente en Suenthibold van Junius heeft overgenomenGa naar voetnoot(8). Als verdere voorbeelden van ontlening aan het drieëntwintigste hoofdstuk van de Batavia, De significatione nominum (p. 381-410), noem ik hier nog:

Batavia (1588) Kiliaan (1599)
 
Alaricus... significat omnium rerum copijs abundantem... Hoc nomen postera aetas in Vdalricum, & per contractionem Vlricum vertit, quod supra omnes Alarick. Alaricus. q.d. vltra omnes diues, praediues. Adr. Iun.
  Ulrick. j. Udalrick. Vlricus, Vdalricus, Adr. Iun. vide Alrich, Hulderick.

[pagina 22]
[p. 22]

locupletum sonat: à quo significato nihil dissidet Abericus... ita nominatus praediues aut ultra communem hominum conditionem pecuniosus ac locuples (p. 393). Udalrick, Udelrick, Alrick, Alarick. Vdalricus, Alaricus, Alricus, hoc est, omnium locupletissimus: supra omnes locuples. Adr. Iun. vide Alarick, Alrick.
  Aberrick. Abericus, Adr. Iunius. q. auer-rick, ouer-rick. i. praediues.

Van deze ene naam bij Junius heeft Kiliaan dus vier verschillende artikelen gemaakt. Bovendien verwijst hij bij Alrick en bij Hulderick ook nog naar Junius.

Velleda... namque sonat veel leed, hoc est, plurima mala & calamitates, quas suis... peperit... Sunt, qui ab heid, id est, agro solitario... deriuant, quòd agrorum ditionisque locuples esset. Werthrada... à dignitate & pondere consilii videtur appellationem traxisse (p. 410). Vellede. Velleda, q.d. veel leed, hoc est, multa mala multasque calamitates pariens. Vel q.d. veel heyde, id est, multos latosque agros habens. Adr. Iun.
  Werthrade. VVerthrada, hoc est, digna bonaque consilia dans, Adr. Iun.

2.4. Een werkje toegeschreven aan Luther

Een van de auteurs die Kiliaan nogal veel bij zijn persoonsnamen vermeldt, is Martinus Islebius; onder deze naam laat hij niemand anders schuilgaan dan Maarten Luther, die immers te Eisleben geboren wasGa naar voetnoot(9). Aan Luther werd inderdaad een werkje toegeschreven dat in 1537 te Wittenberg anoniem verschenen was, Aliquot nomina propria Germanorum ad priscam etymologiam restituta, per quendam antiquitatis studiosum. Vanaf 1554 verscheen dit boekje onder de naam van Luther, maar volgens O. Brenner werd het ten onrechte aan hem toegeschreven en was de auteur wellicht Johannes Canon († 1537), die tot de vriendenkring van Luther behoordeGa naar voetnoot(10). Voor onze vergelijking hebben we de tekst van 1537 gebruikt, in de uitgave bezorgd

[pagina 23]
[p. 23]

door Brenner in het vijftigste deel van Luthers werken, p. 146-159 (Weimar, 1914).

Aliquot nomina (1537) Kiliaan (1599)
 
Albuinus, Alguinus, Alcuvvinus, Alboinus ‘Allevvin’, ‘Allgevvin’, ‘omnia uincens’, Rex Longobardiae (p. 153). Albewin. Albevvinus, Alguinus, Alcuinus, Alboinus. q.d. alwin, alghewin. omnia vincens. Mart. Isl.

Kiliaan heeft nog een tweede artikel Albewin, met een andere etymologie en een verwijzing naar Junius en naar Anboyn.

Alphonsus, Alfonsus valde prope est, si non ipsum est, ‘Helfuns’, ‘adiutorium nostrum’, quia Itali (ut dixi) aspirationes omittunt & ‘a’ ex ‘e’ faciunt (p. 157). Alfons. Alphonsus. q.d. helf ons, adiutorium nostrum. M. Isl.
 
Anboinus, Si Italico more ‘n’ pro ‘l’ scriptum est, idem quod Alboinus est, illi enim scribunt Bononia, cum dicitur ‘Bologna’. Alioqui erit ‘Handvvin’, id est ‘victrix manus’ & ‘inuicta bello dextera’ (p. 153). Anboyn, Albewin. Anboinus, Alboinus. Omnia vincens. vel q.d. hand-win. i. victrix manus, inuicta bello dextera, Mart. Isleb.
Gosvvin uidetur esse ‘Husvvin’, ‘Victor domorum’ uitiata litera ‘H’ per ‘G’, ut frequentissime fit. Sed melius Iosquin, quod nomen insignis musicus in Belgio celebre fecit (Ihn bewunderte auch Luther; s. Köstlin-Kawerae II, 502). Est autem Iosquin diminutiuum a ‘Jost’ seu ‘iusto’. Sic enim illi loquuntur blandiendo pueris ‘lustkin’, id est ‘iustulus’, ‘Iustinulus’ (p. 153). Goswin. Gosvvinus q.d. huswin, id est, victor domorum, vel q.d. Josquin, ioskin, id est, iustus, iustulus. Mart. Isl.

Ik merk op dat Kiliaan in zijn kanttekeningen bij Goswin heeft geschreven: Gods-win, Dei amicus; al is deze etymologie ook niet juist, toch is ze beter te aanvaarden dan wat in zijn tekst staat.

Osvvalt, rectius ‘Husvvalt’, ‘Gubernator domus’, ‘praefectus’, ‘oeconomus’, qui nunc in Aula uocatur Hofemeister’, ‘vvalt’ Oswald. Osvvaldus, rectius Huswaldus, hoc est, gubernator domus, praefectus, oeconomus. Mart. Isl.

[pagina 24]
[p. 24]

enim significat ‘potestatem’, ‘magistratum’ uel ‘gubernandi facultatem’ (p. 151).  
Vlfarus, id est ‘Hulffer’, seu ‘Helffer’, ‘Salvator’, ‘Auxiliator’, ‘Alexius’, ‘Iosua’, ‘Iesus’, ‘Esdras’ &c. (p. 147). Ulfard. Vlfarus, hoc est, auxiliator, saluator, Mart. Isl.

We zien dat Kiliaan hier de oudtestamentische namen Iosua, Iesus en Esdras heeft weggelaten.

2.5. Twee werken van Becanus

2.5.1. De Origines Antwerpianae

Uit de boven (1.5) reeds vermelde Origines Antwerpianae (1568) van Joannes Goropius Becanus nam Kiliaan ook enige verklaringen van persoonsnamen over:

Origines (1568) Kiliaan (1599)
 
Ambiorix... quod integrè & nostro more diceretur Ambietorrych, id est, Magistratus siue Ambactorum princeps sobolis diues (p. 37). Ambiorick. Ambiorix: ditionum & terrarum quibus ius dicit locuples, Adr. Iun. & Magistratus multa sobole diues. Ioan Becan.

De vorm op -rick van Kiliaan is een vernederlandsing, waarover meer bij de vergelijking met Tschudi (beneden 2.7).

martel est malleus ferreus... Est enim compositum è Mart, quod est rumpit & confringit; & Bel, quod in quaque re summam vim nobis signat. Hinc Carolus ille Marchio Antwerpianus... Martel est vocatus: eò quòd omnia veluti malleus ferreus confringeret (p. 110). Martel. Martellus, hoc est, malleus ferreus omnia confringens, cognomen Caroli Franc. regis. Ioan. Becanus.

2.5.2. De Opera hactenus non edita

In de Opera hactenus in lucem non edita van Becanus, postuum door Plantijn uitgegeven in 1580, stonden links en rechts verspreid eveneens persoonsnamen, meestal met een etymologische verklaring; Kiliaan nam ook uit dit werk heel wat over, zoals de volgende voorbeelden aantonen:

[pagina 25]
[p. 25]

Opera (1580) Kiliaan (1599)
 
Neruiorum item dux fuit Boduognatus, quo is intelligitur dici potuisse, vel qui excelleret magna in famulos clementia, vel qui summè clementem se praestaret in mandatis exsequendis. Boden enim nobis famuli dicuntur... Hooggenat, & syncoptôs gnat, est excelsa clementia. Boden hoognat igitur excelsa clementia praeditus, vel in mandatis exigendis, vel in famulis & subditis benignè tractandis (IV, Gallica, p. 16). Boduognat. Boduognatus, q.d. bodegnaet. i. clemens erga famulos, vel q.d. boden hoo-gnat, hoc est, excelsa clementia praeditus, vel in mandatis exigendis, vel in famulis & subditis bene tractandis. I. Becan.
Brunoghildis, in quo Brun fuscum, Og oculum signat; ita vt hoc nomine heroina denotetur excellentissima earum quibus oculi subnigri (V, Francica, p. 75). Brunoghilde. Brunoghildis. q.d. brunog hilde. Heroina cui oculi subnigri. Ioan. Becan.
Faraulfum ex Ware hulf concinnans... War-hulfum vel veritatis vel custodiae auxiliatorem liceat interpretari (V, Francica, p. 68). Faraülf. Faraulfus, q.d. warhulf. VVarhulfus, hoc est, veritatis vel custodiae auxiliator, I. Becan.
Cheribertus item, vt Paulus Aemilius eum vocat... Tritenhemius in annalium compendio Heribertum hunc nominat... cùm Herbertus sit vocandus; quae nomenclatura... ei conueniens cui optamus vt dignum se praestet totius vel communitatis vel exercitus praefectura, quod Her-wert signat (V, Francica, p. 75). Herbert, Herebert. Herbertus, Cheribertus, Herebertus, Heribertus, q.d. herwert, hoc est, dignus praefectura exercitus, Io. Becan.
Orgentorix an fecerit ex ἡρέντεριξ, quod significat dominum qui à multis manibus diues est, quem nos Heer Henderich Latinis characteribus scriberemus, an verò ex ὠρχεντρὶξ quod natalium elegantia diuitem notat, arbitrio aliorum discutiendum relinquo (IV, Gallica, p. 15). Orgetorick, Orgentrick... Io. Bec. in Gallic. Orgentorix interpretatur Herhenderick ἡρεντεριξ hoc est, dominus à multis manibus diues. vel ὠργεντριξ q.d. oor-gent-rich. id est, natalium elegantia diues.

