Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 2 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 2
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.98 MB)

Scans (9.93 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 2

(1898)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Benoorden Moerdijk.

De ‘Spaansche Brabander’. - Van onze nieuwste literatuur. - De Nederlandsche wetenschap in het buitenland. - Diep-zee-expedie met de ‘Siboga’ - Een orkaan in West-Indië.

Het zal bijzonderlijk mijn Vlaamsche stamgenooten - die in hun aard en hun leven den boertigen kant van het oud-Hollandsche volkskarakter zooveel beter bewaard hebben dan wij benoorden Moerdijk - prettig gestemd hebben, toen zij hoorden dat een Nederlandsch tooneelgezelschap het land doortrok om Bredero's Spaanschen Brabander te vertoonen. In Dordrecht was het Dr. Kiewiet de Jonge, die vóór de vertooning het publiek een inleiding en een toelichting gaf tot het stuk, later deed Dr. Jan ten Brink dat in Den Haag, Jan ten Brink, wiens geringste aanspraken op den dank van tijdgenoot en nakomelingschap zeker niet hierin gelegen is, dat hij zoo krachtig meegeholpen heeft om ons te laten voelen wat er moois is in Hooft, Starter, Bredero. Door zulke inleidingen moest de belangstelling van een uitgelezen groepje toeschouwers geprikkeld worden - toch durf ik niet zeggen dat de Spaansche Brabander de menschen gepakt heeft. Het stuk maakte opgang, maar slechts in een kringetje van reeds gunstig bevooroordeelden. De menschen, het min of meer ontwikkelde publiek dat naar den schouwburg gaat, voelen weinig voor een ‘daad van piëteit.’ tegenover een zeventiend'eeuwschen tooneelschrijver, en overigens, men mag een Ostade of Teniers of Jan Steen zoo in 't voorbijgaan eens bekijken, er om glimlachen zelfs, maar deftig op te gaan naar een tooneelvoorstelling waar men dergelijke schuinigheden te hooren krijgt...

Alsof de bewerkers van deze kleine betooging ten gunste van Bredero verlangden dat men diens Brabander met denzelfden maatstaf zou meten als een van de tooneelspelen naar 't Fransch of Italiaansch, die het geestelijk magazijn onzer schouwburgbestuurders vullen! Toch behoefde 't niet enkel een zelfopofferende daad van piëteit te zijn, naar deze vertooning van Bredero's stuk te gaan luisteren; maar om er, met terzijstelling van 't geen niet meer voor onzen tijd is, van te genieten moest men zijn ooren on oogen onbevangen kunnen openzetten, en iets zoo eenvoudigs kunnen de meeste menschen toch niet.

Wat nood; deze oude realistische tooneelschrijver is dan toch, en niet meer voor een besloten gezelschap, voor het voetlicht gebracht. Vooral in Holland geldt het spreekwoord waarin Keulen en Aken genoemd worden.

Het is voorshands al veel gewonnen dat de kunst in de literatuur zooveel meer gewaardeerd wordt dan een tien, twintig jaar geleden. Dat blijkt zelfs uit de, zij 't soms nog onbeholpen, pogingen om kunst beter ingang te doen vinden in de zaken van het dagelijksch leven; en ook in den gewonen boekenstroom, die bij de nadering van den goeden Sint over ons uitgestort wordt, bespeurt men dat gelukkige streven. Zij die slechts schrijven en dichten voor zeer enkelen, voor de ingewijden als 't ware, kunnen nooit verwachten dat de kring van hun bewonderaars zich aanzienlijk verruimde - zij zouden dat misschien niet eens graag zien - maar anderen onder onze Noord-Nederlandsche schrijvers, en van de besten toch, worden klaarblijkelijk al meer en meer gelezen - mogen we ook zeggen ten volle genoten en begrepen? Het is geen wonder dat een boek als de Kleine Johannes opgang heeft gemaakt, maar dat er nu alwéér een nieuwe druk van opgelegd wordt, en een weelde-uitgave, met teekeningen van Edzard Koning opgeluisterd (een aantal afdrukken op uitheemsch papier kost zelfs een gulden of vijftien); dat Louis Couperus zijn Psyche, dat heerlijke sprookje, waar de taal van schittert als diamanten en smaragden, in een omslagje met een symbolieke teekening van Toorop wordt aangeboden - zijn dat geen gelukkige teekenen des tijds?

En in dit verband moet ik toch iets zeggen van een boek, pas uitgekomen. en veel gelezen, in 't geheim vooral, alsof het een van die onkuische romannetjes was die kostscholieren en aankomende bakvischjes wel eens binnensmokkelen - van Vincent Haman, door Mr. Paap. Een boek, lang niet zonder talent geschreven, maar toch ook lang niet met genoeg talent om een tegenwicht te geven voor een zoo venijnige voorstelling van de jongste letterkundige beweging ten onzent. ‘Bekende tijdgenooten’ zijn veelal minder goed bekend bij den grooten hoop, wat hun persoon en hun levensomstandigheden aangaat, dan de mannen van naam uit vroegere generatiën, en juist omdat Paap in dit boek een beeldengalerij opstelt, waarin iedereen zekere trekken van beroemde en bekende letterkundigen terugvindt, is het gevaar zoo groot dat de vaak zeer ergerlijke vervalsching, die de schrijver de meeste van zijn onderwerpen laat ondergaan, bij het publiek evenzoo voor echt zal doorgaan; dat zekere letterkundigen, toch al blootstaande aan scherpe kritiek en aan de bedilzucht van hun minderen, een heelen tijd lang met zulke verwrongen trekken voor de verbeelding van hun landgenooten blijven bestaan. 't Is of men zijn omgeving in een gebogen spiegel ziet: men herkent de beelden dadelijk. ze lijken ook, maar het zijn caricaturen.

Er is toch ook zooveel geeds in dit boek, en het zou inderdaad zoo noodig zijn dat er eens een goede satire gemaakt werd van onze jongste letterkunde, die er niets bij verliezen zou, eens flink door de wan geschud te worden - des te erger is het te bejammeren dat er nu in Paap's boek zoo'n giftige persifflage voor den dag is gekomen.

Laten we nu maar hopen dat er na onze aansluiting bij de Berner Conventie - dàt onderwerp vermijd ik nog maar liefst! - geen vertalingen van Vincent Haman de wereld in gaan, met ‘ophelderende’ aanteekeningen bijvoorbeeld. De vreemdeling zou een droevigen indruk krijgen van de Nederlandsche letterkunde.

En dat terwijl we in den laatsten tijd aardig bezig zijn, ons kleine land een heel goede plaats te geven in de rij der natiën, op economisch en wetenschappelijk gebied! Ik denk nu niet aan de kroningsfeesten en den weerklank daarvan, maar terwijl we, naar aanleiding van den oorlog tusschen Amerika en Spanje en het daaraan vastgeknoopte vraagstuk der Filippijnsche eilanden nog al eens ten voorbeeld gesteld zijn als een volk dat zijn overzeesche bezittingen goed weet te bestnren - krijgt men in het buitenland nu meer dan vroeger de bewijzen dat in ons land de kunst goed gediend en de wetenschap niet verwaarloosd wordt. Niet alléén - gelukkig voor ons - omdat Nederlanders als Kes en de Haan, of als van 't Hoff, zich buitenslands vestigen; want te dikwijls gebeurt dan wat met Alma Tadema gebeurd is, die nauwelijks meer tot de Nederlanders gerekend mag worden en van wien de wereld ter nauwernood weet dat hij van geboorte een Nederlander is, of, erger, zij gaan doen als ‘Maarten Maartens’ en nu weer Morgan de Groot (de schrijver van Dai en

[pagina 5]
[p. 5]

Bouton de Rose) en zetten zelfs de Néderlandsche taal aan den kant. Maar onder onze aanzienlijkste mannen zijn ook prof. Tiele, wiens Gifford lezingen te Edinburg niet weinig gewaardeerd worden, en Dr. Kuyper, die door zijn welsprekendheid en de kracht van zijn streven onze stamgenooten in de Nieuwe Wereld laat zien dat het oude Nederland nog niet is verouderd.

En eischen we niet naar behooren onze plaats op in de rij der volken, die gevoel hebben voor het belang van zuiver wetenschappelijk onderzoek, nu wij (als vervolg, om zoo te zeggen van de zeer vruchtbare expedities, twintig jaar geleden naar de Poolzee gezonden) de Siboga in onze Oost-Indische wateren, onder leiding van prof. Max Weber, dezelfde soort van wetenschappelijk werk laten verrichten, waarmede Engelschen en Duitschers bezig zijn in de golf van Bengalen, den Indischen en den Atlantischen Oceaan?

Al zulke handelingen bewijzen aan de wereld dat er nog leven en kracht huist in het volk, dat door grooter en rumoeriger naburen wel eens dood gewaand wordt. Ook de vermeerderde belangstelling in Indië is daar een teeken van, en uit dat gerichtspunt reeds moet het toegejuicht worden dat wij in een deel van ons groote Oost-Indische gebied, Nieuw Guinea, althans een begin van feitelijke vestiging hebben gemaakt. Mocht die belangstelling zich dan ook spoedig uitstrekken tot onze West! Dan zouden er niet langer zulke ongelooflijke dingen kunnen gebeuren als dit: dat een zware ramp een paar van onze Nederlandsche Antillen teistert, dat de ernst van het ongeluk dadelijk af te leiden was uit de telegrammen die van nabijgelegen Engelsche en Deensche eilanden Europa bereikten, dat geen van de ‘heeren in den Haag’ zich echter in 't minst ongerust maakt, dat de West-Indische gouverneur er zelfs niet over seint, en dat onze regeering uit de West-Indische dagbladen, twee maanden later, moet vernemen hoe zwaar de bevolking van die onder Nederlandsche gezag staande eilanden beproefd is... En dan kan eindelijk in het moederland een commissie van bijstand gevormd worden, die voor die ongelukkigen daarginds hulp vraagt, en - 't klinkt als een bespotting - liefst zoo spoedig mogelijk!

Actenos.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken