Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse historische bronnen 9 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse historische bronnen 9
Afbeelding van Nederlandse historische bronnen 9Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandse historische bronnen 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
non-fictie/geschiedenis-archeologie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse historische bronnen 9

(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

37 Aan Van Weede van Dijkveld

Berlijn, 19 januari 1672

 

Mijn Heer, Mijne laetsten aan U Wel Ed. sijn geweest van den 2e en de 10eGa naar voetnoot270 deeses uijt Bijleveldt ende Bronswijck respective.

Zedert heb ick op mijne aencompsteGa naar voetnoot271 aen dit hof gevonden die van U Wel Ed. van den 19/29. december des voorleeden jaersGa naar voetnoot272, op welckers inhoudt ende versoeck, soo ick meijne, voor het meerendeel uijt mijn selfsGa naar voetnootq met mijne brieven aen alle de heeren edelen te hebben voldaen. Te weeten, dat ick mijne genegentheijt hebbe geuijt voor de heeren van Schonauwen, Wellant, Rossum ende Niepoort ende versocht dat, in cas van electie, bij mijne absentie schriftelijck mochte werden gepermitteert mijn stem door een missive te mogen geven ende bekent maecken. 't Gene ick niet wil hoopen dat men sal weijgeren ende oversulcx een beslooten brief onder den secretaris Beusecom bij deese post oversende, die ick versoecke dat op den dagh van de electie mach worden geopent ende mijn sentiment, voor de opgemelte heeren daerinne uijtgedruckt, voor mijne stem mach valideren.

Wat aengaet de genegentheijdt die den heere van ZuijlesteijnGa naar voetnoot273 en de andere heeren edelen mochten tesmoigneren voor den heere van DukenburghGa naar voetnoot274, omme denselven onder het lith der heeren edelen te beschrijven, daerop meijn ick, onder verbeteringe, ofschoon ick goede inclinatie voor den opgemelten heere hebbe, dat men daerinne met wat omsichtigheijdt behoorde te procederen, geconsidereert dat hetselve mijns oordeels maer tweesints can geschieden, of uijt crachte van voorgaende resolutie in het troubel jaer 1667Ga naar voetnoot275 genomen, oftewel uijt een eenpaerige genegentheijdt van alle de heeren edelen.

[pagina 93]
[p. 93]

In welck één ende andere geval ick vermeijne dat wij alle te saemen behoorden present te sijn. Want, soo het sal geschieden in consideratie van de voorseijde resolutie, daer alle de heeren edelen haere interessen bij hebben, soo sal deselve met omsichtigheijdt ende tot securiteijt ende gerustheijdt van Haere Hooch Edelgeb., jegenwoordich beschreeven sijnde, wat nader dienen geëlumineert te werden, waertoe ick t'eenemael genegen ben. Insonderheijdt als den heere van LangerackGa naar voetnoot276, gelijck Uw Wel Ed. schrijft, daer in genoegen soude neemen. Gelijck ick oock [bereid zou zijn eraan mede te werken dat de ridderschap] met toestemminge van de gesamentlijcke heeren edelen, bij de eerste gelegentheijdt, met noch drie à vier gequalificeerde edelen, waervan den Staat in 't gemeijn en de provincie in 't particulier dienst mochten trecken, quaeme te augmenteren.

In welcken geval ick onder anderen, benevens den heere van Dukenburgh, grootelijcx soude reflecteren op den heere luitenant admirael Van GentGa naar voetnoot277, die U Wel Ed. weet te sijn een heer van probiteijt ende experiëntie in weereldts saecken. Ende bidde [dat] U Wel Ed. deese mijne gedachten omtrent het augmenteren van 't voorschreeve lith, die ick hoope met de sijne sullen overeen comen, met deselve discretie believe te mesnageren ende deselve discoursgewijze de heeren van Zuijlesteijn, Berckensteijn ende Zuijlen bij goede gelegentheijdt te participeren.

Voor het overige gedraege ick mij tot mijne publicque aen de Staet en de particuliere aen de heere griffier en blijve - - -

 

P.S.

Nae dat ick deese in 't nette hadde doen afschrijven ontfangh ick Uw Wel Ed. missive van den 12. januari, sijnde in effect een repetitie van 't gene hij mij voor deesen hadde geschreven ende dat mij ontrent mijne voorgaende consideratiën van opinie niet doet veranderen, maer als nogh daerbij persisteren. Niet connende sien, dat de jegenwoordige verwerde constitutie van tijden en saecken behoorde aen 't gemoet van eerlijcke regenten andere gedachten te geven als sich met het publijcque tot conservatie van het vaderlandt - met postpositie van alle particuliere insichten, daer ick kenne GodtGa naar voetnoot278 jegenwoordich mij weijnich mede becommere, het valle oock uijt hoe het wil, - te occuperen. Altijdt, soo leijt de saeck bij mij ende, soo men het aldaer anders verstaet, sal ick het met patiëntie afwachten.

Het becommert mij niet weijnich uijt het overige van U Ed. missive te sien, als oock uijt die van mijn heer van Renswoude, hetgene DowninghGa naar voetnoot279 proponeert, ende wat ontrent het emploij van de heere prince van Orange passeert.

Ick debitere alomme in de hoven daer ick passere ende kome de harmonie ende de eenicheijdt in den Staet ende van de groote cordaetheijdt haerer intentie omme af te weeren alle gedreijchde onheijlen, ende waerop ick dan met alle gerequireer-

[pagina 94]
[p. 94]

de satisfactie worde bejegent; maer het spreeckwoordt is op mij applicabel: ‘spem vultu simulat, premit altum corde dolorem’Ga naar voetnoot280.

Ick sal met de naestaenvolgende post, volgens U Wel Ed. goetvinden, in het schrijven aen de heeren borgemeesteren mij gedraegen, alsoo ick jegenwoordich noch dach noch nacht rust hebbe en allenthalven met veele demonstratie van eere van den heere Curfurst, het geheele hof tot den graaf van St. GéranGa naar voetnoot281 incluijs toe, werde bejegent.

Deesen avondt ben ick op een bal versocht daer den heer Curfurst, het hof ende alle de groote, neffens de ministers present sullen sijn. Dan, wat vermaeck ick daerin scheppe is Godt bekent.

Ick bidde dat de heeren Schadé, Ruijsch ende Van Someren hier offre van mijnen dienst mogen vinden, ende dat derselver collegie met vier hun aengenaeme confraters mogen werden gesuppleert. Den heer Nellesteijn blijf ick sijn onveranderlijcken dienaer als voorheenen.

voetnoot270
Niet aangetroffen.
voetnoot271
Deze vond plaats op 16 januari 1672 (Der Kinderen, Republiek en Munster, II, 140). Op 19 januari meldde hij aan de Staten-Generaal zijn ontvangst door de keurvorst (ARA, Arch. St.-Gen., inv. nr. 8563, nr. 26).
voetnoot272
Niet aangetroffen.
voetnootq
Toegevoegd in margine.
voetnoot273
Frederik van Nassau, heer van Zuylesteyn, lid van de Utrechtse ridderschap.
voetnoot274
Carel Valckenaer, heer van Duckenburg.
voetnoot275
In 1667 was de ridderschap, in dat jaar door de dood tot zes personen geslonken, met een zestal edelen uitgebreid. Een conflict met de stad Utrecht, waarmee in het verleden periodiek moeilijkheden geweest waren, leidde tot scherpe voorschriften inzake de eisen van benoembaarheid en de procedure der verkiezing (GAU, Arch. stad Utrecht, 2e afd., I, Arch. Secretarie, inv. nrs. 5 en 6); Ibidem, inv. nr. 121, res. van raad, 24-7-1667: de vroedschap wilde de benoeming van Johan van Reede van Renswoude, heer van Borneval, pas effectueren bij zijn meerderjarigheid en na verlaten van de militaire dienst, terwijl Frederik Hendrik van den Boetzelaer, heer van Langerak, ‘om verscheyde importante redenen’ werd afgewezen (hij was militair, in financiële moeilijkheden en bovendien in opspraak wegens een duel met dodelijke afloop in 1665).
voetnoot276
Frederik Hendrik van den Boetzelaar, heer van Langerak, lid van de Utrechtse ridderschap vanaf 1674 (vgl. noot 275).
voetnoot277
Willem Joseph, baron van Gent, heer van Drakenburg.
voetnoot278
Daar ik, zoals bij God bekend is.
voetnoot279
Sir George Downing, in 1671/1672 extraordinaris Engels ambassadeur in Den Haag.
voetnoot280
‘In zijn gelaat veinst hij hoop, in zijn hart drukt hij diepe smart weg’ (Vergilius, Aeneis, I, 1, 209).
voetnoot281
Bernard, graaf de St. Géran, Frans diplomaat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nederlandse historische bronnen

  • Briefwisseling van Godard Adriaan van Reede van Amerongen en Everard van Weede van Dijkveld (27 maart 1671-28 juli 1672)


auteurs

  • P.H.D. Leupen

  • Murk van der Bijl

  • Herman Quarles van Ufford


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 19 januari 1672