[pagina 26]
[p. 26]
De vormen op -rick zijn vernederlandsingen van Kiliaan, waarover meer bij de vergelijking met Tschudi (beneden 2.7).

Vooral in dit laatste voorbeeld zien we hoe Becanus op de hem eigen wijze vergezochte verklaringen geeft en deze dan nog graag met de klassieke talen, in dit geval het Grieks, verbindt. We weten niet in hoeverre Kiliaan deze verklaringen als juist beschouwt: hij vermeldt de naam Becanus erbij om te tonen op wiens gezag ze steunen en neemt ernaast soms opvattingen van andere auteurs op.

2.6. De Germaanse geschiedenis van Beatus Rhenanus

Dat de boven (1.7) reeds vermelde Rerum Germanicarum libri tres van Beatus Rhenanus voor Kiliaan eveneens een bron voor persoonsnamen waren, heb ik aangetoond in mijn artikel over Kiliaans kanttekeningenGa naar voetnoot(11). Hier volgen nog enige voorbeelden van ontleningen aan het hoofdstukje van Rhenanus ‘De Nominibus proprius veterum Germanorum’ (uitgave 1551, p. 189-194).

Rhenanus (1551) Kiliaan (1599)
 
...titulo Maioris domus quem Franci ceu est uerisimile, Husmerum appellabant den Husmeier, nam Meier in maiorem uerterunt scribae... (p. 190). Husmar, Husmer. Husmarus, q.d. Hus-meier. i. maior domus. B. Rhen.
Nemo Lambertum intelligit..., at Laymbrechtum siue Landtbrechtum... omnes (p. 190). Lambert, Lampert. Lambertus, q.d. lang werd. Diu charus, diu gratus. Mart. Isleb. vel. q.d. landtbrecht, B. Rhenan.

In het aan Luther toegeschreven werkje (zie boven 2.4) vinden we: Lampertus, id est ‘Lange und vverd’, quod est ‘diu charus’, quia beneficia cito obliuuioni traduntur. Et rarus, uel nullus potius inuenitur ‘Langevverdus’ seu ‘diu gratus’ (p. 155). Zonder veel kritiek blijkbaar plaatst Kiliaan hier weer twee (eigenlijk zelfs drie) opvattingen naast elkaar.

Caeterum nemo putet hec â me dici ideo quod cupiam priscam barbariem restitui in scribendis nominibus istis proprijs, ut uidelicet deinceps pro Leode- Luitgar. Luitgarius. Leodegarius, B. Rhenan.

[pagina 27]
[p. 27]

gario Luitgarium usurpemus, qui Germanis Publium significat, quemadmodum Adelgarius omnino nobilem, sed ut ipsorum nominum compositiones quae Germanicae sunt aliquo modo studiosis innotescant (p. 190).  
  Adelgar. Adelgar. Adelgarius. hoc est, omnino nobilis. B. Rhen.

Hoewel Kiliaan de principiële uitspraak van Rhenanus in dit citaat niet overneemt, willen we er toch de aandacht op vestigen: hij wil niet terug naar de ‘barbaarse’ schrijfwijze van de namen, hij wil bijv. Leodegarius niet vervangen door Luitgarius, maar enkel de samenstellende elementen van de Germaanse namen aan de belangstellenden bekendmaken. Vermoedelijk werd Kiliaan door dezelfde wetenschappelijke motieven bewogen.

Luitmeier est populi praefectus quem Gallicorum annalium scriptores in Lodomirum & postea Clodomirim uerterunt (p. 190). Lutmeyer. Luitmerus, Ludomirus, Clodomirus, hoc est, populi praefectus. B. Rhen.

2.7. De Zwitserse geschiedenis van Aegidius Tschudi

Aegidius Tschudi (1505-1572), bekend als verspreider van de legende van Willem Tell, heeft in zijn De prisca ac uera Alpina Rhaetia (Basel, 1538) eveneens enige bladzijden over persoonsnamen opgenomen; hieruit nam Kiliaan het een en ander over, zoals de volgende voorbeelden aantonen:

Tschudi (1538) Kiliaan (1599)
 
...plurima Germanica nomina hanc habent finalem terminationem, qualia sunt Friderich, Henrich, Dieterich, Adelrich, Vlrich &c. quam finalem syllabam latinus sermo ferre non potest, & propterea fecit Caesar ex Graeco X literam latinam x, ut patet in his nominibus Orgetorix, Dumnorix, Cingentorix, Ambiorix, Vercingetorix, Eparedorix, quae Gallica sunt no- Dumerich. Domnorius. Ioan. Stumpfff. Dumnorix. Aegyd. Schud.
  Emberich. Ambiorix. Aegyd. Schud.
  Fredrich, Fredrick. Eporedorix. Aegid. Schud.
  Heimrick, Emberich. Ambiorix, Aegi. Schud.
  Horderick, Hordrich, Horrich. Hordericus, Orgetorix. I. Stumpff. Aeg. Schud.

