Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nadruk. Jaargang 1 (1988-1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nadruk. Jaargang 1
Afbeelding van Nadruk. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Nadruk. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.68 MB)

ebook (13.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nadruk. Jaargang 1

(1988-1989)– [tijdschrift] Nadruk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]
‘De slechtste eigenschap van Annie Romein-Verschoor? Haar gebrek aan zelfkritiek!’

Annie Romein-Verschoor

Op 30 september j.l. promoveerde Angenies Brandenburg aan de Universiteit van Utrecht op een lijvige biografie van Annie Romein-Verschoor. Het eerste deel is een kloek boek met de feiten, het tweede een reflectie op haar werkwijze.



illustratie
Annie Romein-Verschoor


De in 1895 geboren Annie Verschoor studeerde Nederlands en geschiedenis in Leiden en trouwde in 1920 met historicus Jan Romein. Ze kregen drie kinderen. Samen met haar man schreef ze de inmiddels klassiek geworden werken De lage landen bij de zee (1934) en Erflaters van onze beschaving (1938-1940). Na Romeins dood voltooide zij zijn magnum opus Op het breukvlak van twee eeuwen (1967). Daarnaast publiceerde zij onder andere diverse essays, een roman (Vaderland in de verte, over Hugo de Groot) en haar bekende autobiografie Omzien in verwondering. Angenies Brandenburg maakte in haar biografie echter nauwelijks gebruik van de autobiografie.

 

Waarom baseerde u zich zo weinig op Omzien in verwondering?

In de eerste plaats kreeg ik snel in de gaten dat de verhouding tot haar moeder, zoals Annie Romein-Verschoor die schetst in haar autobiografie, werd weersproken door haar jongere broer en zuster. Ten tweede ontdekte ik bij het onderzoeken van haar archief dat het lidmaatschap van de Communistische Partij tien jaar langer duurde dan zij zelf zei. Zo waren er veel dingetjes waaruit ik telkens moest constateren dat de documenten niet hetzelfde vertelden als de autobiografie.

Annie Cohen-Solal bijvoorbeeld maakte in haar Sartre-biografie wél gebruik van Les Mots, de autobiografie van Sartre. En Nanda van der Zee gebruikte Pressers autobiografische aantekeningen bij haar werk. Ik merk dat beiden dat moeilijk vonden, omdat ze vaak moesten constateren dat feiten niet klopten. Ik denk dat je zelfs in het algemeen kunt stellen dat een autobiografie beter niet voor geschiedschrijving gebruikt kan worden.

 

Hoewel Annie Romein zichzelf af en toe kritisch bejegent, blijft Omzien in verwondering een portret van een vrouw zoals ze zichzelf graag ziet. U beschrijft haar veel

[pagina 63]
[p. 63]

minder sympathiek. Ik heb zelden zo'n kritische biografie gelezen.

Dat zou kunnen... Ik hoop stellig toch een evenwicht gevonden te hebben. Debunking heb ik hem niet willen maken, zo is ie ook niet geworden. Opmerkelijk is wel dat juist over Omzien in verwondering, zeker het tweede deel, vaak is gezegd dat ze zo'n betweterige onderwijzerstoon aansloeg en geen kritiek op zichzelf kon verduren. In ieder geval heb ik beide kanten van haar persoonlijkheid willen laten zien. Uiteraard ook de kwalijke.

 

U hebt een prachtig citaat van Annie Romein-Verschoor aan het begin van het eerste deel gebruikt.

‘Vooral bij het uitgeven van papieren van anderen moeten we uiterst discreet zijn met onze discretie. “Tact tegenover nog levenden” wordt zo licht een in bescherming nemen van een schrijver tegen zijn - vermeende - uitschieters en daarmee tot een vervalsing van zijn beeld. Een beeld, dat als het origineel de moeite waard is, alleen aan menselijkheid kan inboeten door het wegdoezelen van “tekorten”, waar geen buitenstaander zich zorgen over zal maken.’

Die tekorten hebt u niet ‘weggedoezeld’...

Nee, maar ik heb wel heel bewust, het citaat volgend, de tact tegenover nog levenden in aanmerking willen nemen. Ik denk dat iedere biograaf de vraag of hij moedwillig geselecteerd heeft, met ja zal moeten beantwoorden. Het is écht niet nodig nabestaanden onnodig te grieven. Als je een aantal gegevens in een boek kunt zetten, waaruit de lezer een evidente conclusie kan trekken, hoef je die niet aan te vullen met gegevens die een ander pijn doen.

 

U schrijft bijvoorbeeld heel duidelijk dat Annie Romein te hoog greep toen ze - onder leiding van Amy van Marken, hoogleraar in de Scandinavische letteren - een nieuwe vertaling van Het laatste hoofdstuk van Knut Hamsun maakte.

Dat is één van die dingen waar ik met een zekere humor naar heb gekeken. Ik schrijf ergens in mijn boek dat Annie Romein eigenlijk niet genoeg geplaagd is. Ik had er zelf aardigheid in haar nu op sommige punten te plagen. Had ze nog geleefd, dan had ze me dat niet in dank afgenomen.

 

Over Annie's beruchte artikel ‘De onzekeren’ in De Gids (april-mei 1969), waarin zij Ter Braak en Du Perron afvalt, maakt u zich zelfs boos.

In eerste instantie was ik verbaasd. Annie Romein had beide schrijvers zeer lang gewaardeerd; nog in '59 had ze de loftrompet over hen gestoken en nu werden ze plotseling van hun sokkel gestoten. Pas in tweede instantie kwam ik achter haar beweegredenen. Vanaf 1936 waren velen bezorgd om de opkomst van het nationaal-socialisme in West-Europa. In navolging van het ‘Comité de vigilance des intellectuels antifascistes’, dat in maart '34 in Parijs was opgericht, werd hier het Comité van Waakzaamheid gevormd. In een interview met Lou de Jong zou Jan Romein later verklaren dat hij daartoe de aanzet had gegeven. Maar in het laatst uitgegeven deel van de Briefwisseling tussen Ter Braak en Du Perron (1967) suggereerde bezorger Van Galen Last dat niet Jan Romein, maar Eddie Du Perron de initiatiefnemer was geweest.

[pagina 64]
[p. 64]

Dit nu was de aanleiding voor Annie's ommezwaai: Jan mocht niet van zijn voetstuk. Bovendien duldde zij niet dat haar man in een kwaad daglicht werd gesteld, doordat bleek dat hij misschien wel eerder dan Ter Braak had ontdekt dat het fascisme niet deugde, maar dat Ter Braak eerder dan Jan Romein had ontdekt dat ook het communisme niet deugde. Met haar inconsequente aanval wilde Annie Romein-Verschoor niets anders dan het beeld van de integere, politiek stabiele Jan Romein handhaven.

 

De uitgever plaatste achterop uw biografie een citaat van Jan Romein:

‘Het jaartal was goed maar de plaats was een vergissing. Ze had aan zee geboren moeten worden. Wat anders dan de zee had haar blik zo ver, haar hart zo ruim, haar geest zo wijd en tegelijk zo diep kunnen maken.’

Kunt u uitleggen waarom dat jaartal, 1895, goed was?

Vermoedelijk omdat Jan in 1893 geboren is en dus twee jaar ouder was dan Annie. Zelfs nu nog vindt de man het prettig als zijn vrouw één of twee jaar jonger is dan hijzelf.

Niet vanwege Jans boek Op het breukvlak van twee eeuwen?

Nee, dat geloof ik niet.

En waarom aan zee?

Haar jeugd was doortrokken met de zee. Ik heb haar voorgeslacht helemaal uitgeplozen en in de proloog beschreven. Het waren allemaal zeelieden. Haar vader eindigde bijvoorbeeld als schout-bij-nacht-titulair bij de Koninklijke Marine. En bovendien hield ze zelf erg van de zee. Ze voer en was graag aan het strand. Niet voor niets brachten ze de vakanties graag door in Schoorl en Bergen in Noord-Holland. In Groet hebben ze een huisje laten bouwen en na Jans dood is ze daar nog blijven wonen Ze schrijft veel over de zee en tegen Jan heeft ze die liefde voor de zee blijkbaar vaak geuit. In dat citaat geeft hij dat mooi literair weer.

 

Is het extreem te stellen dat Annie altijd een beetje in de schaduw van haar man heeft geleefd en dat na haar dood die situatie omgedraaid lijkt?

Ze zou stellig hebben ontkend dat ze in zijn schaduw leefde. Aan de andere kant zijn er aanwijzingen dat ze dat af en toe tóch zo ervaren heeft. Zo werd aan de Universiteit van Amsterdam een curator gezocht en daarbij werd de naam van mevrouw Romein genoemd. Maar professor Romein moest zich daar tegen keren, want anders zou zijn vrouw de baas over hem worden. En dat ging helemaal niet aan! Andere aanwijzingen vind je in de manier waarop ze vaak spottend schrijft over het hooglerarendom. Ze had er waarschijnlijk geen nee tegen gezegd als men haar gevraagd had professor te worden. Bewijzen kan ik dat niet, maar ik voel het zo aan.

Ik denk ook niet dat ze na haar dood, nu bijna tien jaar geleden, meer aandacht heeft gekregen, maar wel sinds Jans dood. Toen is ook haar bekendst geworden werk, Omzien in verwondering, verschenen. Daarmee trok ze veel aandacht èn met haar verzet in het Rosa Spier-huis, een tehuis voor nog actieve oudere kunstenaars en wetenschapsmensen, die daar deels verzorgd

[pagina 65]
[p. 65]

en deels zelfstandig konden werken. Annie Romein trok daar in '69 heen, maar kon niet wennen. Ze had het moeilijk met de ouderdom en de gemeenschappelijke gezelligheid en ze uitte veel kritiek op de leiding. Dat laatste ging zelfs zo ver dat ze met een groepje dwarsliggers de directrice tot ontslag dwong om zelf enkele jaren de instelling te besturen.

Na haar dood verschenen nogal wat necrologieën die niet alleen ingingen op haar samenwerking met Jan Romein bij het schrijven van De lage landen en Erflaters, maar die vooral ook haar autobiografie als aanknopingspunt hadden. En zonder mijn biografie had ze vermoedelijk in 1988 niet meer zo veel aandacht gekregen, want zo werken die dingen.

 

Die necrologieën hebt u buiten de biografie gehouden. U koos voor een klassieke vorm door te beginnen met het voorgeslacht en te eindigen met de dood. De laaste zin luidt: ‘Annie Romein -Verschoor stierf op zondag 5 februari 1978, om half tien 's avonds.’ Hebt u nooit overwogen een andere vorm te kiezen?

Nee, want ik vind die wet van de chronologie uitzonderlijk belangrijk. Als je die loslaat straft het kwaad zich onmiddellijk. Dan deugt de compositie niet meer en - wat belangrijker is - dan kun je het leven niet goed reconstrueren. En daar gaat het per slot van rekening om! Naar mijn idee is de enige juiste manier een tijdslijn uit te zetten, waarop je punten afbakent. Aan de hand daarvan overzie je het hele leven en heb je in zekere zin het recht bepaalde interpretaties te maken. Laat je die lijn los, dan berusten de interpretaties op los zand.

U hebt ook gebruik gemaakt van theorieën uit de psychologie.

Waar het nodig was heb ik bijvoorbeeld psychologie en geneeskunde gebruikt als hulpwetenschap. Ik denk dat iedere biograaf dat zou moeten doen; Engelse biografen doen het stuk voor stuk. Je moet ook wel, want je beheerst geen acht disciplines tegelijkertijd. Maar vooral met psycho-analytische modellen ben ik heel voorzichtig geweest. Het blijft gevaarlijk, dus ik heb het maar af en toe gedaan.

Zoals bij haar moeder, van wie je min of meer kunt zeggen dat ze waanzinnig was. Ja, ik heb met alle gegevens die ik verzameld had een paar psychiaters geconsulteerd en gevraagd wat ze van haar gemoedstoestand dachten. Daar kwam heel duidelijk dat beeld uit. Dat had ik zelf nooit kunnen bedenken.

 

In het boek zijn er regelmatig passages waarin u Annie Romein beschrijft in het dagelijks leven, bijvoorbeeld hoe ze achter haar bureau zit. Is dat uw fantasie of berust dat op bronnen?

Het is ten dele gebaseerd op bronnen. Maar, zoals ieder historicus wel zal hebben, duik je zo diep in iemands leven dat je het op een gegeven moment met een soort inwendig oog voor je af ziet spelen. Met alle beschikbare gegevens denk je dan: zó heeft ze er bijgezeten. In het vierde hoofdstuk beschrijf ik haar, terwijl ze op haar studentenkamer zit te werken. De daar weergegeven ambiance berust op feiten. Ik wist welke boeken ze las en dat ze een boekenmolen van haar vader gekregen had. Die bestaat trouwens nog, hij staat nu bij haar zoon Jan Erik. Uit brieven van haar ouders en zusjes was het

[pagina 66]
[p. 66]

me bekend dat ze graag zelf kleren maakte en altijd lapjes had liggen. De entourage kende ik, maar of ze werkelijk op dat moment - herfst 1914 - er zo bijzat, weet ik natuurlijk niet. Er is geen film van. Het is meer wat ik Terbraakiaans noem: een visioen dat je hebt naast de wetenschappelijke Darstellung.

 

Wat is de betekenis van Annie Romein-Verschoor voor de Nederlandse letteren?

Je kunt haar rangschikken onder de best schrijvende vrouwen van deze eeuw. Weliswaar binnen haar genre, de essayistiek in hoofdzaak, kun je haar plaatsen naast schrijfsters als Beb Vuyk, Hella Haasse en Carry van Bruggen. En daarnaast vind ik dat ze koploper is geweest in een aantal dingen. Dat bepaalt haar originaliteit en dat vind ik héél aantrekkelijk in haar. Als je ziet dat ze in 1918 in het studentenblad Minerva het woord vrouwenstudies gebruikt en weet dat dat begrip ongeveer zestig jaar later pas weer opduikt bij monde van Andreas Burnier, dan is dat toch een uiting avant-la-lettre waar je u tegen kunt zeggen. Iets soortgelijks zie je in het portret dat ze geeft van Betje Wolff in Erflaters van onze beschaving. Daarin schrijft ze dat op die plaats ook het portret van een onbekende Nederlandse vrouw had kunnen hangen. Dat stuk dateert uit 1939 en is een vooruitwijzing naar iets dat nu erg in zwang is: vrouwengeschiedenis. In beide voorbeelden zie je heel duidelijk haar voortrekkersfunctie. Ze had veel eerder inzicht in een aantal belangrijke zaken dan haar generatiegenoten.

Daarentegen moet ik, mét mijn recensent Kossmann, zeggen dat ze geen grote monumenten van literaire kunst heeft opgericht. Dat ben ik volkomen met hem eens. Maar ik vind wel dat ze voor de Nederlandse vrouw van nu een voorbeeldfunctie kan vervullen. Een vrouw die zo hard werkte, niet zeurde, zich niet arbeidsongeschikt liet verklaren, maar coȗte que coȗte doorging. Ze was zo vaak ziek, lag zo veel in het ziekenhuis, maar was een prettige, gemakkelijke patiënt. Ik heb me er zelf vaak aan opgetrokken. Ik dacht: u kon het, nou dan probeer ik het ook maar.

Angenies Brandenburg werd in Camera Obscura van 12-11-1988 geïnterviewd door Chris van der Heijden. Haar biografie, Annie Romein-Verschoor 1895-1978. Leven en werk, verscheen in de Open Domein-reeks van uitgeverij De Arbeiderspers.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Chris van der Heijden

  • over Angenies Brandenburg

  • over Annie Romein-Verschoor

  • beeld van Annie Romein-Verschoor


datums

  • 12 november 1988