Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 7 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 7
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.61 MB)

Scans (41.41 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 7

(1903)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Ingezonden

Friedrichstadt a.d. Eider.
(Schleswig Holstein) 22 1. '03.

Geachte Redactie!

 

Het zij mij vergund een korte opmerking te maken naar aanleiding van het artikel ‘Zuid-Afrika’ in het Januari-nummer van ‘Neerlandia’. Daar staat in den tweeden regel ‘... de laatste mails - meils, zegt L. en V., met een kordate poging tot verhollandsching van een vreemd woord dat wij niet meer missen kunnen en het woord een juistere uitspraak gevende dan het hier te lande krijgt.’

Deze uitspraak verwonderde mij; immers indien men het vreemde woord ‘mail’ behouden wil en niet door een echt-Nederlandsch vervangen, schijnt het mij beter de gewone uitspraak ‘meel’ te behouden, dan er ‘meil’ van te maken. Wil men een hollandsch woord, laat men dan ‘maal’ of ‘male’ zeggen dat van den zelfden oorsprong is als het Engelsche ‘mail’ en waarvan de grondbetekenis ‘zak’ of ‘buidel’ is, in 't bijz. een zak om poststukken te verzenden en vervolgens die poststukken zelf.

Maar waarom zonden we het eenmaal geijkte woord ‘mail’ niet behouden? Taalzuivering is een kostelijk ding, mits men daarbij niet al te streng te werk ga en niet bijv. met Hooft van een ‘vernufteling’ spreke voor ingenieur.

Nu ik U toch schrijf, zal het U misschien treffen dat in de stad mijner inwoning, die oorspronkelijk een hollandsche nederzetting was, nog in de volkstaal enkele hollandsche woorden voortleven bijv. stoepje, drieftol, trekpot, baantje, koekje, stoofje enz. Merkwaardig dat het meest verkleinwoorden zijn. Overigens is de bevolking in spreken, denken en voelen geheel verduitscht, al is de sympathie voor Holland nog altijd zeer groot.

Aan de politieverordeningen ligt nog het oude stadrecht van 1621 ten grondslag en zoo werd bij een onlangs gerezen geschil tusschen twee koetsiers door den Rechtsanwalt mijne hulp ingeroepen om de desbetreffende artikelen in 't Duitsch te vertalen!

 

Met Vaderlandschen groet hoogachtend Uw dw.

Dr. C.D. Sax.

Naschrift.

De opmerking mail meil stond in een tusschenzin. Haar beknoptheid heeft aanleiding gegeven tot een misverstand. In hoofdzaak zijn wij het met dr. Sax eens.

Het was de bedoeling niet, te zeggen dat wij de schrijfwijze of ook maar de uitspraak meil moesten overnemen. Alleen vrees dat er onder onze lezers zouden zijn, die zich over meil inplaats van meel als verhollandsching van mail zouden verwonderen, schreef de redactie dat Land en Volk aan het woord een juister uitspraak gaf. Bij het onderwijs in het Engelsch hier te lande wordt of althans werd immers het Engelsche ai veelal als ee uitgesproken.

In Zuid-Afrika, waren de Afrikaanders druk met Engelschen in aanraking komen en dus beter weten, zou de schrijfwijze meel, overeenkomstig de hier te lande gebruikelijke uitspraak, niet kunnen dienen. Daarentegen zouden wij, moest mail op zijn Hollandsch geschreven worden, meil niet aanbevelen, maar meel verkiezen. Met dien klank is het woord eenmaal in het zoogenaamde beschaafde Nederlandsch opgenomen. Het volk zegt zooals het geschreven ziet staan: mail, daarmede de ware uitspraak dichter naderende dan de beschaafde doet.

Of het echter wenschelijk is een ons zoo onmisbaar geworden woord als mail naar de Hollandsche uitspraak te schrijven, daarover wenscht de red, zich in dit verband niet uit te laten: evenmin over de vraag of we niet beter deden van maal, brievemaal enz. te spreken.

Red.

Geachte Heer Redacteur,

Het is een sympatieke gedachte de verspreide zonen van Nederlandschen oorsprong, maandelijks te vereenigen in de lectuur van hetzelfde blad - en dat blad gewijd aan de belangen van hun moedertaal.

De West-Indische afdeeling van het A.N.V. was de laatste schakel in de keten, die alle Nederlanders wil omspannen, en als zichtbaar bewijs van eenheid wordt Neerlandia aan alle leden toegezonden.

Nu gebeurt het dagelijks dat zonen van een groot gezin - ver van elkander - onder geheel andere omstandigheden - bij verschil van klimaat - tusschen vreemde volken en talen levend, iets overnemen van die vreemde omgevingen. Langzamerhand zijn ze het niet meer volkomen eens met de vroegere huisgenooten, en al heeft ieder recht zijn meening uit te spreken, de meeningen staan soms tegen elkander over.

Evenzoo gaat het met de lezers van Neerlandia.

Waar het blad zijne kolommen openzet voor de velerlei meeningen, is het belangrijk vóór en tegen te vergelijken.

Maar - om bij alle verscheidenheid ook overeenstemming te verkrijgen - wil ik een voorstel doen.

Zou het niet mogelijk zijn de lezers van Neerlandia maandelijks een paar bladzijden te geven, met een stukje litteratuur?’

Er zijn nu zes afdeelingen. Als beurtelings iedere groep mocht beschikken over twee bladzijden, dan zou tweemaal in het jaar ieder afdeelingsbestuur die zorg kunnen dragen.

De kracht, de schoonheid en bevalligheid van onze taal aan de leden van Nederlandschen stam in herinnering te houden - daarom is het te doen.

Als letterkundigen van naam, een enkele keer, iets wilden afstaan, zou het streven van Neerlandia, als in beeld gebracht worden.

Een zoo klein stukje litteratuur, in zich zelf volledig, vloeit alleen uit de pen van wie meester is van de taal. Het zou een aantrekkelijkheid te meer zijn voor de leden in de verstrooiing. En wij, in het Moederland, wij zouden genieten van een stukje leven uit Amerika of Z. Afrika, uit België, of Oost en West Indië.

Die stukjes zouden de leden van Neerlandia nader tot elkander brengen, iedere groep zou lezen hoe de besten van andere afdeelingen schrijven. Men zou onwillekeurig iets van elkander overnemen, en de Nederlandsche taal zou er wel bij varen.

Mocht u, Mijnheer de redacteur het voorstel uitvoerbaar achten en in een volgende aflevering plaats vergunnen, dan dankt u zeer voor de welwillendheid, die zich met hoogachting noemt

 

Uwe dw.

 

Emerentia Wijt,

Lid van het A.N.V.

Rotterdam 29 Januari 1903.

Naschrift.

Bedoeling en waardeering beiden maken Mejuffrouw Wijts stukje aantrekkelijk. Neerlandia is een bondsblaadje en lijdt onder dien druk. Het vervolgt, al is het op groot terrein, altijd een zelfde doel: opwekking tot verhoogd stamleven; het plaatst altijd voorop de taal. Wie daar niet tegen kan, ziet slechts eentonigheid en komt niet tot geregeld lezen; wie meeleeft, de schrijfster getuigt het, wordt belangstellend en wikt het voor en tegen bij velerlei, tot nu toe sluimerend vraagstuk.

Er was een tijd, in het begin, dat de mooie droom door velen werd gedroomd van een groot geillustreerd wereldblad, een Nederlandsche Graphic of London News. Dat was in de gulden dagen van het heerlijke visioen eener opgewekte samenwerking van alle beschaafde Nederlanders. Men kent echter het liedje, zoo vaak gezongen: de Nederlanders waren dof en doof. Zelfgenoegzaamheid, dochter van langdurige vrede, maakte het moeilijk buiten een kleinen wakkeren kring, de laksheid te overwinnen. Maar al waren ook dadelijk duizenden als lid van een A.N.V. toegestroomd, een Nederlandsche Graphic zou toch niet gekomen zijn. De ontzaglijke sommen daarvoor noodig, bleken een onoverkomelijk beletsel. Dat zij, ingekrompen tot het bereikbare, altijd een beletsel zullen blijven, is niet gezegd. Door den arbeid van het Verbond kan in de toekomst eene Nederlandsche markt voor een wereldtijdschrift worden gekweekt, al zij dit bescheidener van omvang en pracht dan men gewaand heeft. Wie weet dat voor bladen als London News en Graphic de platen voor een deel in Holland worden gemaakt, wie overweegt wat Hollandsche kunstenaars scheppen, die wanhoopt niet aan een uitslag, die geheel afhangt van het peil van het Nederlandsche stamleven. En even als vreemde plaattijdschriften veelal ondanks den vreemden tekst worden genomen, die bijzaak is, om de platen, mits die goed zijn en belangrijk, zoo zou zulk een Nederlandsche Illustratie in haar verkoop niet beperkt blijven tot uitsluitend Nederlandsch gebied.

Van den droom tot de werkelijkheid, tot het Neerlandia van

[pagina 32]
[p. 32]

heden, was een diepe val. Gelukkig dat hij niet pijnlijk was; men kan wel dansen, al is het niet met de bruid. Neerlandia is een onopgesmukt, eenvoudig blaadje geworden en gebleven. Het is begonnen met lichtprentjes, maar die zijn verdwenen, om de kosten. Het blad moest zoo goedkoop mogelijk worden beheerd. Om daaraan niet de aantrekkelijkheid op te offeren, heeft de redactie stapels brieven geschreven naar alle oorden der wereld, om bijdragen over het leven van Nederlanders in den vreemde. Geen letterkunde, geen bedoelde mooischrijverij, met al den aankleve van onechtheid, maar brokken leven, zooals door landgenooten geleefd wordt in den vreemde. Brieven zóó uit Amerika, uit Australië, Perzië, China, Japan, Achter-Indië, om van eigen Nederlandsch gebied niet te spreken, zouden een groote aantrekkelijkheid zijn geweest, ook om de taalschakeeringen. Maar eilacie, de stapels brieven bleven onbeantwoord, op enkele uitzonderingen na, wier schrijvers nog meer gezegend zouden zijn geworden als zij ja hadden gezegd en dan nog woord hadden gehouden. Verreweg de meesten zwegen met onwaardeerbaar talent. En de redactie gaat nu maar haar eigen gang, enkele getrouwen hoogelijk waardeerende, overigens de les behartigende:

 
En leert op nietwes staat te maken.
 
Als 't geen in eigen krachten is.

Toch wordt de vrije deelneming grooter, menig nummer getuigt er van; nu ook weer de schrijfster van bovenstaand stukje.

Of ‘letterkunde’ ons helpen zal? Eens prijkte een stuk van Albert Verwey over stam en ras; 't was overgenomen, als voor Neerlandia geschikt. Maar anders? Onze schrijvers, die toch ook niet onkundig zijn van het bestaan van het A.N.V., zouden ons kunnen gedenken en meewerken; door de macht van het woord zouden zij kunnen opstuwen wat nu langzaam zich beweegt. Zij denken er echter niet over of zoo wel, dan blijven het mooie gedachten. Schepers alleen werkt mee, tot zijn eer. Toch, wie weet, of de woorden van Mej. Wijt niet doel treften, in en buiten ons land? Altijd echter bedenke men dat Neerlandia een maandblad is van het A.N.V. en geen mededinger wenscht te worden op de novellenmarkt.

Waarnaar de redactie ook uitziet? Naar de korte geschiedenis van nederzettingen. Zou bijv. dr. Sax niet eens willen schrijven over Nederland in en om Friedrichstadt? De redactie zelf heeft bouwstoffen, maar niet voldoende. En van een kant kan niet alles komen; Neerlandia moet de gunsteling worden van velen, die iets te zeggen hebben.

Zóó zou het zeker ook beter beantwoorden aan de wenschen van ons Rotterdamsche medelid

Gent, 7 Maart 1903.

Geachte Redactie!

Daar ik dit voor de meeste lezers van Neerlandia weinig verkwikkelijke debat niet langer wensch te rekken, zal ik mij bij een paar aanmerkingen op het in het Februari-nummer opgenomen stuk van den heer Meert bepalen.

Alles wat ik in het protest van het Gentsche Propagandacomiteit met mijn naam onderteekende en wat ik in mijn brief van 6 Januari j.l. schreef, blijf ik beslist volhouden.

Waar de heer Meert nu poogt een nieuw element in het debat te brengen door te wijzen op het uitgeven door den Gentschen Tak van de Fransche brochure van Prof. Vercoullie - met gewijzigde strekking zal ik enkel doen opmerken dat het beroep op die uitgave thans feitelijk elken grondslag mist, daar de Gentsche Tak van het A.N.V. in zijne op Zondag 8 Februari j.l. gehouden Algemeene Vergadering met 16 tegen 13 stemmen en ééne onthouding zich op de stelligste wijze voor de voorstellen der Congres-commissie (stelsel Mac Leod) heeft verklaard.

Wat de heer Meert verder gelieft te schrijven over de verantwoordelijkheid, die ik door mijn optreden op mij zou hebben geladen, laat me volkomen koud. Waar een beginsel op het spel staat, zal ik mij nooit door overwegingen van persoonlijken aard daarvan laten afbrengen.

De heer Meert beroept zich ook op een zoogenaamd verslag van de Bestuursvergadering van Groep B om te beweren dat de questie van het stelsel aldaar zou zijn voorbehouden. Daartegenover houd ik vol dat dit voorstel niet in stemming kwam - wat trouwens door den heer Meert zelf wordt erkend - en dus ook niet werd aangenomen. Overigens, was de bewering van den heer Meert juist, dan zou het toch wel eenigszins zonderling mogen heeten dat hij op de propagandameetings, waaraan hij zelf deelnam, nooit een woord van protest heeft laten hooren, hoewel daar steeds uitsluitend sprake was van de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool naar het stelsel van Prof. Mac Leod.

 

Hoogachtend,

Julius Obrie.

Gent, 9 Maart 1903.

M.H.

 

Als lid van het Redactie-comiteit van Neerlandia (Groep B) mag ik de rubriek, ‘Uit Vlaanderen’ (Februari-nummer van dit jaar) niet zonder een enkel woord laten voorbijgaan.

Bij het eerste punt handelende over het ‘Vuylsteke-fonds’ wenschte ik te doen opmerken, dat - zooals trouwens reeds min of meer af te leiden is uit het artikel - die stichting een zoogenaamd ‘vrijzinnig’ d.w.z.: bepaald antiroomsch-Katholiek karakter heeft en dus niet onvoorwaardelijk door het onzijdige A.N.V. goedgekeurd worden kan.

Bij een ander der verhandelde punten, namelijk de, in den ‘Annuaire de l'Académie de Belgique’ verschenen ‘Levensschets van Sleeckx’ wenschte ik eveneens te doen opmerken dat het A.N.V. niet onder zijn verantwoordelijkheid nemen mag wat de schrijver daarin zegt over de stichting der ‘Koninklijke Vlaamsche Academie’.

Ik zou over die beide punten in de zitting van het redactie-comiteit mijne meening medegedeeld hebben, ware ik niet verhinderd geweest die zitting - zooals ik anders regelmatig doe - bij te wonen.

 

Hoogachtend,

 

Edmond Fabri.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Julius Obrie

  • Emerentia Wijt

  • Edmond Fabri


datums

  • 22 januari 1903

  • 29 januari 1903

  • 7 maart 1903

  • 9 maart 1903