Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 4 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 4
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.92 MB)

Scans (30.51 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 4

(1900)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

[Hoofdartikel]

Men verwijt Engeland averechtsche kennis van Zuid-Afrikaansche toestanden, en vaak terecht. Treffend als voorbeeld zijn de ervaringen door Mej. Emma Krogh opgedaan, de dochter van den bij Ladysmith aan typhus gestorven onder-staatssecretaris der Z.A.R. Vrij natuurlijk, het zij met bitterheid gezegd, had zij een Kaapsche, dat wil zeggen een geheel Engelsche opvoeding, genoten en was naar Engeland gegaan ter verdere ontwikkeling.

Maar de oorlog brak los; het werd haar te bang in de vijandige omgeving, welke lieve vrienden zij in Engelandook had, en zij kwam naar Dordrecht om op het perskantoor van het A.N.V. te werken voor haar land en volk. En dat heeft zij gedaan met eere en met talent. Nu is zij terug naar haar land en heeft een plaats open gelaten. Niemand zal met heiligen gloed en roerende overtuiging het werk meer doen, als zij het deed.

Zij vroeg om bekend te maken, ook met haar naam, wat zij ondervond. Anders zou haar te noemen een onbescheidenheid zijn; thans echter geeft die naam aan het volgende een stempel van echtheid.

Zij was in haar Londensche omgeving een zeldzaam wonder: a Boer! In groote, voorname gezelschappen werd dan wel eens kiesch uit de verte gewezen op die jonge, bleeke dame, met haar schrander fijn gezichtje. En zij hoorde zeggen door een, die hoog den blik over haar liet glijden: ‘O no, that is not a Boer; she is not black!’

Een andermaal ving zij met afgewend gelaat een korte gedachtewisseling op, tusschen twee hoogadellijke dames. ‘Do you see that young lady? She

[pagina 70]
[p. 70]

is a Boer.’ ‘Impossible! She speaks English.’ Waarop een derde dame zegt: ‘Of course, some of them are allowed to speak English.’

Sommigen hebben genadig verlof gekregen Engelsch te spreken! De laatdunkendheid overtreft hier verre de domheid. Engelsch te mogen spreken de gunst, uit neerdalende goedertierendheid bewezen! Welk een berg van verwaandheid. En te weten dat het Afrikaansche volk bedelde om die gunst! Dat Pretoria zelf verengelschte!

Tot Jameson. Toen vielen de schellen van de oogen. Maar ook velen bleven kruipen in het stof, kwispelend als honden.

Zulke hebben den verrader gespeeld, menigmaal, in dezen oorlog. Wie volk en taal afzweert, die verwijdt zijn geweten.

 

* * *

 

Van de Tantallon Castle, op weg naar Madeira schrijft zij den 14en Mei: ‘Er zijn gelukkig vijf of zes Afrikaansch- Kaapschen aan boord. Zij zijn erg op de Boerenhand. Spreken wij maar Afrikaansch en de Engelschen zeggen: “how funny!” dan zeg ik: “de Engelschen trachten nooit een ander ras te verstaan en al wat hun vreemd is, vinden zij funny.” Dan zijn ze stil. Twee of drie malen heb ik mij al verergerd en hun de waarheid gezegd. Zij worden nu een beetje bang voor mij.’

Maar een juweeltje van beknoptheid, is wat zij vertelt van den trein tusschen Londen en Southampton. Twee Engelschen begonnen in den wagen te spreken over den oorlog. Een zeide: ‘May God help the right!’ De andere stoof op en riep: ‘I perceive sir, that you are a Pro-Boer!’

Zoodra men Gods hulp inroept voor de rechtvaardige zaak, verdacht te worden vijand te zijn van eigen volk!

 

* * *

 

Al dat bovenstaande bewijst niets dan dat er zoo zijn. Maar ook in Holland zijn er van dien aard in overvloed. Niet dat men hier de rechtvaardige zaak met de Engelsche zal verwarren, maar velen ook onder ons hebben slechts zeer oppervlakkige kennis van het Afrikanerdom. Dikwijls hoort men de bewering dat in Zuid-Afrika alles Engelsch moet worden, als de Boeren verliezen. Dat is in zijn soort even onjuist als dat de Boeren negers zijn.

De Boeren worden alleen Engelschen als zij hun eigen taal prijsgeven! Waarom zijn de Polen in honderd jaar nog geen Russen geworden? Omdat zij hun taal behielden. Niemand kan voorzien of die zoo liefdevol behoede schat nog niet eens hen vrij maakt en zelfstandig. De taal, dat is het leven; zoolang die er is, is er hoop.

In hun taal moeten wij de Boeren helpen, na zege of onderwerping. Dat is onze plicht. En dezer dagen heeft onze Tweede Kamer getoond den plicht te begrijpen. Zij heeft een wetsvoorstel aanvaard, niet weldadig fier, maar zonder gerucht. 't Scheen beter zoo.

 

* * *

 

Art. 43 van de Wet op het H.O. schrijft voor dat aan minstens een onzer hoogescholen onderwijs wordt gegeven, voorzoover betreft de faculteit der rechtsgeleerdheid, in het Mahomedaansche recht, ons koloniale recht en het internationale privaatrecht. De Regeering wilde aanvulling met: ‘in het Zuid. Afrikaansche recht’. En de Kamer nam het aan zonder hoofdelijke stemming. Het sprak van zelf.

