Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse Taalkunde. Jaargang 2 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse Taalkunde. Jaargang 2
Afbeelding van Nederlandse Taalkunde. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandse Taalkunde. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.91 MB)

Scans (23.39 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
taalkunde/algemeen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse Taalkunde. Jaargang 2

(1997)– [tijdschrift] Nederlandse taalkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 248]
[p. 248]

* Functionele categorieën in Nederlands/Marokkaans-Arabische tweetalige gesprekken
Jacomine NortierGa naar voetnoot*

Abstract

In this article, the use of three functional categories (plural suffix, preposition and definite article) in Moroccan Arabic/Dutch codeswitching environments will be investigated. First the notion of functional category will be defined for the purpose of this study. Next the use of each of the three functional categories in monolingual and bilingual sentences will be compared to the total amount of words used. Special attention is paid to the deletion of functional elements. Dutch elements turn out to be deleted more often than Moroccan Arabic functional elements, particularly definite articles.

1 Inleiding

In dit artikel zal ik een analyse geven van het gebruik van drie functionele categorieën in Nederlands/Marokkaans-Arabische tweetalige gesprekken. Allereerst zal ik een korte toelichting geven op wat ik onder functionele categorieën versta; vervolgens zal ik de dataset beschrijven en daarna zal ik achtereenvolgens op meervoudssuffixen, preposities en bepaalde lidwoorden ingaan.

De centrale vraag luidt als volgt:

Is de manier waarop tweetalige sprekers functionele categorieën in omgevingen waar codewisseling voorkomt behandelen vergelijkbaar met de manier waarop ze functionele categorieën behandelen in monolinguale zinnen?

Ik zal een nadere analyse geven van het gebruik van functionele categorieën in codewisseling.

Om codewisseling mogelijk te maken moet de spreker ervoor zorgen dat de talen in kwestie een zekere mate van congruentie vertonen. Als die congruentie er niet is wordt die gecreëerd. Eén van de manieren om die congruentie te bereiken is het deleren van bepaalde categorieën. Het blijkt dat juist functionele categorieën gevoelig zijn voor die druk.

Deze gedachte is in overeenstemming met wat Sebba (1994) heeft gevonden. Het is ook in overeenstemming met wat Clyne (1987) convergence noemt. Eén van de - mijns inziens - mooiste voorbeelden van convergentie komt van Clyne:

(1) Dan soms # times go # voor 'n # hour # nog in bed

In het Engels staat het subject altijd vóór het finiete werkwoord, ook als de zin opent met een andere constituent, zoals een Adv P. In het Nederlands daarentegen komt het finiete werkwoord in hoofdzinnen altijd op de tweede plaats te staan, zodat

[pagina 249]
[p. 249]

doorgaans het subject op de eerste plaats staat, maar dat kan verplaatst worden naar de positie ná het werkwoord als er een andere constituent op de eerste plaats in de zin staat. Deze regel die typisch is voor het Nederlands en enkele andere West-Germaanse talen, zoals het Duits, wordt de V2-regel genoemd.

Door het onoverbrugbare verschil in Subj-V volgorde (V2) tussen het Engels en Nederlands heeft de spreker van zin (1) ervoor gekozen het subjectpronomen I/ik maar helemaal niet te realiseren.

Ook in Berk-Seligson (1986) worden voor Spaans-Hebreeuwse codewisseling vergelijkbare deleties beschreven. In de eerste plaats lidwoorden, daarnaast ook vaak koppelwerkwoorden en (P)P's. Soms is het weglaten van die functionele elementen vanuit één van de betrokken talen te verklaren, vaak ook gaat de deletie tegen de regels van beide talen in. Dat laatste is strijdig met de observatie van Poplack (1980) dat codewisselaars de betrokken grammatica's nou juist niet schenden. Berk-Seligson schrijft hierover (1986: 328):

Poplack (1980, 1981) has found ‘virtually no ungrammatical combinations’ in the code-switching of her informants. In contrast, the speech of my Israeli informants was filled with violations of syntax, predominantly of Spanish syntax (...)

In het kader van de centrale onderzoeksvraag wil ik in dit artikel in detail naar enkele van de hierboven besproken deleties kijken, zoals die in Marokkaans/Nederlandse data zichtbaar zijn. Uit de analyses zal blijken dat in gemengde zinnen meer elementen uit het Nederlands dan uit het Marokkaans Arabisch worden weggelaten.

2 Wat zijn functionele categorieën?

Kort samengevat geeft Ouhalla (1991) de volgende kenmerken van functionele categorieën:

-Functionele categorieën zijn bijvoorbeeld de inflectionele elementen Agr en Tns, Comp, Infl, Aux, Det.
-Functionele categorieën kunnen geen thematische rollen toekennen of argumenten kiezen; ze hebben geen s-selectionele eigenschappen (s = semantisch; dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld geen patiens, NP of propositie kiezen.)
-C-selectie is het selecteren van categorieën; dat doen functionele categorieën juist wèl.
-Functionele categorieën hebben vaak een affix-karakter en verschijnen dus bij voorkeur (maar niet uitsluitend) in de vorm van gebonden morfemen. Zo is bijvoorbeeld Aux geen gebonden morfeem. Gebonden categorieën hebben m(orfologisch)-selectionele eigenschappen die de categoriale natuur van het item waaraan ze kunnen hechten specificeren. Tns, bijvoorbeeld, m-selecteert een V. Alle functionele categorieën hebben m-selectionele eigenschappen. Verder hebben functionele categorieën grammaticale kenmerken. (Zie ook Abney 1987.)

