Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 5 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 5
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.21 MB)

Scans (50.31 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 5

(1901)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Voor de Algemeene Vergadering.
Toelichting bij de Statuten der Groep Nederlandsch-Indië van het Alg. Ned. Verbond.Ga naar voetnoot1)

Dadelijk nadat de Hoofdcommissie zich gevormd had, heeft zij besloten om in te gaan op hetgeen in de brieven van den heer Dr. H.J. Kiewiet de Jonge aan de heeren H.M. la Chapelle en Mr. Th. de Meester gezegd werd over het oprichten eener afzonderlijke groep Nederlandsch-Indië en over daartoe in de statuten te maken wijzigingen. Algemeen zijn de leden der Hoofdcommissie van meening dat zulks behoort te geschieden in dien geest, dat aan het Verbond in Nederlandsch-Indië zelfstandig beheer en zelfstandige beschikking worde toegekend over de in Indië te verwerven baten. De groote afstand van Ned.-Indië van den zetel van het Hoofdbestuur; de zeer eigenaardige werkkring dien het Verbond hier zal vinden, waar het zijn bemoeiingen zal hebben uit te strekken tot talrijke groepen van lieden, die wel behooren tot het Nederlandsche Staatsverband, doch niet gelijk in alle overige groepen tot den Nederlandschen stam, de levendige indruk, die bij de overgroote meerderheid der aanzienlijke ingezetenen van Indië bestaat (en door het Gids-artikel ‘Een Eereschuld’ van den heer Mr. C.Th. van Deventer tot helderder bewustzijn is gebracht) omtrent het onwenschelijke van financiëele eenheid met het moederland; - om slechts deze drie overwegingen te noemen - maken zoodanige geheele of gedeeltelijke zelfstandigheid volkomen noodzakelijk, wil het Verbond bij de ingezetenen instemming en medewerking vinden en met vrucht werkzaam kunnen zijn. Men wenscht dat, indien het Verbond in Indië mocht bloeien en indien het te eeniger tijd b.v. leeszalen, scholen, bibliotheken mocht bezitten, die vermogensbestanddeelen zullen toebehooren aan de Indische groep, dat de groep die zal kunnen beheeren en er vrijelijk over zal kunnen beschikken.

Verschillende standpunten zijn ten deze mogelijk. Een minimum van wijziging zou daarin hebben kunnen bestaan, dat met afwijking van art. 11, een ‘Indische Kas’ zoude worden gevormd, waarover het groepsbestuur vrij beheer en vrije beschikking zoude hebben, met bepaling dat het groepsbestuur, ten aanzien van die Kas (wier baten eigendom van het Verbond zouden zijn) het Verbond in en buiten rechten zou kunnen vertegenwoordigen. Een maximum ware b.v. het oprichten van een zustervereeniging, met hetzelfde doel, die tot het Verbond zoude staan in een verhouding van bondgenoote, en niet daarvan een organiek onderdeel zoude wezen, Na ernstig onderling overleg heeft de Hoofdcommissie zonder hoofdelijke stemming besloten, het Hoofdbestuur een regeling voor te stellen, die tusschen deze uitersten het juiste midden bedoelt te houden, hierop neerkomende: dat de groep een organiek onderdeel van het Verbond zal zijn; maar tevens zelve als groep, rechtspersoonlijkheid zal aanvragen, en, als zelfstandig rechtspersoon, eigen vermogen zal hebben, te Batavia zal gevestigd zijn, en ontbindbaar of afzetbaar zal wezen, onafhankelijk van het Verbond. Hiertoe is besloten na kennisname van regelingen als die van het ‘Nederlandsche Roode Kruis’ en van den ‘Nederlandschen Militairen Bond’, van welke beide instellingen èn de algemeene èn de Indische statuten uw hoofdbestuur hierbij in afschrift worden aangeboden. Ook bij die beide instellingen bestaat een krachtige eenheid, welke ook de afdeeling in Indië omvat; doch tevens een scheiding van vermogen, zóó, dat de afdeeling in Indië eigenaresse is van een geheel afzonderlijk vermogen, en zóó, dat de vereeniging en afdeeling niet voor elkanders schuldplichtigheden aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Voor een regeling in dezen geest is een andere bewoording der art. 4 en 11 der Statuten volstrekt noodzakelijk. In het uw Hoofdbestuur hierbij aangeboden ontwerp worden wijzigingen van die artikelen voorgesteld in den geest van art. 2 der statuten van het ‘Nederlandsche Roode Kruis’ en van art. 10 en 12 der Statuten van den ‘Nederlandschen Militairen Bond’; doch tevens wordt aan den eigenlijken inhoud dier artikelen 4 en 11 zoo min mogelijk getornd. De mogelijkheid van meerdere afdeelingen moet vrijelijk en zonder in onderdeelen af te dalen, in de Statuten worden uitgesproken en tevens moet het beginsel, ‘Alle bijdragen worden gestort in de algemeene Kas van het Hoofdbestuur’ (art. 11), voor beperking vatbaar worden gemaakt.

In aansluiting van deze beide wijzigingen bepaalt Art. 1 van ons ontwerp-Groepsreglement (tevens ontwerp onzer eigen, aan Z. Exc. den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië ter goedkeuring aan te bieden statuten) hetwelk niet voor wijziging vatbaar is (vgl. art. 16 ibidem) ons doel als overeenkomende met het Uwe en schrijft het in beginsel eene onderwerping aan uwe statuten voor (vgl. art. 1 en 2 der statuten van het ‘Centraal comité in Nederlandsch-Indië van het Roode Kruis’ en artt. 1 en 2 van het Reglement der afdeeling Batavia van den ‘Nederlandschen Militairen Bond’).

De artt. 10 en 11 worden bij ons ontwerp zoodanig gewijzigd, dat bedragen, overeenkomstig de met de in art. 10 (oud) vermelde laagste bijdragen van begunstigers, beschermende en gewone leden in de Algemeene Kas blijven vloeien. Het meerdere vloeit in de betrokken groepskas, zoowel indien die tot het vermogen van het Verbond behoort als indien die, zooals de onze, een afzonderlijk vermogen vormt, hetgeen in de Statuten van het Verbond o.i. in het midden behoort gelaten te worden.

Aan dit een en ander sluit de vertegenwoordiging van de groep en haar leden in het Hoofdbestuur zich op eenvoudige wijze aan: vgl. de voorgestelde toevoeging aan Art. 6 der statuten en art. 12 van het groepsreglement: het groepsbestuur benoemt vier leden van het Hoofdbestuur.

Aan deze beginsel-uiteenzetting van den grondslag onzer regeling voegen wij nog dit toe: mocht het Hoofdbestuur op prijs stellen om in de statuten van het Verbond een bepaling op te nemen in den geest van het eerste lid van art. 11 van het ontwerp-groeps-

[pagina 31]
[p. 31]

reglement, dan hebben wij daartegen geen het minste bezwaar, hoewel zulks ons volkomen onnoodig voorkomt en het o.i. rechtskundig eerder een vermindering dan eene vermeerdering van duidelijkheid zoude opleveren.

 

Gaan wij thans over tot artikelsgewijze toelichting onzer voorstellen.

Ontwerp-herziening der statuten.

1-4 behoeven na het vorenstaande geen nadere toelichting.

5. Het is gewenscht dat in Nederlandsch-Indië minstens twee ondervoorzitters zijn.

Ook is het mogelijk, dat in den loop der tijden het naast elkander optreden van meer dan een secretaris (b.v. één voor de briefwisseling met de afdeelingen, één voor de briefwisseling met het hoofdbestuur enz.) wenschelijk kan worden.

De groote uitgebreidheid van het gebied kan de noodzakelijkheid van benoeming van toegevoegde secretarissen en -penningmeesters noodig maken.

De bewoording is zoo gekozen, dat het groepsbestuur vrij is zelfs buiten het Verbond staande personen, al dan niet onder toekenning van bezoldiging, tot helpers te benoemen. Het is in Indië altijd moeielijk geschikte personen te vinden voor het verrichten van oubezoldigden omvangrijken arbeid.

 

Wat het voorgestelde nieuwe lid betreft:

Het is zeer gewenscht, dat het Indische groepsbestuur zich op onderscheidene plaatsen van den Archipel kunne doen vertegenwoordigen. Vooral in den beginne, zoolang de afdeelingen nog niet samengesteld zijn, maar ook later.

Het zal allicht kunnen voorkomen, dat op plaatsen waar nog geen behoorlijk geregelde afdeeling bestaat of kan bestaan, veel goeds in den geest van het Verbond te verrichten zal zijn, misschien kunnen dan te dier plaatse een of meer geschikte vertegenwoordigers worden gevonden, die daar, zonder afdeeling b.v. een bibliotheek, of een school kunnen oprichten, dan wel zedelijken steun onder Europeanen, Inlanders of Indo-Chineezen enz. enz. kunnen verwerven.

Ontstaat er later te dier plaatse een behoorlijk geregelde afdeeling, dan zal doorgaans de reden van bestaan van gemachtigden vervallen en in den regel hun volmacht moeten worden ingetrokken. Echter kan, vooral op plaatsen en onder lieden waar en voor wie een geregeld ‘Vereenigingsleven’ met vergaderingen, verkiezingen en stemmingen iets nieuws is, zich de behoefte voordoen aan een gemachtigde van 't hoofdgezag, m.a.w. van het groepsbestuur, die, ter plaatse zelve kan waken voor onberaden handelingen van afdeelingen. Bij het tot stand komen van afdeelingen kunnen zich allerlei verrassingen voordoen, eigenaardiger en moeielijker dan wij nu voorzien; het is gewenscht dat we ons een instelling voorbehouden, waardoor rechtstreeks een plaatselijk toezicht namens het groepsbestuur op handelingen van de afdeelingen mogelijk zij. Zeer zeker zal die instelling krachtiger zijn, als zij wortelt in de statuten zelve.

Wij herhalen: zoodra ergens een afdeeling is, die levensvatbaarheid aan den dag legt en goed is ingericht, behoort als regel de machtiging te vervallen; maar op plaatsen waar geen (of nog geen) afdeeling is, moet het groepsbestuur handelend kunnen optreden en daar waar afdeelingen zijn moet het, indien het noodig is, zich rechtstreeks kunnen doen gelden.

 

Voor Par. 6 wordt verwezen naar de beginsel-uiteenzetting hiervan.

 

13. Zonder deze bepaling zouden de Indische leden op de algemeene vergadering zeer weinig invloed kunnen uitoefenen.

 

14. Het komt zeer gewenscht voor, het tot stand komen van afdeelingen in Indië niet onafhankelijk te laten van het Groepsbestuur. Een zekere mate van vrijheid is gewenscht, maar tevens een niet al te beperkt toezicht van het Groepsbestuur op het tot stand komen en op de werking der afdeelingen.

Het kwam sommigen leden gewenscht voor de bestaanbaarheid van verschillende afdeelingen naast elkander op een zelfde plaats niet beslist uit te sluiten voor Indië met zijn verscheidenheid van bevolkingsklassen.

Indien ieder ras op zijn eigen manier Nederlandsch wil zijn, moet zulks h.i. niet met alle geweld verhinderd worden.

Een afzonderlijke afdeeling b.v. van studeerenden aan de Doctor-Djawa-School of van studeerenden aan de school voor Inlandsche Hoofden of van Inlandsche Christenen is geenszins ondenkbaar.

Hoewel andere leden zich hiermede niet vereenigden, oordeelde men het toch het beste dat deze vraag in het Reglement niet voor alles worde beslist; leest men instede van ‘afdeeling’ ‘afdeelingen’ dan blijft de vraag een open vraag en kan men ze altijd nog nader overwegen.

 

17. Het doel dezer bepaling is, de inrichting en werkwijze der algemeene vergadering te onttrekken aan den regel van het thans bestaande artikel 17. Het is wenschelijk, dat aard en wezen van de hoogste macht in het Verbond van te voren omlijnd worden en dat elk lid van het Verbond, vooral de ver af wonenden, zich daarvan tijdig op de hoogte kunnen stellen.

 

Ontwerp-Statuten der groep (groepsreglement).

Art. 1-3 zijn boven toegelicht. De termijn van 26 jaren van 1 Mei 1901 af, in art. 3, houdt verband met den termijn van 29 jaren van 1 Mei 1898 af in art. 1 der Statuten.
Art. 4. Door het Hoofdbestuur nader in te vullen.
Art. 5. Boven reeds toegelicht.
Art. 9. Met de vele overplaatsingen enz. in Indië en de in Indië algemeen heerschende gewoonte om bijdragen bij de maand te berekenen, dient rekening te worden gehouden.

voetnoot1)
Zie voor de Statuten zelf het Februari-nummer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken