Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse historische bronnen 9 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse historische bronnen 9
Afbeelding van Nederlandse historische bronnen 9Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandse historische bronnen 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
non-fictie/geschiedenis-archeologie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse historische bronnen 9

(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

20 Aan Van Reede van Amerongen

Utrecht, 13 oktober 1671

rec.a, 15 oktober 1671

 

Hoogh Edele WelGeboren Heer, Naer het afgaen van mijnen laeste {, in dewelcke ick U H. Ed. G. hebbe geadviseert de apprehensie van den quaden onverwachten uijtslagh, voornamentlijck spruijtende uijt de verfoeijelijcke wispeltuyricheijd ende onstantvasticheijd van Van Beeck cum suis, pretexterende de bedeckte en bedriegelijcke maniere van doen van den heere Van Dinteren,}Ga naar voetnootj vernam ick dat SplinterGa naar voetnoot174, SolingenGa naar voetnoot175 ende VelthuijsenGa naar voetnoot176 (die altijt swaricheijd had gemaeckt van bij overslagh van weijnigh stemmen de burgemeester te verlaeten) haer - vermits Dinteren soo bleef hangen ende op beijde de custen geseijt wierd te negotiëren - aen die sijde hadden overgegeven.

Ende sulx denselven avont in de conferentie, alsdoen wordende gehouden, voorgecomen sijnde, wierde evenwel getelt dat voor de heere Nellesteijn, buijten Van der Hoolck - die niet soude overcomen - nogh negenthien heeren waeren

[pagina 66]
[p. 66]

genegenGa naar voetnoot177. Alleen wierde enige twijffel geslaegen aen Kerckenraed ende seijde Dinteren gehoort te hebben dat TinthoffGa naar voetnoot178 dien naemiddag sigh weder voor Van der Dussen soude hebben geëngageert, waerover goetgevonden wiert dat met die twee persoonen door d'een ende d'ander nader soude worden gesproocken en de resolutie tot des anderen daeghs, sijnde saterdagh te avont, uijtgestelt.

Hamel ende MartensGa naar voetnoot179, die yder apart bij Tinthoff gingen, vonden deselve wèl, maer de rapporten van Kerckenraad liepen tegens malcander, daerdoor dan MansveltGa naar voetnoot180 difficulteerde om het op achtien stemmen te wagen ende Hamel thoonde sigh oock swaerhooffdigh. Doch op de naemiddagh relateerde de heere Nellesteijn in mijn presentie aen die twee heeren dat Kerckenraad wèl was ende even te vooren sijne beloften aen Sijn Ed. hadde vernieuwt ende, als het daerop aenquam, dat men hem in de conferentie soude connen versoecken ende daer sijn verclaringe selfs innemen.

Mansfelt evenwel bleeff daerbij dat verseeckert was, dat hij contrarie belofte aen d'ander sijde hadde gedaen ende dat oock van goeder hand was beright dat Dinteren nogh met vrienden van Van der Dussen stonde in onderhandelinge ende, als hij soude sien dat het op een stemme oft twee soude aencomen, dat hij dan nogh met Van der Dussen soude gaen accorderen ende dat deselve soo weeck ende benart was, dat alles soude opvolgen ende belooven ende dat daerdoor dan het gantsche ooghmerck van suppletie van ons lith soude in confusie geraecken.

Dat in allen gevalle, dewijl men met soo weijnigh persoonen soude overslaen ende verscheijde onder deselve waeren die de domheer Both waaren genegen - daertoe nogh Nellesteijn, nogh sijluijden, nogh oock Nijpoorts vrienden [sigh] oyt souden verstaen -, soo souden die altijt aen haer de marckt connen stellen ende, als men haer niet alles soude inwilligen, overvallen bij de anderen die, door de veranderinge van october sullende wesen gepiqueert, haer geerne soude ontfangen. Ende Hamel advoueerde bijnae alle 't selve.

Ick vonde dat discours seer vreemt ende seijde nopende het eerste dat men sigh

[pagina 67]
[p. 67]

behoorde te vergenoegen met die aanbiedinge van Kerckenraad in conferentie te hooren ende dat geen schijn hadde dat Dinteren, die sedert vrijdaghsmorgens nu al hadde gedaen wat conde, in een saecke daerinne soodanige heeren buijten de vroetschap waren geïnteresseert, soo schandelijck soude manqueren, ende dat geen grooter gerustheijd in alle correspondentiën conde hebben als de verclaringe die men aen malcander in een solemnele bijeencompste doet.

Ende off het tweede all schoon hadde eenige consideratiën, dat deselve te vooren hadde moeten wesen overwogen. Dat de saecke nu niet meer was in sijn geheel. Ende dat de heere Mansfelt in mijn tegenwoordicheijd voor desen aen de burgemeester Nellesteijn hadde verseeckert de saecke op 20 stemmen te willen laeten afrijden. Dat, Hoolck niet comende, de 19 soo wèl waren als 20. Sijn Ed.Ga naar voetnoot181 repliceerde daarop dat sulx wel waer was, maer dat doen in de schets van 20 waeren gereeckent geweest drie à vijr van sijne vrienden, die nu aen d'ander sijde waeren, ende dat, in plaetse van deselve, aen dese sijde nu waeren anderen, die altijt geslaegen partijen waeren geweest.

Ick meijnde dat dat onderscheijd tijdichlijck hadde moeten wesen aengedient. Dat met haer voorweten alle die in de correspondentie nu souden sijn, waeren gesolliciteert; dat het nu te verre was gecomen om te eerselen. Ende, hadde de heer Nellesteijn te vooren schoon geseijt het op een stemme off twee niet te willen wagen, dat Sijn Ed., wiens werck het was, het nu anders verstonde. Ende voorts nogh eenige redenen gewisselt sijnde ende de heere Nellesteijn clagende, dat men soo doende hem soude ludificeren ende ten thoon stellen, scheenen die heeren een weijnigh beter te worden geanimeert ende gingen soo voort te saemen naer de bijeencompsteGa naar voetnoot182.

Dogh daerna hebbe ick verstaen dat, deselve aldaer de voorseijde ende dergelijcke difficulteijten ende pretexten inhererende ende Nijpoort oock bang wordende, de saecke wierde geabandonneert. 't Welck mij van harten leet is ten opsichten van den goeden heer Nellesteijn ende mij doet wenschen dat ick, op verlies van wat groots, daerinne niet en ware gemenght geweest.

Ick hebbe evenwel een goede intentie ten besten van 't gemeen daerinne gehadt ende moet nu gedult hebben. Maer was U H. Ed. G. hyer geweest, ick houde voor seecker dat de saecke anders soude hebben uijtgevallen. Dinteren cum sociis souden soo niet hebben gemarchandeert en de conclusie all voor drie à vyer weecken gemaect sijn geweest. Ende U H. Ed. soude in de geboort hebben gestuijt oft gesmoort particuliere speculatiën die andere sulcke directie hebben doen nemen off aensien ende misschien voeden; doch daerom can sigh evenwel Mansvelt ende Hamel niet excuseren.

Den goeden heer Nellesteijn is seer te onvreden ende onder anderen, off boven anderen, op BootGa naar voetnoot183, aen wien hij alleen toeschrijft dat Dussen veel moets heeft

[pagina 68]
[p. 68]

gehouden ende dat Van der Hoolck sich het werck heeft ontrocken. Ick hebbe connen mercken dat Sijn Ed. verhoopt ende geerne soude sien dat U H. Ed. G. bij gelegentheijt aen hem, op dat subject schrijvende, soude laeten blijcken dat U H. Ed. G. seer vreemt ende ongevalligh is voorgecomen dat Boot aan hem soo veel ondienst heeft gedaan, daer hij nogtans desselfs soon tot het cameraerschapGa naar voetnoot184 soo ernstigh aen [U] H. Ed. G. hadde gerecommandeert ende altijt voor hem ende de sijnen sigh soo genegen hadde gethoont.

Hamel is gisteren weder bij mij gecomen; hebbe mij aen denselven hooghlijck beclaeght en oock geëxpostuleert. Hij allegeert boven 't verhaelde tot sijne verschooninge dat Mansvelt in de conferentie absoluijt soude hebben geweijgert het met de negentien stemmen te hasarderen. Dat oock de schepen De GoeyerGa naar voetnoot185, aldaer niet present, door sijn neef Nijpoort hadde doen seggen wèl één van de negentien, maer niet van de achtien te willen wesen ende dat Kerckenraad saterdagh 's middaghs aen drie heeren tegelijck hadde verseeckert voor Van der Dussen te sullen stemmen (ende dat is mij van dage door één van de drie heeren geconfirmeert). Ende dat derhalven, de saecke genoeghsaem desperaet sijnde, hij geoordeelt hadde best te wesen deselve te laten glijen om in cas van ontstentenisse het dessein ontrent ons lith niet mede te ruïneren, doende daernevens seer hooge protestatie van tot uijtwerckinge van 't selve alles te sullen toebrengen wat in sijn vermogen is. Ick hebbe eijndelijck sijn excusen ende defentie onbeantwoort gelaten ende alleen geseijt dat de uijtcompste soude wijsen hoe hij die saecke ook meijnde ende soude behartigen.

Naderhant heeft de schepen Velthuijsen mij comen bekent maecken dat Van der Dussen, in presentie van de heeren FoeijtGa naar voetnoot186, SteenbergenGa naar voetnoot187, ZuijlenGa naar voetnoot188, Van Beeck en hem hadde gerenuncieert van de pretentie van sijn broederGa naar voetnoot189. Oock belooft [hij] de suppletie van de vacerende plaetsen in de geëligeerden metten eersten, oft soo ras sulx goetgevonden wiert, te sullen voorstellen, over de persoonen, daertoe te nomineren, met haer, buijten eenige particuliere off eijgen interesse, te sullen corresponderen ende in specie de heere van Wellant te sullen gunstich wesen ende tegelijck de saecke van den heere van Schonauwen te bevorderen.

Ende heeft de heere Steenbergen mij all 't selve met alle de eijgen omstandichheden wesen bevestigen ende beijde die heeren voeghden daerbij, dat Dussen nu wel soo was omset dat hij genootsaeckt soude wesen 't selve te presteren ende sij beijde sijn daertoe oock volcomentlijck geporteert. Als dat effectivelijck wierde naegecomen soude nogh wat sijn, maer 't is een wensch ende het gepasseerde geeft

[pagina 69]
[p. 69]

groote oorsaeck van achterdoght ende becommernisse voor het toecomende, 't welck moet worden afgewaght.

Ondertusschen soo recommandeer ick mij in de continuatie van U H. Ed. gunstige vrientschap ende sal nae offres van mijne geringe dienst blijven - - -

 

Utrecht, desen 13/3. october 1671.

voetnootj
Aan het hoofd van de brief met verwijsteken ingelast.
voetnoot174
Jacob Splinter, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot175
Nicolaes van Solingen, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot176
Dr. Lambert van Velthuysen, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot177
Bij de brief van 13 oktober bevindt zich het volgende lijstje met 19 (door ons aangevulde) namen.
[Johan van] Nellesteyn
[Hendrik van] Wijckerslooth
[Dirk de] Leeuw
[Gerard van den] Helm
[Hendrik van] Meirkerck
[d.i. van Merkerck]
[Nicolaes] Hamel
[Samuel] Gerobulus
[Johan van] Mansvelt
[Rudolf] Tinthoff
[Jacob van] Dinter[en]
[Cornelis de] Goeyer
[d.i. de Goyer]
[Anthony van der] Nijpoort
[Peter] Bot[h van der Eem]
[Jacob] Martens
[Willem van] Someren
[Weyer van] Overmeer
[Arnoudt van] Kerckenraad
[d.i. van Kerckraedt]
[Gualtherus van] Nellesteyn
[Anthony van] Middelcoop
voetnoot178
Rudolph Tinthof, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot179
Jacob Martens, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot180
Johan van Mansveld, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot181
Van Mansveld.
voetnoot182
Namelijk de bijeenkomst, genoemd in brief nr. 19.
voetnoot183
Dr. Cornelis Booth, lid van de Utrechtse vroedschap, wiens vrouw Digna van Wijckerslooth zijn nicht was: bijlage VII.
voetnoot184
Nellesteyn had Cornelis Booths zoon Everard aan Van Reede van Amerongen gerecommandeerd voor de post van ‘camelaer’ van het waterschap Lekdijk Bovendams.
voetnoot185
Dr. Cornelis de Goyer, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot186
Reynier Foeyt, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot187
Dirk van Steenbergen, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot188
Dr. Hendrik van Zuylen, lid van de Utrechtse vroedschap.
voetnoot189
Johan van der Dussen, schout en dijkgraaf van stad en land van Rhenen. De aard van de pretentie wordt niet duidelijk. Een kandidatuur voor het eerste lid is minder waarschijnlijk daar hij blijkbaar geen kanunnik van een kapittel was.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nederlandse historische bronnen

  • Briefwisseling van Godard Adriaan van Reede van Amerongen en Everard van Weede van Dijkveld (27 maart 1671-28 juli 1672)


auteurs

  • P.H.D. Leupen

  • Murk van der Bijl

  • Herman Quarles van Ufford


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 13 oktober 1671