In dit artikel ga ik in op meervoudsuitgangen, lidwoorden en preposities. Van die eerste twee is het, de zojuist gegeven definities en karakteristieken in aanmerking genomen, duidelijk dat het functionele categorieën betreft. Omdat preposities, in ieder geval een subgroep daarvan, een naamval kunnen toekennen, is het wat dubieus of ze ook tot de functionele categorieën moeten worden gerekend. In Ouhalla

[pagina 250]
[p. 250]

(1991) bijvoorbeeld wordt daar geen uitspraak over gedaan. De reden waarom preposities in de analyse zullen worden betrokken is dat ze soms worden weggelaten door de Marokkaans/Nederlandse tweetalige sprekers. In die zin is er overeenkomst met categorieën zoals Det. Bovendien vormen preposities een beperkte set en gaat het om een klasse die morfologisch niet productief is. Al met al zijn er meer redenen om ze voorlopig als functionele categorieën te beschouwen dan om ze daarvan uit te sluiten.

3 Het Materiaal

In 1986 is in Utrecht t.b.v. mijn promotieonderzoek door een tweetalige onderzoeksassistent een Marokkaans-Arabisch/Nederlands corpus verzameld. Het bestaat uit negen gesprekken van 20 tot 60 minuten, die hij gevoerd heeft met bij elkaar 15 tweetalige sprekers. Het tweede corpus is in 1991 in Nijmegen verzameld, ook door een tweetalige onderzoeksassistent. Het betreft iets meer proefpersonen en de meeste gesprekken duren ook iets langer. Het Nijmeegse corpus vormt de basis voor het promotieonderzoek van Louis Boumans. De gesprekken in beide corpora zijn opgenomen in zeer informele situaties en hebben veel materiaal opgeleverd. Van alle gesprekken zijn de fragmenten waar codewisseling in voorkomt getranscribeerd. Het gaat daarbij niet alleen om de zin(nen) waarin codewisseling voorkomt, maar ook om de eentalige zin ervoor en erna. Uit beide corpora heb ik één gesprek aan een gedetailleerde (deels her-)analyse onderworpen ten behoeve van dit artikel.

In het eerste gesprek (1986) spreekt de onderzoeksassistent (Mustapha; op het moment van opname 38 jaar oud) met zijn veel jongere broer (Hassan) en een vriend van hem (Ahmed), beide begin twintig. De onderwerpen waar ze over spreken variëren van voetbal, (avond-)school en werk tot discriminatie, integratie en sterke verhalen. In het tweede gesprek spreekt de onderzoeksassistent (Samir) met één van zijn beste vrienden (Jamal). Ze studeren beide aan de universiteit, hebben het veel over universitaire onderwerpen, het studentenleven, de islam (het was ramedan toen de opnames werden gemaakt). Gedurende korte tijd is bij het tweede gesprek ook nog een derde persoon aanwezig geweest (Rashid), een vriend die nog maar kort in Nederland was op het moment van opname. Hij spreekt in het opgenomen gesprek alleen Marokkaans-Arabisch en Frans. Voor alle proefpersonen geldt dat ze regelmatig Marokkaans-Arabisch gebruiken, ook in de opgenomen gesprekken. Behalve Mustapha in het eerste gesprek en Rashid, degene die maar kort bij het tweede gesprek aanwezig was, zijn alle sprekers zeer vaardig in het Nederlands.

4 Data: de normaalverdeling

Hieronder in tabel 1 staat een normaalverdeling van L1 en L2. Van alle sprekers is in het getranscribeerde materiaal geteld hoeveel woorden ze in het Nederlands (Ndls) en hoeveel ze in het Marokkaans-Arabisch (MA) gebruikten. Wanneer er Frans (Fr) werd gebruikt is dat ook meegeteld. De normaalverdeling zoals die hier in tabel 1 wordt gegeven zal in de rest van dit artikel gelden als ijkpunt waartegen andere verdelingen worden afgezet. Men zou verwachten dat de verdeling zoals die hier gegeven is ook opgaat voor functionele categorieën: iemand die in T1 weinig

[pagina 251]
[p. 251]

zegt zal in die taal ook relatief weinig functionele categorieën realiseren. De taal waarin de meeste woorden zijn geuit zal de taal zijn waarin ook de meeste functionele categorieën gerealiseerd zijn. Tabel 1 laat zien hoe die dominantiepatronen er in de normaalverdeling uitzien.

Tabel 1
Normaalverdeling: Het totaal aantal woorden per spreker en per taal (clitische pronomina en geassimileerde lidwoorden zijn als woord geteld)

naam nederlands marokkaans- arabisch frans totaal
Ahmed 856 (72,4%) 327 (27,6%)   1.183 (100%)
Hassan 641 (63,4%) 370 (36,6%)   1.011
Mustapha 13 (4,8%) 256 (95,2%)   269
Samir 664 (40,4%) 977 (59,4%) 3 (0,2%) 1.644
Jamal 453 (46,7%) 514 (53,1%) 2 (0,2%) 969
Rashid 1 (1%) 92 (90,2%) 9 (8,8%) 102
Totaal 2.628 (50,7%) 2.536 (49%) 14 (0,3%) 5.178

In tabel 1 is duidelijk te zien dat de onderzoeksassistent in het eerste gesprek (Mustapha) en degene die maar kort bij het tweede gesprek aanwezig was (Rashid) nauwelijks Nederlands spreken.

Het feit dat in het getranscribeerde materiaal beide talen (in aantallen woorden) ongeveer gelijk vertegenwoordigd zijn, wil nog niet zeggen dat de sprekers gemiddeld genomen in beide talen even vaardig zijn. Het is heel goed mogelijk dat iemand niet erg vaardig is in een taal en die desondanks veel gebruikt, bijvoorbeeld omdat de aanwezigheid van bepaalde gesprekspartners of de keuze van het gespreksonderwerp dat voorschrijft. Het betekent alleen dat in het onderhavige corpus gemiddeld genomen de ene taal niet uitgesproken dominant is ten opzichte van de andere taal. Per individu is dat overigens verschillend.

Volgens de vier ‘hoofdsprekers’ zelf en anderen in de omgeving van deze sprekers is bij hen allemaal het Nederlands de dominante taal. In de bovenstaande cijfers is die dominantie van het Nederlands waarneembaar bij Ahmed en Hassan. Samir echter, die van zichzelf zegt dat hij matig MA spreekt gebruikt, althans in dit gesprek, meer MA dan Nederlands. Bij Jamal lijkt de verdeling iets gelijkmatiger te zijn, afgaande op de aantallen woorden in beide talen geuit.

In de rest van dit artikel wil ik in de eerste plaats onderzoeken in hoeverre de distributie van functionele categorieën over de talen in overeenstemming is met de normaalverdeling zoals die in tabel 1 is gegeven. In de tweede plaats wil ik de soms frequente deletie van functionele elementen aan de orde stellen.

5 Meervoudssuffixen

5.1 Data

Tabel 2 geeft enkele aantallen en percentages van in de geanalyseerde data aangetroffen meervoudssuffixen, afgezet tegen de normaalverdeling.

[pagina 252]
[p. 252]

Tabel 2
Aantallen en percentages meervouden

N + pl. MA: 29 (25,7%) (in de normaalverdeling is 49% MA)
N + pl. Ndls: 83 (73,4%) (in de normaalverdeling is 50,8% Ndls)
N + pl. Fr: 1 (0,9%) (in de normaalverdeling is 0,27% Fr)
Totaal: 113 meervouden (100%)

Uit de cijfers blijkt dat er veel meer Nederlandse en veel minder Marokkaanse meervouden voorkomen dan op grond van de normaalverdeling kan worden verwacht. Een nadere analyse echter maakt duidelijk dat de asymmetrie in verdeling van meervouden het gevolg is van een ongelijke verdeling van zelfstandig naamwoorden over de beide talen.

Tabel 3
Verdeling van zelfstandig naamwoorden over de talen

MA N's: 144 sing: 115 (79,9%) plur: 29 (20,1%)
Ndlse N's: 315 sing: 232 (73,6%) plur: 83 (26,4%)
Totaal: 459 sing: 347 (75,6%) plur: 112 (24,4%)

Tabel 4
Normaalverdeling en meervouden

Aantal woorden: Ndls: 2.628 (50,8%) MA: 2.536 (49%)
N + plur Ndls: 83 (73,4%) MA: 29 (25,6%)
N (sing) Ndls: 232 (66,6%) MA: 115 (33,3%)
N Totaal Ndls: 315 (62%) MA: 144 (38%)

Wat opvalt is dat er in het Nederlands weliswaar veel meer N's voorkomen dan in MA (315 tegen 144) maar dat de sing-plur verhouding daarbinnen ongeveer gelijk is. Het totaal aantal substantieven is dus verschillend per taal terwijl er relatief gezien evenveel enkelvouden als meervouden zijn aangetroffen. Het feit dat er zoveel meer Nederlandse N's voorkomen kan worden verklaard uit het insertionele, unidirectionele karakter van de codewisselingen in het materiaal. En dat is weer het gevolg van de culturele en sociale dominantie van het Nederlands. Uit onderzoek naar taal-contact blijkt immers telkens weer dat de sociaal-cultureel dominante taal begrippen en concepten levert aan de gedomineerde taal. In veel gevallen gaat dat vergezeld van het bijbehorende lexicale element (o.a. Thomason en Kaufman, 1988). Codewisseling die daarvan het gevolg is, is dus op referentiële gronden gebaseerd.

 

Met betrekking tot de samenstelling en opbouw van de getallen in tabellen 3 en 4 kan het volgende worden opgemerkt:

1 De meeste sprekers gebruiken ongeveer drie keer zoveel enkelvouden als meervouden; degenen die daarvan afwijken zijn Mustapha en vooral Rashid. Dit zou echter kunnen liggen aan het feit dat van beide relatief weinig materiaal beschikbaar is.
2 Het gaat in deze analyse om fragmenten waar veel codewisseling in voorkomt,

[pagina 253]
[p. 253]

  meestal voorafgegaan en gevolgd door één eentalige zin. Toch blijkt dat in die relatief hoog tweetalige fragmenten een zekere dominantie van het Nederlands boven het Marokkaans-Arabisch zichtbaar is. In veel gevallen betreft de zin waarin codewisseling voorkomt bijvoorbeeld een Marokkaanse zin met een geïnserteerd Nederlands element, in een gespreksfragment dat verder Nederlands is. Mustapha gebruikt echter veel meer MA dan Nederlandse N's en dat klopt met de algemene indruk die de gesprekken met hem maken. Rashid spreekt bijna geen Nederlands, wel Frans en MA. Ook dat komt uit bovenstaande analyse van gebruik van N's duidelijk naar voren.
3 Tenslotte kan worden geconstateerd dat bij Ahmed, Hassan, en Jamal telkens het aandeel Nederlands 3 à 4 keer zo hoog is als MA, zowel bij de enkelvouds- als meervoudsvormen. Bij Samir is dat beeld verstoord: hij produceert relatief meer Marokkaans-Arabische naamwoorden in het enkelvoud dan de anderen, en (dus) minder Nederlandse enkelvoudige naamwoorden. Hij is nou juist degene die het meest van alle sprekers lijkt te codewisselen.

Samenvattend kan worden gesteld dat op het eerste gezicht de verdeling van meervoudssuffixen over beide talen niet conform de normaalverdeling is; echter wèl wanneer de meervoudsvormen worden afgezet tegen de enkelvoudsvormen. Dan blijkt de verdeling van zelfstandig naamwoorden niet conform de normaalverdeling te zijn, maar de verhouding tussen enkel- en meervoudsvormen daarbinnen wèl.

5.2 Deletie van meervoudssuffixen

De vorige sectie ging over het gebruik van meervoudssuffixen. Echter: in totaal drie keer (2,7%; allemaal in gesprek 1) is er geen meervoudssuffix in het Nederlands gerealiseerd. Deze gevallen zijn hier weergegeven als (2), (3) en (4):

(2) ka-n9emlu ghir # gebouw # kbar bhal Holiday Inn
  DUR-we doen alleen   gebouw   grote (PL) zoals Holiday Inn.
  ‘We doen alleen grote gebouwen, zoals Holiday Inn’ (Ahmed)
(3) smit-hum, # Griek, # tahuma 9adiyin, aw la?
  naam-hun,   Griek,   zij normaal (PL), of niet?
  ‘Hoe heten ze, Grieken, die zijn normaal, of niet?’ (Mustapha)
(4) Echt heel veel verschillende mentaliteiten als je vergelijkt, Griek, Italiaan,
  Hollander, en en allemaal pfff
  ‘... Grieken, Italianen, Hollanders ...’ (Ahmed)

Het is voor het totaalbeeld over functionele categorieën in Marokkaans-Arabisch/Nederlandse tweetalige gesprekken interessant om te constateren dat de drie keer dat de meervoudsuitgang is weggelaten, het telkens Nederlandse substantieven betrof. Door het beperkte aantal voorbeelden vallen hier geen conclusies te trekken, maar elders blijkt dat juist Nederlandse functionele categorieën worden weggelaten, dus hoeft de hier gevonden verdeling geen toeval te zijn.

[pagina 254]
[p. 254]

6 Preposities

De tweede categorie die ik aan de orde wilde stellen is preposities. De normaalverdeling is ongeveer fifty-fifty voor Nederlands en MA. Voor preposities is de verdeling 42,5% Nederlands en 57,5% MA. Hierbij moet worden aangetekend dat de percentages vooral door één spreker zijn vertekend: als Samir niet mee zou doen zou de verdeling 48,5% Nederlands en 51,5% MA zijn.

Wanneer we naar de verdeling van de types kijken blijkt dat in het MA minder types gebruikt zijn dan in het Nederlands. Omdat me niet bekend is dat het MA veel minder preposities heeft dan het Nederlands moeten we er vanuit gaan dat de verscheidenheid aan preposities in het Nederlands in het geanalyseerde taalgebruik van de proefpersonen groter is dan in MA, terwijl op het niveau van tokens er in hun MA juist meer preposities verschijnen dan in het Nederlands. Een analyse van de verdeling van preposities laat zien dat in het Nederlands, waar de meeste types uit komen, slechts 6 (28,6%) van de 21 verschillende preposities meer dan 3 keer zijn gebruikt. Die 6 types zijn verantwoordelijk voor 46% van de tokens. In het MA zijn 8 (61,5%) van de 13 voorzetsels meer dan 3 keer gebruikt, ofwel voor 95,6% van de tokens.

Tabel 5
Preposities, types en tokens

Ahmed 81 preps 48 Ndlse tokens = 59,3% 17 types
    33 MA tokens = 40,7% 8 types
Hassan 66 preps 34 Ndlse tokens = 51,5% 15 types
    32 MA tokens = 48,5% 8 types
Mustapha 19 preps geen Ndlse tokens = 0% 0 types
    19 MA tokens = 100% 8 types
Samir 123 preps 38 Ndlse tokens = 30,9% 12 types
    85 MA tokens = 69,1% 10 types
Jamal 63 preps 33 Ndlse tokens = 52,4% 13 types
    30 MA tokens = 47,6% 8 types
Rashid 8 preps geen Ndlse tokens = 0% 0 types
    8 MA tokens = 100% 2 types
Totaal 360 preps 153 Ndlse tokens = 42,5%  
    207 MA tokens = 57,5%  

Kortom: Voor de functionele categorie prepositie geldt dat er meer verschijningen (tokens) van zijn in het MA dan op grond van de normaalverdeling zou kunnen worden verwacht. De verscheidenheid (types) echter is in het MA beduidend veel kleiner dan in het Nederlands.

 

Tot nog toe ging het alleen over de dominantie en taalvaardigheid van de groep als geheel. Het is echter de vraag of het gerechtvaardigd is om te spreken over de taalvaardigheid van een groep, die immers bestaat uit individuen die onderling grote verschillen in taalvaardigheid kunnen vertonen. Daarom zal nu aandacht worden geschonken aan de vraag in hoeverre de taalvaardigheid van individuele sprekers afwijkt van het groepsgemiddelde.

[pagina 255]
[p. 255]

Voor de vier hoofdsprekers (dus excl. Mustapha en Rashid) geldt dat uit het MA minder prepositie-types dan uit het Nederlands worden gebruikt. Dat is in overeenstemming met geluiden uit de Marokkaanse gemeenschap in Nederland dat de beheersing van MA in Nederland hard achteruitgaat t.o.v. Marokko. Dat is zichtbaar in een beperking van het aantal preposities dat (veelvuldig) wordt gebruikt (vgl. Andersen 1982).

Mooi is in dit verband een vergelijking met Mustapha: degene over wie de meeste zekerheid bestaat dat zijn MA goed ontwikkeld is. Hij gebruikt relatief veel types, terwijl de anderen in hun MA relatief weinig types gebruiken. Het type/token patroon bij Mustapha in het MA lijkt op dat van de vier hoofdsprekers in het Nederlands. Samir vormt een uitzondering.

6.1 Deletie van preposities

Ik heb in de twee geanalyseerde conversaties vijf keer een deletie van een prepositie aangetroffen:

(5) msha # !!Ga naar voetnoot1 n- eh politiebureau
  hij-ging
  ‘Hij ging naar het politiebureau’ (Ahmed)
(6) gelijk beginnen !!Ga naar voetnoot2 HAVO.
  ‘Gelijk beginnen met HAVO’ (Hassan)
(7) qrib 9eshrin, # !! augustus
  bijna twintig
  ‘Ik ben bijna twintig, in augustus.’ (Hassan)
(8) temshi had l- 9am # !! vakantie?
  je-gaat dit het-jaar  
  ‘Ga je dit jaar met vakantie?’ (Samir)
(9) nta !! tweede jaar # daba, yak?
  jij nu, hè?
  ‘Jij bent in je tweede jaar nu, hè?’ (Samir)

Behalve bij voorbeeld (6), valt bij (5) - (9) eigenlijk niet vast te stellen tot welke taal de weggelaten prepositie behoort. Interessant is in dit opzicht (5), omdat aarzelend een aanvang wordt gemaakt met het Nederlandse naar terwijl dat voorzetsel niet wordt afgemaakt. Het geeft aan dat een Nederlandse, en niet een Marokkaans-Arabische prepositie is weggelaten. Tegelijkertijd is niet duidelijk waarom die vorm niet in zijn geheel kon worden gerealiseerd. Het staat vast dat het bij de deleties in (5) - (9) altijd gaat om de combinatie van een prepositie met een Nederlands naam-

[pagina 256]
[p. 256]

woord. Verder valt op dat het - alweer met uitzondering van (6) - gaat om weglatingen op de plaats van de codewisseling. De desbetreffende codewisseling gaat bovendien steeds van MA naar Nederlands. Op basis van deze paar feiten kan voorzichtig gehypothetiseerd worden dat in Nederlandse PP's het deleren van een prepositie is toegestaan, terwijl dat in Marokkaanse NP's niet voorkomt.

7 Bepaalde lidwoorden

Zowel het Nederlands als het Marokkaans-Arabisch kent definietheid, uitgedrukt in bepaalde lidwoorden. Dat is tevens de derde en laatste functionele categorie waar ik in het kader van dit artikel bij stil wil staan. Voor een juist begrip moet onderstreept worden dat er een belangrijk verschil is in het gebruik van het bepaalde lidwoord in het Nederlands en het MA. In het kort komt het erop neer dat in MA DP's demonstrativa gevolgd moeten worden door een tweede determiner Det b, het bepaald lidwoord l(e)- (als in (10)) of een geassimileerde vorm daarvan (als in (11)); datzelfde geldt ook voor wahed (één) wanneer het wordt gebruikt als onbepaald lidwoord, zoals geïllustreerd in (12):

(10) had l-kursi
  deze de-stoel
  ‘deze stoel’
(11) dik t-tebla
  die de-tafel
  ‘die tafel’
(12) wahed le-mra
  een de-vrouw
  ‘een vrouw’

Uit deze voorbeelden blijkt dat wanneer het bepaald lidwoord als tweede determinator (Det b) wordt gebruikt, het (in-)definiete karakter van de constituent niet meer bepaald wordt door dat lidwoord (Det b) maar door de eerste determinator.

In de geanalyseerde data werd 33 maal een bepaald lidwoord gebruikt:

Tabel 6
Aantallen bepaalde lidwoordenGa naar voetnoot1

Marokkaans-Arabisch 20 = 60,6%
Nederlands 6= 18,2%
Frans 7 = 21,2%

Zo op het eerste gezicht is het MA duidelijk oververtegenwoordigd, in vergelijking met de normaalverdeling. Wanneer niet naar de gebruikte lidwoorden, maar naar de relevante omgevingen wordt gekeken (DP's) ontstaat een gecompliceerd beeld: 68 maal werd een DP gebruikt, in slechts 48,5% werd daadwerkelijk een bepaald lidwoord gerealiseerd.

[pagina 257]
[p. 257]

De keren dat het lidwoord werd weggelaten (35; 51,5%) ging het in alle gevallen (vermoedelijk) om een Nederlands lidwoord (maar daarover straks meer). Vijf keer ging het om een Nederlandse DP; in verreweg de meeste gevallen was het een gemengde DP waarin van MA naar Nederlands werd gewisseld. Verder kan nog worden opgemerkt dat in de monolinguale Marokkaans-Arabische DP's nooit lidwoorden worden weggelaten; in de Nederlandse DP's ongeveer de helft van het aantal keren (door alle sprekers), en in de gemengde DP's in 80% van de gevallen. Het feit dat het percentage weglatingen in de gemengde DP's zo hoog is kan dus niet (uitsluitend) worden toegeschreven aan een gebrek aan kennis van hoe het Nederlandse bepaalde lidwoord moet worden gebruikt.

 

Er zijn in totaal 68 relevante omgevingen aangetroffen (100%). Grofweg komt een relevante omgeving neer op een omgeving waarin een bepaald lidwoord staat of zou moeten staan, ongeacht de taal. Van die 68 relevante omgevingen zijn er 33 ingevuld met complete DP's (48,5%) zoals in (13) (Nederlands), (14) (MA) en (15) (gemengd):

(13) de laatste tien dagen (Samir)
(14) dak l-weqt
  die de-tijd
  ‘die tijd’ (Ahmed)
(15) wahed l- # kast
  een de- # kast
  ‘een kast’ (Hassan)

Uit 35 DP's ontbreekt een verplicht bepaald lidwoord (51,5%) zoals in (16):

(16) wahed # kans
  een # kans (Samir)

In tabel 7 is het al dan niet gebruiken van bepaalde lidwoorden in meer detail uitgesplitst:

Tabel 7
Relevante omgevingen voor het gebruik van een bepaald lidwoord

DP MA: 12 (17,6%) compleet: 12 (100%) bep lidw weg: 0 (0%)
DP Ndls: 11 (16,2%) compleet: 6 (54,5%) bep lidw weg: 5 (45,5%)
DP MA/Ndls 36 (53%) compleet: 7 (19,4%) bep lidw weg: 29 (80,5%)
DP Ndls/MA 2 (3,3%) compleet: 1 (50%) bep lidw weg: 1 (50%)
DP MA/Fr 7 (10,3%) compleet: 7 (100%) bep lidw weg: 0 (0%)
Totaal: 68 (100%) compleet: 33 (48,5%) bep lidw weg: 35 (51,5%)

De derde categorie, DP's waarin van het MA naar het Nederlands wordt gewisseld, is vetgedrukt omdat het een relatief hoog aantal betreft en de aandacht in deze paragraaf verder daarop gericht zal zijn.

In de gevallen dat MA/Nederlandse DP's compleet zijn is het bepaald lidwoord

[pagina 258]
[p. 258]

altijd in het MA gerealiseerd. Voorbeelden daarvan zijn (17) en (18):

(17) (dyal) l- # gemeente
  (van) de- # gemeente (Samir)
(18) (f-) had l- # park
  (in-) dat het- # park (Jamal)

Van de 29 keer dat het bepaald lidwoord is weggelaten in MA/Nederlands gemengde DP's gaat het 20 keer om een Det b. Voorbeelden:

(23) had # onderzoek
  dit # onderzoek (Samir)
(24) wahed # videocursus
  een # videocursus (Jamal)

Puur theoretisch zou het kunnen dat in de hierboven besproken gevallen geen sprake is van insertie van een Nederlandse N in een overigens Marokkaans-Arabische constituent, maar om insertie van een Marokkaans functie-element (had, wahed) in een Nederlandse constituent. Gezien de karakteristieken van meertalige gesprekken en de Marokkaans/Nederlandse gemeenschap ligt het echter voor de hand te veronderstellen dat een Nederlands concept met bijbehorend lexicaal element (zoals videocursus) is geïnserteerd op een plaats waar het Marokkaans-Arabisch geen equivalent heeft. Dit is een gevolg van de sociaal-culturele dominantie van het Nederlands (zie ook 5.1).

7.1 Lidwoorddeletie per individu bekeken

Om meer inzicht te krijgen in het verschijnsel ‘lidwoorddeletie’ heb ik (tabel 8) een verdeling naar spreker gemaakt. Tabel 8 laat zien dat er aanzienlijke individuele verschillen zijn in het weglaten van lidwoorden. In monolinguale Marokkaans-Arabische DP's wordt nooit een bepaald lidwoord weggelaten, door geen enkele spreker. De 12 keer dat er een relevante omgeving is wordt het lidwoord gerealiseerd. Alleen Jamal gebruikt nergens in het geanalyseerde materiaal een uitsluitend Marokkaans-Arabische DP. De anderen allemaal wel.

In monolinguale Nederlandse DP's wordt iets minder dan de helft van het aantal relevante keren het Nederlandse bepaalde lidwoord weggelaten. Alleen Ahmed, Hassan en Samir gebruiken wel eens Nederlandse DP's. Ahmed heeft relatief en absoluut de meeste Nederlandse DP's in zijn materiaal; 80 % daarvan is compleet. Hassan heeft zowel 1 complete als 1 incomplete Nederlandse DP. Samir heeft 1 complete en 3 incomplete Nederlandse DP's. Absoluut gezien vrij veel, maar relatief gezien weinig omdat de Nederlandse DP's maar een klein deel van zijn totale aantal DP's uitmaken. Toch zijn deze cijfers wel interessant. Ze laten namelijk zien dat in het codewisselen van Ahmed, Hassan en Samir toch ‘onvolkomenheden’ voorkomen. En dat terwijl de beheersing van het Nederlands (op het gehoor) bij deze drie sprekers zo ongeveer perfect lijkt. Dit kan een aanwijzing zijn dat de zeer frequente weglatingen van het lidwoord in MA/Nederlandse codewisseling niet eenvoudig zijn terug te voeren op de beheersing van het Nederlands.

[pagina 259]
[p. 259]

Tabel 8
Gebruik van het bepaald lidwoord uitgesplitst naar taal en individu

NAAM DP'S COMPL GEEN LIDW MA N MA/N N/MA MA/FR
Ahm 10 7   3 4      
      3   1 2    
Has 11 5   2 1 2    
      6   1 5    
Mus 2 2   2        
      0          
Sam 30 11   4 1 3 1 2
      19   3 15 1  
Jam 10 3       2   1
      7     7    
Ras 5 5   5        
      0          

Elk eerste cijfer achter een naam, bijv. 30 achter Samir, wordt uitgesplitst in twee rijen: 11 op de eerste rij (samengesteld uit wat daarop volgt) en 19 op de tweede rij (ook samengesteld op wat daarna volgt).

 

DP's waarin van Marokkaans-Arabisch naar Nederlands wordt gewisseld maken meer dan de helft van het totaal aantal DP's uit. Deze gemengde DP's zijn veel vaker incompleet dan compleet (ong. vier keer zo vaak). Datzelfde beeld gaat ook voor de individuele sprekers op. Samir spant de kroon met 15 incomplete MA/Nederlandse DP's tegenover slechts 3 complete MA/Nederlandse DP's. Het lijkt er sterk op dat codewisseling in gemengde DP's bij voorkeur zonder lidwoord moet gebeuren. Gemengd betekent hier van MA naar Nederlands, hetgeen te verklaren is op socio-linguïstische gronden (de dominante meerderheidstaal is doorgaans de taal waar naar toe gewisseld wordt of de taal waaruit in de gedomineerde taal geïnserteerd wordt.) Omdat het lidwoord àls het gerealiseerd wordt altijd Marokkaans-Arabisch is, ligt het voor de hand aan te nemen dat het gedeleerde lidwoord Nederlands bedoeld was. Een ander argument om Nederlands onderliggend aan te nemen is het feit dat in monolinguale Nederlandse DP's soms lidwoorddeleties voorkomen, terwijl dat in MA DP's nooit het geval is.

Vooral door toedoen van Rashid is het percentage Marokkaans-Arabisch / Franse DP's toch nog zo'n 10 %. Deze spreker gebruikte bijna geen Nederlands, woonde hier op het moment van opname nog maar kort, en gebruikte in gesprekken met andere Marokkanen voornamelijk Marokkaans-Arabisch, gemengd met wat Frans hier en daar, zoals het een goed Marokkaans academicus betaamt.

 

De laatste jaren wordt in onderzoek naar codewisseling veel aandacht besteed aan het Matrix Language Frame (MLF) Model van Myers-Scotton (Myers-Scotton, 1993). In het MLF Model wordt ervan uitgegaan dat er in tweetalige zinnen altijd een basis- of matrixtaal (ML) is die het grammaticale frame levert. Binnen dat frame wordt de andere taal (EL, Embedded Language) ingebed. Langere EL-fragmenten

[pagina 260]
[p. 260]

(bijvoorbeeld één of meer hele constituenten) kunnen een interne EL-structuur hebben mits ze in hun geheel in de matrix-structuur kunnen worden ingepast. Zulke EL-fragmenten worden EL islands genoemd.

Een poging om de Marokkaans-Arabisch/Nederlandse data in te passen in het MLF Model is problematisch en levert geen afdoende verklaring van de feiten. Het maakt in het MLF model bij het ontbreken van lidwoorden nogal wat uit of de ML (matrixtaal) Nederlands of Marokkaans-Arabisch is. Als de ML Nederlands is zou het niet nodig zijn het lidwoord wanneer het Det b betreft, te realiseren. In verreweg de meeste gevallen is de ML ondubbelzinnig Marokkaans-Arabisch. Soms is het echter niet goed uit te maken wat de ML is. Verder zijn er nogal wat gevallen waarin het weglaten van het lidwoord tegen de regels van beide talen ingaat. Hieronder in tabel 9 volgen een paar getallen m.b.t. lidwoorddeleties in gemengde constituenten:

Tabel 9
Lidwoorddeleties in gemengde DP's

Bep lidw weggelaten: 30 x 29 x MA/Ndls DP
    1 x Ndls/MA DP
daarvan als deel 11 x 10 x MA/Ndls PP
van een PP:   1 x Ndls/MA PP; daarvan 3 x als Det b
Bep lidw weggelaten als Det b: 21 x altijd MA/Ndls
Bij Det b deletie is de ML MA: 17 x  
ML is Ndls of onduidelijk: 4 x  

Uit het bovenstaande is duidelijk dat ook binnen het MLF model geen verklaring gevonden kan worden voor het weglaten van bepaalde lidwoorden. Dat zou wèl zo zijn geweest als de ML in de gevallen van Det b deletie Nederlands was. De doorgaans geïnserteerde Nederlandse N's in MA DP's of PP's zijn te klein om als EL islands (geïnserteerde fragmenten uit de andere taal) te worden opgevat.

De Nederlandse N's mogen dan ‘slechts’ geïnserteerd zijn in een verder MA constituent, ze nemen blijkbaar genoeg eigenschappen mee om het normale gebruik van Det b onmogelijk te maken.

Dit brengt mij ertoe te veronderstellen dat er niet altijd -maar wel vaak- in elke tweetalige zin een dominante taal is aan te wijzen. In de opvatting van Myers-Scotton bepaalt de ML welke ‘system morphemes’ (waaronder functionele categorieën vallen) er voor kunnen komen, en in welke volgorde. Het feit dat geïnserteerde substantieven, zoals hierboven besproken, hun functionele eigenschappen kunnen meenemen toont aan dat de ML niet onder alle omstandigheden het volledige grammaticale frame bepaalt. Een zo strikte en altijd herkenbare scheiding tussen ML en EL als Myers-Scotton voorstelt kan ik op grond van de Marokkaans-Arabisch/Nederlandse data niet overnemen.

[pagina 261]
[p. 261]

8 Conclusies en suggesties voor verder onderzoek

Ik heb drie functionele categorieën onderzocht: meervoudssuffixen, preposities en bepaalde lidwoorden.

Uit de analyses blijkt dat de sprekers zich in monolinguale zinnen in het algemeen meer aan taalspecifieke grammaticale regels houden dan in tweetalige zinnen. Deze schendingen van grammaticale regels zijn zichtbaar in de weglating van functionele elementen.

Telkens als er iets wordt weggelaten (een paar meervouden, een paar preposities, en heel veel bepaalde lidwoorden) gaat het om Nederlands. Het is gebleken dat een grammaticale analyse alleen de gevonden feiten niet kan verklaren. Ik zou willen stellen dat de reden waarom dat zo is moet worden gezocht op het niveau van de taalgemeenschap, conventies, in combinatie met verklaringen op het gebied van de grammatica's. Grammatikale aspecten alléén kunnen niet verantwoordelijk zijn voor de aantasting van (Nederlandse) functionele categorieën in tweetalige contexten. Toekomstig onderzoek zal de samenhang tussen taal-interne (grammaticale) en taal-externe (omgevings) factoren aan het licht moeten brengen.

Hoewel er onder de categorieën prepositie en meervoud maar weinig deleties zijn aangetroffen, zou ik ze wel in de conclusie willen betrekken. In de eerste plaats zijn in andere categorieën helemaal geen deleties aangetroffen, waardoor deze twee categorieën zich met de categorie bepaald lidwoord onderscheiden. In de tweede plaats vertonen de deleties die ik heb aangetroffen overeenkomsten met elkaar en met de lidwoorddeleties doordat het om weglatingen uit het Nederlands gaat.

 

Het is opmerkelijk dat de prepositie in de PP de regerende categorie is. Zoals D dat in de DP is. In die twee gevallen mag de regeerder dus worden weggelaten, uit het Nederlands. In toekomstig onderzoek naar de rol van functionele elementen in codewisseling mag dat aspect niet ontbreken.

Deze weglatingen zouden kunnen wijzen op een slechte of in ieder geval (nog) niet volledige beheersing van het Nederlands; omdat die weglatingen echter vaker niet dan wel voorkomen lijkt het erop dat de sprekers de regels van het Nederlands wel kennen, maar gemakkelijk schenden. Het kan wijzen op het ontstaan van een etnische variëteit van het Nederlands waarvan bijvoorbeeld het frequent weglaten van lidwoorden een karakteristiek is. Er is echter meer onderzoek nodig, ook onder sprekers met andere moedertalen dan het Marokkaans-Arabisch, om daar meer zicht op te krijgen. In ieder geval lijkt het terecht om ‘fouten’ tussen aanhalingstekens te laten staan: naar alle waarschijnlijkheid gaat het helemaal niet om echte fouten, hooguit in vergelijking met het standaard Nederlands.

 

Tot nu toe heb ik pas drie functionele categorieën bekeken (meervoud, prepositie en bepaald lidwoord). In de nabije toekomst hoop ik ook de categorieën pronoun (subject en object) en copula te bekijken. Het Marokkaans-Arabisch is een taal waar beide categorieën niet altijd gerealiseerd hoeven te worden. In de corpora die ik geanalyseerd heb worden op het eerste gezicht subject pronomina en koppelwerkwoorden ook hier en daar in het Nederlands weggelaten, maar niet erg frequent en niet per se in codewisselingsomgevingen. Het lijkt meer op overgeneralisatie vanuit het MA naar het Nederlands of een soort convergentie of interferentie. Ook dat is een onderwerp waarnaar in de toekomst onderzoek zou kunnen worden verricht.

[pagina 262]
[p. 262]

Bibliografie

Abney, S. (1986). Functional elements and licensing, s.n., 16 pp
Andersen, R. (1982). Determining the linguistic attributes of language attrition. In: R.D. Lambert en B.E Freed (eds.) The Loss of Language Skills. Rowley, Mass.: Newbury House, 83-118.
Berk-Seligson, S. (1986). Linguistic constraints on intrasentential code-switching: a study of Spanish/Hebrew bilingualism. Language in Society 15, 313-348.
Clyne, M. (1987). Constraints on code-switching: How universal are they? Linguistics 25, 739-764.
Harrell, R.S. (1962). A short Reference Grammar of Moroccan Arabic. Washington: Georgetown University Press.
Myers-Scotton, C. (1993). Duelling Languages: Grammatical Structure in CodeSwitching. Oxford: Clarendon Press.
Ouhalla, J. (1991). Functional Categories and Parametric Variation. London: Routledge.
Poplack, S. (1980). ‘Sometimes I'll start a sentence in Spanish Y TERMINO EN ESPANOL’: Toward a typology of code-switching. Linguistics 18, 581-618.
Sebba, M. (1994). Constructing congruence: an approach to the syntax of codeswitching. Papers from the Summer School Code-Switching and Language Contact, Leeuwarden 14-17 september 1994, Leeuwarden: Fryske Akademy, 229-241.
Thomason, S. en T. Kaufman (1988). Language Contact, Creolization, and Genetic Linguistics. Berkeley: University of California Press.
voetnoot*
UiL-OTS, Trans 10 3512 JK Utrecht, email J.Nortier@let.ruu.nl
voetnoot1
!! markeert de plaats waar een prepositie is weggelaten.
voetnoot2
De prepositie die hier is weggelaten is met, of eventueel op (de). Deze zin komt uit een fragment waarin veel codewisseling voorkwam, zowel tussen sprekers als in uitingen van één spreker.
voetnoot1
Er is geen onderscheid gemaakt tussen Det a en Det b: alle bepaalde lidwoorden zijn meegeteld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jacomine Nortier


taalkunde

  • Woorden (lexicografie)

  • Zinnen (syntaxis)

  • Vormen (morfologie)