[pagina 28]
[p. 28]

mina virorum: nam Orgetorix est Horderich uel Erentrich, Dumnorix Dumerich, Cingentorix Sinnentrich, Ambiorix Emberich uel Heimrich, Vercingetorix Versinrich uel Seersinrich, Eparedorix Fridrich (p. 119-120). Seersinrich. j. Versinrich. Vercingetorix, Aegid. Schud.
  Sinnentrick. Cingetorix, Cingentorix. Aegid. Schud.
  Versinrick. Vercingetorix.

Kiliaan heeft de tekst van Tschudi bewerkt tot alfabetisch gerangschikte artikelen. We merken op dat hij in drie gevallen de Hoogduitse uitgang -rich heeft bewaard, in drie gevallen -rich en de vernederlandste vorm op -rick samen opneemt en in twee gevallen alleen de vorm op -rick vermeldt. Bij de vernederlandsing van deze Germaanse namen is hij blijkbaar willekeurig te werk gegaan. Voor twee van Kiliaans artikelen was Stumpf een tweede bron; deze schrijft in zijn Zwitserse kroniek (zie boven 2.2): Dumnorius, Dumerich (f. 144v), en: Orgetorix, Horderich, oder Eerentrych (f. 143r).

Caesar lib. 1 scribit de Ariouisto Germanorum rege, & Polybius lib. 2 scribit de Aneroeste Gallorum rege: en uterque autor nequiuit ex ignorantia Germanismi rectè proferre & scribere hunc regem, qui absque dubio fuit Ernestus, uulgare in Germania nomen (p. 121-122). Ernst. Ernestus: Aneroestes, Ariouistus, I. Stumpff. Aegid. Schud.

Dat de namen Ernst en Ariovistus vaker gelijkgesteld werden, bewijst de plaats uit Stumpf: Ariouistus ernst, ein künig der Teütschen und Schwaben (f. 19r), waarnaar Kiliaan verwijst, en een tweede artikel Ernst, Ariovistus, waarbij hij naar Aventinus verwijst.

...Bernhardus. Sic Erasmus Rot. putat nomina ab ingenio dicta, quibus nos aspirationis nimis auidi, h apposuimus: ut Lowen art Rich art Er art Bern art Gott art Rein art Wolff art Engel art Geb art Geyr art Eber art (p. 121) Bernard. Bernardus, vrsinum ingenium. Adr. Iun. Vel, q.d. bern-hart, hoc est, qui vrsinum cor siue animum habet, I. Becan. ita quoque Eras. Roterod. Got-art, Geb-art, Geyr-art, Eber-art, Er-art, Rich-art, Leuwen-art, Rein-art, Engel-art, Wolf-art, ab ingenio dicta putat: quibus nos aspiratione nimis auidi, h apponimus. Aeg. Schud.

Waarschijnlijk heeft Kiliaan de verwijzing naar Erasmus van Tschudi overgenomen; op welk werk ze slaat, heb ik niet kunnen vinden. Bijkomende bronnen voor Kiliaan waren de Batavia van Junius: Bernardus vrsinum (animum) nomine tegit (p. 405), en de Opera hactenus non edita van Becanus: Beren-hart quem Bernardum dicimus, Latinè
[pagina 29]
[p. 29]
is est qui ursinum cor siue animum habet (V, Francica, p. 78). Kiliaan heeft nog twee artikelen Bernhard, het eerste met een verwijzing naar Aventinus (zie boven 2.1) en het tweede met een verwijzing naar Islebius.

2.8. De Commentaria op Tacitus van Judocus Willichius

Uit de In Cornelii Taciti Germaniam Commentaria (Frankfort, 1551) van Judocus Willichius (afkomstig uit Ermland, 1501-1552) heeft Kiliaan ook verscheidene persoonsnamen overgenomen, vooral uit een lijst van koningen die Willichius op f. C 5r (uitgave 1551) geeft.

Willichius (1551) Kiliaan (1559)
 
...sicut Charolos, hoc est viros fortes & strenuos decet (f. F 6y). Carel, Charel. Charolus. i. vir fortis & strenuus. Iod. VVillich.

Kiliaan heeft nog drie andere artikelen Carel, met verwijzingen naar Islebius, Becanus, Stumpf en Aventinus.

...Ulysses der Ilsingk... Laudinus der Laudin, Lomnorius vel Leonorius der Lenhart, Lutharius vel Lotharus der Luther, Viridomarus der Wirdtmer, vel Fridtmayer... (f. C 5r). Ilsingh. Vlysses. Iod. VVillich.
  Laudin. Laudinus. Iod. VVillich. fortè Landin.
  Lenhart. Lomnorius, Leonorius. Iodoc. VVillich.
  Luther. Lutharius, Lutherius, Lotharius. Iod. VVillich. Aeg. Schud. Io. Auent. i. clarus, sincerus.
  Wirdtmer. j. Fridmayer. Io. VVillich.
  Fredmar, Fridmar, Fridmeyer, Vridmeyer. j. Britomar. Viridomarus. I. VVillich. B. Rhenan.