Dr. Kuyper alleen maakte opmerkingen, niet uit strijdlust maar tot afbakening van begrippen. Hij wilde van de Regeering hooren dat, hoe de afloop zij van den oorlog, stamgenooten uit Zuid-Afrika toch altijd nog de Hollandsche hoogeschool zullen zoeken; hij wilde verder eenige omschrijving van de zaak van den toekomstigen hoogleeraar in het Z.A.sche recht en eenige aanduiding wat de Minister onder dat recht verstaat; maar dan vooral of alleen de rechten zullen worden begunstigd en niet de letteren, de medicijnen en de wis- en natuurkunde.

Het antwoord van Minister Borgesius was: alle faculteiten, onverschillig welke.

 

Na de noodige bekrachtiging zal dus is 1900, door drang van buiten, na wakkerschudding der openbare meening, een maatregel zijn goed gevonden, waarom Paul Kruger reeds in 1884 heeft gevraagd.

Dat is voor de toekomst. Kunnen wij Nederlanders, nog iets doen voor het heden? Steunen kunnen wij, ieder voor zich en voor eigen kring, de pogingen die nimmer mogen verflauwen, om het onrechtvaardige van dezen oorlog in steeds wijder kring te bewijzen en altijd levendig te houden den afschuw van dit wereldbedrog. Men denke niet dat Engeland voor goed zedelijk is veroordeeld. Als een oorlog lang duurt zooals deze, vooral als hij beslist schijnt en enkel zich nog stuiptrekkend rekt, dan verslapt ook de verontwaardiging over zijn oorsprong en dringt na de vermoeidheid van het zenuwspannend aanschouwen, het berusten in, met het wenschen naar het eind. Invloedrijke machten benutten die stemming om den stroom van genegenheid af te wenden. En zoo zien wij in Duitschland en Amerika duidelijke pogingen om 't beleedigd rechtsgevoel te sussen door het zalvend zegenen van Engelsche beschaving.

Met die beschaving moge het zijn als het wil, zeker is het dat deze oorlog velen onzer het geloof ontneemt in wat zij niet kunnen missen. Droombeelden van vooruitgang der menschelijke beschaving, Engeland trapt ze in; de toekomst wordt zoo benauwend. Wij moeten onze kinderen inprenten dat recht sterker is dan macht, en de overtuiging van dien waan is ons zelf ontzonken.

[pagina 71]
[p. 71]

Ten onrechte? Toch vooruitgang, ook na schijnbaren terugval? Al ware het niet zoo, het ideaal is onsterfelijk en wie geloofd heeft, zal blijven gelooven. De toekomst voor Zuid-Afrika is voor het Hollandsch-Afrikaansche ras.

 

* * *

 

In de laatste weken zijn twee geschriften verschenen, die wij allen in zoo ruim mogelijken kring moeten verspreiden, vooral naar Amerika en Engeland; verder overal waar Engelsch wordt gelezen. Zij zijn beiden in hun soort voortreffelijk, maar de soort verschilt. Het eerste is de zeer mooie open brief van den heer Charles Boissevain, den onvermoeiden, geestdriftigen penvoerder voor der Boeren zaak, aan een Amerikaansche dame gericht, en getiteld The Struggle of the Dutch Republics. Mooi gekozen is die titel, die doet hopen op een vervolg: The Rise. Heden nog In Dagen van Strijd; voor den geschiedschrijver van later De Opkomst.

Bondig door eerlijken feitenrijkdom, meesleepend door dichterlijken overtuigingsgloed, is dit vlugschrift van blijvende waarde, naast den bekenden brief aan den Hertog van Devonshire. Het blijft een bron voor wie het onrecht in dezen ongelijken strijd bekampen, zoo betrouwbaar als een geschrift kan zijn, dat in de woeling der tijden zelf is ontstaan.

Het andere is een nummer van Hollandia, welks kort, 3-jarig bestaan reeds eervol is geweest en dat den blijvenden steun verdient van alle leden van het A.N.V. Zijn ijverige en talentvolle leider, de heer L. Simons, heeft thans voor de tweede maal een Engelsch nummer geschreven, thans voor Amerika, waarheen reeds een honderdduizend exemplaren zijn verzonden.

Het is meer berekend voor het groote publiek, dat vluchtig leest en in een oogenblik een overtuiging moet krijgen of het ziet er van af, voor wie dus bijtende en pakkende korte gezegden de taak overnemen van geleidelijke redeneering.

Het boekje van den heer Boissevain, uitgave van het Handelsblad, kost 30 cent, benevens 7½ cent voor porto naar Amerika; wie adressen weet, verzende het, met het Hollandia-nummer. Dit laatste is van de Uitgevers Mij. Nederland in Den Haag, die over voldoend aantal adressen beschikt om nog meer dan honderdduizend exemplaren te verzenden en voor elke toegezonden 50 cent vijf of zes nummers kosteloos verspreidt. Ook al heeft men dus zelf geen betrekkingen in het buitenland, kan men door geringe bijdrage tot dit doel krachtig medewerken.

Geen klacht dus dat men zoo graag iets zou willen maar niet kan. Men kan en wie kunnende nalaat, blijft ingebreke.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken