De Nederlandsche zanger, voor den burger(ca. 1790)–Anoniem Nederlandsche zanger, voor den burger, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] De Nederlandsche zanger, voor den burger. De schoenmaaker. Wijs: Pantalon door kunst verheven. 1. Laat ik eens een deuntjen zingen, 't maakt den arbeid nog wat ligt, En zal men de kindren voeden, moet er knapjes wat verricht; 'K zit den heelen dag te trekken, en te kloppen op mijn knie; Telkens krijg ik nieuwe krachten, als 'k de vrouw en kleintjens zie, als 'k de vrouw en kleintjens zie. 2. 'K zeg 't krispijnen geeft te schraaltjes, en 't is zulk een nutte taak; Paarden die den haver winnen, kennen nauwelijks zijn' smaak; 'T is zo al met ieder ambacht, onder den gemeenen man; En hij is nog wel gelukkig, die zijn zoôtjen voeden kan, die zijn zoôtjen voeden kan. [pagina 2] [p. 2] 3. 'K vrees, God dank! niet voor de maanders, 'k heb geen schulden als aan 't leer, Dat betaal ik als het op is, en dan krijg 'k wat anders weêr; 'K moet wel altijd pikdraad trekken, maar dat 's nog al naar mijn' zin, Die niet werkt mag ook niet eeten, en ik doe er braaf wat in, en ik doe er braaf wat in. 4. Waar' maar alles niet zo geldig, 't is zoo'n booze duure tijd, De ambachtsman houdt nooit wat over, van zijn alledaagschen vlijt: Als hij rondkomt dat 's al zegen, alles is schier eens zo duur, Dan het was in vroeger jaaren, zie, en dat valt tog wat zuur, zie, en dat valt tog wat zuur. 5. Dan doen ook de militairen ons krispijnen vast geen goed, 'K weet dat zij voor minder werken, dan men ons betaalen moet; Want die menschen leeven anders dan een burger, dat 's gewis; Nu, God zal voor mij wel zorgen, 'k weet dat Hij menschlievend is, 'k weet dat Hij menschlievend is. Vorige Volgende