Kiliaans etymologie van Luther komt van Aventinus, die schrijft: Louther, clarus, syncerus. Liuius Lutharium, Caesar Lutherium nominat (p. 18).

2.9. De Scholia op Tacitus van Andreas Althamer

De boven (1.6) reeds vermelde Scholia van Andreas Althamer waren voor Kiliaan eveneens een bron van persoonsnamen; toch is het

[pagina 30]
[p. 30]

aantal ontleningen hieraan heel wat geringer dan dat aan de tot nu toe vermelde bronnen. De persoonsnamen die Kiliaan van Althamer overnam, staan bijna alle bij deze laatste in een paragraaf over de gelijkenis tussen het Duits en het Grieks; deze reeks citeren we hier.

Althamer (1529) Kiliaan (1599)
 
...maxime uero in proprijs nominibus sumpsimus ex graecis uocabula, Vbi Graeci Δημοσθένης, Germani Volckhart. Vbi illi λεωκράτης, nos Leonhart. Illi χρύσανδρος, nos Mangolt. Illi θεόϕιλος, nos Gotzhold. Illi πολυϕήμος, nos Albrecht. Illi νικόλαος, nos Volcker. Illi λύκος. nos wolff atque alia plura (f. 50v). Volckard, Volckhart. Volcardus, Volckhartus, hoc est, populi sustentaculum & robur, populi columen. Adr. Iun. Mart. Isl. Demosthenes, ut interpretatur Andr. Althamer.
  Leonard. Leonardus, hoc est Leoninus animus. Adr. Iun. q.d. leeuwenhardt, hoc est, cui animus est leonis, I. Becan. λεωκράτης And. Altham. Vel mercedis praemiique thesaurus. Io. Auent.
  Mangolt. Mangoldus. χρύσανδρος And. Altham.
  Godtshold. Godsholdus θεόϕιλο And. Altham.
  Albrecht. Albrechtus, q.d. adelwerd, adel und werd. Nobilis & carus. M. Isl. πολύϕημος famosus, illustris, And. Altham.
  Volcker. Volcherus. νικολάος ut interpretatur Andr. Althamar [sic].
  Wolf. VVolfus, λυκος, hoc est, lupus. proprium nomen à Graecis sumptum, sicut Volckhart, Leonhart, Mangolt &c. And. Althamer.

In de meeste gevallen neemt Kiliaan zonder meer de Germaanse en Griekse namen van Althamer over; alleen bij Albrecht en Wolff voegt hij er zelf Latijnse equivalenten ter verklaring van de betekenis aan toe.

2.10. De geschiedenis van de Franken door Trithemius

In zijn Compendium sive Breviarium primi voluminis annalium sive historiarum, de origine Rerum & gemis Francorum (Mainz, 1515) ver-

[pagina 31]
[p. 31]

meldt de benedictijnenabt van Sponheim (Hunsrück) Joachim Trithemius (afkomstig van Trittenheim bij Trier, 1462-1516) verscheidene persoonsnamen; hiervan heeft Kiliaan er zeven overgenomen, waarvan ik er hier vier vermeld. Ik citeer de uitgave van 1539 uit Parijs.

Trithemius (1539) Kiliaan (1599)
 
Clodomerus... Clodomer (p. 34). Clodomir, Clodomer. Clodomirus, Clodomerus, q.d. Lutmeyer. Io. Trittenhemius.
Clodomirus... Clodomir (p. 19 en 42).  
Hildegast ...Hildegastus (p. 38). Hildegast. Hildegastus. Io. Trittenhemius.
Odemarus (p. 32). Odemar. Odemarius. I. Trittenheim. vide Otmar, Audemar.
Waltherus... Walther (p. 40-41). Walther. VValtherus. I. Trittenheim.

Kiliaan legt zelf een verband tussen Clodomir, Clodomer en Lutmeyer, dat hij met hetzelfde equivalent Clodomirus bij Rhenanus gevonden heeft (zie boven 2.6), en tussen Odemar en Otmar, dat hij met de equivalenten Otmarus, Ottomarus bij Becanus gevonden heeft (Opera hactenus non edita, IV, Gallica, p. 74).

2.11. De Grammatica van Clajus

In zijn Grammatica Germanicae linguae (Leipzig, 1578), de eerste toonaangevende Duitse spraakkunst, spreekt Johannes Clajus (1535-1592) ook over Germaanse voornamen. Dat Kiliaan dit werk raadpleegde, tonen de volgende ontleningen; ik citeer de uitgave van 1587 uit Leipzig.

Clajus (1587) Kiliaan (1599)
 
Propria nomina aut Germanica sunt sua origine, vt: Friderich, diues pacis. i. Salomo, Irenaeus, quae postea ab exteris nationibus vsurpata & corrupta sunt, vt: Vercingetorix, apud Caesarem, pro Seersinreich, valde ingeniosus... Aut ab alijs linguis petita sunt (p. 19). Frederick, Friderick. Fredericus, Fridericus, id est, pacis diues, pacem amans. Adr. Iun. & Pacificus, diues pacis: Salomon, Irenaeus. Mart. Isl. Ioan. Claius. Iod. VVillich.
  Versingetorick. Vercingetorix, apud Caesarem, pro seer-sinrich, hoc est, valde ingeniosus. Ioan. Claius, vel ut Ioannes Becanus explicat, ver-sinnicheyt rich. hoc est, qui prompto & solerti ingenio ad quaeuis excogitanda abundat. idem Becan.

[pagina 32]
[p. 32]
Het werkje toegeschreven aan Luther vermeldde als equivalenten voor Friderich: ‘Pacificus’, ‘Salomo’, ‘Irenaeus’ (p. 149) en Willichius schreef in zijn Commentaria: Friedreich, pacificator, pacis dives (p. 430). Blijkens de equivalenten Salomo en Irenaeus kende Clajus ook wel het werkje dat aan Luther werd toegeschreven. De verklaring van Becanus voor Versingetorick komt uit zijn Opera hactenus non edita (IV Gallica, p. 16). De vormen op -rick zijn vernederlandsingen van Kiliaan (zie boven 2.7).

Sed siue sint Germanica siue peregrina propria nomina, vulgus concisè & corruptè illa effert, vt quaerenti etymon diuinatione interdum opus sit, vt: Kurt vel Kuntze. i. Cunrad, Cunradus, consilio potens (p. 19). Cuntze. j. Cunrad.
  Cunrad. j. Conrad.

De vorm Cunrad heb ik ook bij Tschudi aangetroffen (De prisca..., p. 120). Bij Conrad (Conradus) verwijst Kiliaan naar Mart. Islebius, Adr. Junius en Ioan. Aventinus. In het citaat uit Claius zegt deze dat we door de verkorting en de vervorming van vele eigennamen naar de betekenis ervan moeten gissen; deze uitspraak staat wel in tegenstelling met de zelfverzekerdheid van sommige van zijn tijdgenoten

Ilge. i. Iuliana. Ilge. Iuliana.

2.12. De Friese geschiedenis van Kempius

De Smet heeft reeds opgemerkt dat Kiliaan een aanvulling voor zijn lijst van persoonsnamen gehaald heeft uit de De Origine, Situ, Qualitate et Quantitate Frisiae, et Rebus a Frisiis olim praeclaris gestis, Libri tres (Keulen, 1588) van de Friese geschiedschrijver Cornelius Kempius (oca. 1516 - † 1587)Ga naar voetnoot(12). Ik citeer hierv olledig het artikel waar het over gaat:

Kempius (1588) Kiliaan (1599)
 
Radbodus decimus quartus Episcopus... Et interpretatur hoc nomen Radbodus idiomate germanico idem quod Consilij nuncius (p. 344). Ratbode. Rodbodus, hoc est, consilij adacis & praecipitis. Adrian. Iunius. vel concilij nuncius. Cornel. Kempius.

Junius schrijft in zijn Batavia: Radbodus consilij audacis ac praecipitis argumento nominatus videtur (p. 404). Ik merk nog op dat Kiliaan in zijn handexemplaar de t van Ratbode vervangen heeft door een d en de eerste o van Rodbodus door een a: dit waren blijkbaar twee zetfouten.
[pagina 33]
[p. 33]

2.13. De aantekeningen van Hotman bij Caesar

Kiliaan heeft tenslotte nog een verklaring van een persoonsnaam overgenomen uit de Notae van de Franse jurist en humanist Franciscus Hottomannus (François Hotman, 1524-1590), bij de C.I. Caesaris Rerum gestarum commentarii XIV (Frankfort, 1575). Het lange artikel Vergobert van Kiliaan is samengesteld uit verklaringen van drie auteurs, die we hier aanhalen:

Junius, Batavia (1588) Kiliaan (1599)
 
Vergobretus apud Caesarem summus magistratus & praeses, quasi vergobrest, siue oberst vergger, id est, supremus executor, à vergen, quod est, exequi (p. 406-407). Vergobert. Vergobretus, hoc est, supremus exsequutor, summus magistratus, Adrian. Iunius. Vel Magistratus vitae necisque potestatem habens: magistratus, cuius est ea quae velit, in deliberationem vocare: magistratus cui summa sit potestas & senatus habendi & ea proponendi quae visum fuerit ad praesentem reipub. statum pertinere: quam dignitatem ij nunc in ciuitatibus nostris habent, quos borghe-meesters, id est, ciuium magistros vocamus. I. Becan. Verum Wergobret eum nobis denotat magistratum cui Vel potestas est stragulandi. Io. Becan. Vergobretus, q.d. oberest, primus, princeps: werg. i. opera. quasi magister operum. Francis. Hotoman
Becanus, Opera (1580)
...in Caesaris Commentariis Vergobretum, cuius significatio sic exponitur, vt magistratus esse definiatur, vitae necisque habens potestatem... Vergobret... eum denotat magistratum cuius est ea, quae velit, in deliberationem vocare... wergobret eum nobis denotat magistratum, cui potestas est stragulandi... licebit... verg-obret interpretari eum magistratum, cui summa sit potestas & senatus habendi, & ea proponendi, quae visum fuerit ad praesentem reip. statum pertinere: quam dignitatem ij nunc in ciuitatibus nostris habent, quos Borgemeesters, id est, ciuium magistros vocamus (IV Gallica, p. 14).  
 
Hotman (1575)
 
Vergobretum. Germani notionem Germanici nominis obseruant. Oberest, primus, princeps, Vuerg,  

[pagina 34]
[p. 34]

opera. quasi Magister operum. Locus ostendit, hanc Galliae partem magnam cum Germanis linguae affinitatem habuisse (p. 6).  

De verschillende interpretaties van Junius, Becanus en Hotman, die Kiliaan hier naast elkaar plaatst, stemmen erin overeen dat ze een verklaring uit het Germaans geven van vergobretus, een woord dat bij Caesar de betekenis heeft van ‘de rechtsvoltrekker, opperste magistraat van de Gallische stam der Aeduërs of Haeduërs’.

Besluit

Hoewel Kiliaans lijsten van plaats- en persoonsnamen als een appendix achteraan in zijn Etymologicum staan, behandelt hij ze toch op dezelfde wijze als de rest van zijn woordenboek en dus als een onderdeel van de taal. Zoals hij in zijn eigenlijke woordenboek (Dictionarium Teutonico-Latinum) voor Nederlandse woorden Latijnse equivalenten geeft, zoveel mogelijk uit klassieke auteurs, zo wil hij voor de Nederlandse plaats- en persoonsnamen Latijnse equivalenten geven en in de eerste plaats die welke bij klassieke auteurs gevonden worden. Zoals hij in zijn eigenlijke woordenboek, dat hij als een wetenschappelijk Etymologicum beschouwt, de woorden etymologisch verklaart, zo wil hij ook de eigennamen, vooral dan de persoonsnamen, etymologisch verklaren. Zoals zijn etymologische belangstelling hem de voorkeur doet geven aan zuiver Germaanse woorden, zo neemt hij in principe als trefwoord alleen zuiver Germaanse persoonsnamen op.

Zoals voor zijn eigenlijke woordenboek, was Kiliaan ook voor zijn plaats- en persoonsnamen een ijverig compilator, die uit alle mogelijke bronnen aanvullingen voor zijn lijsten haalde. De uitvoerige literatuur die er in zijn tijd over eigennamen bestond, heeft hij geëxcerpeerd, vooral historisch-geografische werken van humanisten, die namen uit de klassieke oudheid vermelden. Wetenschappelijke belanstelling, niet het levende gebruik van deze namen stond hierbij op de voorgrond. Naar zijn bronnen verwijst Kiliaan allereerst om het gezag aan te tonen waarop een betwistbare opvatting steunt. Dat hij zonder kritiek verschillende opvattingen naast elkaar vermeldt, is wellicht een gevolg van zijn streven de stand van de wetenschap zo volledig mogelijk weer te geven. Het standaardwerk dat hij heeft tot stand gebracht, geeft ons, mede met zijn tekorten, een goed beeld niet alleen van de taalkunde, maar ook van de naamkunde in zijn tijd.

[pagina 35]
[p. 35]

Lijst van in dit artikel besproken eigennamen

A. Aa 1.7
Aberrick 2.3
Adelgar 2.6
Alarick 2.3
Albewin 2.4
Albrecht 2.9
Alfons 2.4
Alrick 2.3
Ambiorick 2.5.1
Anboyn 2.4
Antwerpen 1.5
Antwerpenaers 1.2
Ardenburg 1.4
Ardennenbosch 1.4
Audenaerde 1.4
Augst 1.2
Bernard 2.7
Bernhard 2.1
Besanson 1.2
Besterwald 2.2
Boduognat 2.5.2
Brunoghilde 2.5.2
Buren 1.3
Carel, Charel 2.8
Cassel 1.1.4
Clodomir, Clodomer 2.10
Cuntze 2.11
Dantsick, Danswijck 1.2
Dumerich 2.7
Duytsch 1.2
Emberich 2.7
Emerick 1.6
Erfort, Erfurd, Ertford 1.2
Ernst 2.7
Faraulf 2.5.2
Fijnland 1.1
Frederick 2.11
Fredmar, Fridmar, Fridmeyer 2.8
Fredrich, Fredrick 2.7
Friderick 2.11
Gamper 2.2
Glocestre 1.4
Godtshold 2.9
Goswin 2.4
Groeningher-diep 1.1.2
Guienne 1.1
Hechter 2.1
Heimrick 2.7
Herbert, Herebert 2.5.2
Hildegast 2.10
Honte 1.8
Horderick, Hordrich, Horrich 2.7
Husmar, Husmer 2.6
Ilge 2.11
Ilsingh 2.8
IJsel (De oude -) 1.1.3
IJszee 1.2
Iselborgh 1.1.3
Isenborgh 1.2
Kempen 1.5
Kessel 1.1.4
Lambert, Lampert 2.6
Landin 2.2.
Laudin 2.8
Lecke 1.1
Lenhart 2.8
Leonard 2.9
Loeuen 1.2
Lotharingen 1.4
Lotrijck 1.1
Louen 1.2
Louenaer 1.2
Lubeck 1.1.7
Luitgar 2.6
Luneborgh 1.1.1
Luthart 2.2
Luther 2.8
Lutmeyer 2.6
Luyck 1.1.6
[pagina 36]
[p. 36]
Maeghdenborgh 1.2
Maeseyck 1.3
Mangolt 2.9
Marburg 1.2
Martel 2.5.1
Merbod 2.1
Meydenburg 1.2
Munster 1.2
Name, Namur 1.3
Odacker, Oedacker 2.2
Odemar 2.10
Orgetorick, Orgentrick 2.5.2
Oswald 2.4
Parijs 1.4
Peru 1.1
Quaetraedt 1.1
Ratbode 2.12
Rijenland, land van Rijen 1.5
Rijngouw, Rijngouw 1.1
Seersinrich 2.7
Sinnentrick 2.7
Spier, Spiers, Speyr 1.1.5
Switser 1.6
Tessenderloo 1.1.2
Toereyne 1.1
Toers 1.1
Tongherloo 1.1
Udalrick 2.3
Ulfard 2.4
Ulrick 2.3
Uther 2.1
Vellede 2.3
Vergobert 2.13
Versingetorick 2.11
Versinrick 2.7
Volckard, Volckhart 2.9
Volcker 2.9
Vridmeyer 2.8
Wale, Wael 1.4
Walther 2.10
Werthrade 2.3
Wesel 1.1.3
Westerwalder 2.2
Wilhelm 2.1
Wirdtmer 2.8
Wissenborgh 1.1.8
Wittenbergh 1.2.1
Wolf 2.9

 

Leuven.

F. Claes, S.J.

voetnoot(1)
Omdat dit artikel anders te uitvoerig zou worden, bespreek ik niet alle plaats- en persoonsnamen die ik in deze kanttekeningen heb gevonden; ik verwijs ervoor naar de uitgave die ik ervan voorbereid in de reeks Monumenta Lexicographica Neerlandica (Mouton, 's-Gravenhage). Zie nu reeds mijn inleidend artikel Kanttekeningen van Kiliaan bij zijn Etymologicum Teutonicae linguae, in Ts. Leid. LXXXVII (1971), p. 1-28.

voetnoot(2)
A. Kluyver, Proeve eener critiek op het woordenboek van Kiliaan ('s-Gravenhage, 1884), p. 15-27. - G. De Smet, Kiliaan en de Hollandse en Brabantse dialektwoorden uit Junius' Nomenclator, in Hand. Zuidn. Maatsch., XI (1957), p. 25-34. - Id., Junius' Nomenclator, Hollandse bron van Kiliaens Vlaamse woorden, in Album Edgard Blancquaert (Tongeren, 1958), p. 197-208.

voetnoot(3)
a.a., in Ts. Leid. LXXXVII (1971), p. 12-13.

voetnoot(4)
A. Kluyver, a.w., p. 30-44.

voetnoot(5)
a.a., in Ts., LXXXVII (1971), p. 16-17.

voetnoot(6)
Zie mijn artikel Levinus Lemnius, een Zeeuwse bron van Kiliaan, in Ts. Leid. (ter perse).

voetnoot(7)
a.a., in Ts Leid. LXXXVII (1971), p. 17-18.

voetnoot(8)
G. De Smet, Invloed van Junius' Batavia op Kiliaans woordenboek, in Ts. Leid. LXXIV (1956), p. 47, n. 1; cf. Id., Kiliaan en de Batavia van Hadrianus Junius, in Hand. Zuidn. Maatsch., VIII (1954), p. 61-73.

voetnoot(9)
In de zestiende eeuw werd op de titelpagina van een boek zeer vaak na de familienaam van de auteur de naam van zijn geboorteplaats vermeld, bijv. Cornelius Kilianus Dufflaeus, Desiderius Erasmus Roterodamus, Hubertus Thomas Leodius en Joannes Goropius Becanus (gewoonlijk zelfs Becanus genoemd).
voetnoot(10)
O. Brenner, M. Luthers Werke. Kritische Gesamtausgabe, 50. Band. Weimar, 1914, p. 143. - Cf. ook A. Bach, Deutsche Namenkunde, I (Heidelberg, 1952), nr. 311, en R. von Raumer, Geschichte der germanischen Philologie (München, 1870), p. 32.

voetnoot(11)
a.a., in Ts. Leid. LXXXVII (1971), p. 17-18.

voetnoot(12)
G. De Smet, Op zoek naar de bronnen van Kiliaans Friese woorden, in Fryske Studzjes oanbean oan Prof. J.H. Brouwer (Assen, 1960), p. 149.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Frans Claes

  • over Cornelis Kemp

  • over Levinus Lemnius

  • over J. Goropius Becanus

  • over Abraham Ortelius

  • over Hubertus Thomas Leodius

  • over Hadrianus Junius

  • over Cornelius van Kiel


taalkunde

  • Woorden (lexicografie)