Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 7 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 7
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.61 MB)

Scans (41.41 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 7

(1903)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Twee adressen.

In verband met een adres van Nederlanders buiten Nederland en Koloniën aan de Ned. Regeering. gezonden op uitnoodiging van de Nederlandsch-Fransche Vereeniging te Parijs en waarin op velerlei gronden de wenschelijkheid wordt betoogd de wet op het Nederlanderschap zoodanig te wijzigen, dat geen Nederlander, buiten zijn eigen wil, zijn nationaliteit kan verliezen, zijn de volgende twee adressen verzonden:

[pagina 52]
[p. 52]

Dordrecht, Mei 1903.

Aan Zijne Excellentie den Minister van Justitie, 's-Gravenhage.

 

Excellentie,

 

De vertegenwoordigers van Nederland, Ned. Oost-Indië, Suriname in het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond, goedgekeurd bij Kon. besluiten van 13 Juni 1898 no. 55 en 2 Juli 1901 no. 75, veroorloven zich Uwe Excellentie hun instemming te betuigen met het adres dat dezer dagen door Nederlanders, buiten Nederland en zijn Koloniën gevestigd, aan Uwe Excellentie is of zal worden aangeboden, en waarin met aandrang wordt verzocht art. 7 sub. 5, der wet van 12 Dec. 1892 (Stbl. no. 268) in dien zin te wijzigen, dat van geen Nederlander buiten zijn uitdrukkelijke in duidelijk omschreven vormen te kennen gegeven wilsuiting zijn nationaliteit kan worden ontnomen.

De ondergeteekenden steunen dit verzoek met overtuiging, immers het gevaar is thans geenszins denkbeeldig dat menige Nederlander, gehecht aan het Vaderland, niets liever wenschende dan zijn nationaliteit te behouden en de bewijzen leverende, de belangen van Nederland ook ver buiten zijne landspalen te willen bevorderen, zich volkomen buiten zijn schuld geplaatst ziet voor het feit, geen Nederlander meer te zijn.

De overweging, die tot het opnemen van bedoeld artikel 7, sub. 5, heeft geleid, is naar het bescheiden oordeel van ondergeteekenden ook allerminst juist. Integendeel wakkert het langdurig verblijf buiten het Vaderland dikwijls de vaderlandsliefde krachtig aan, zelfs bij hen, die, nog verblijf houdend op den vaderlandschen grond, zich niet aan dit gevoel overgaven.

Bovendien zijn juist zij, die het Vaderland verlaten om zich een werkkring te scheppen, veelal de meest doortastende en ondernemende mannen, op wie Nederland trotsch moet zijn en die het met alle kracht moet trachten te behouden, Zij houden de eer van ons Vaderland in den vreemde op en werken er toe mede, dat de handelsbetrekkingen zich uitbreiden, en dus de welvaart toeneemt.

De ondergeteekenden hopen, dat Uwe Excellentie aanleiding zal vinden, spoedig eene wijziging van de aangeduide wet, in den bedoelden geest uit te lokken.

Dordrecht, Mei 1903.

Aan Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken, 's-Gravenhage.

 

Excellentie,

 

Bij dezen veroorloven wij ons als Vertegenwoordigers van Nederland, Nederlandsch Oost-Indië en Suriname in het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, goedgekeurd bij Koninklijke besluiten van 13 Juni 1898 no. 55 en 2 Juli 1901 no. 75, de volgende punten onder de aandacht van Uwe Excellentie te brengen:

 

I. Moge vroeger de werkkring der diplomaten zich hebben beperkt tot het verdedigen van Staatkundige belangen, in den lateren tijd, die het verkeer tusschen de Staten volkomen heeft gewijzigd, beijveren zich de diplomatieke vertegenwoordigers, ook van groote Staten, bovendien voor oeconomische en andere belangen ten behoeve van hun Vaderland en de in hun ressort wonende landgenooten.

Is dit voor een groote mogendheid van belang, het weegt te meer voor een tweede rangs-mogendheid als Nederland.

Buiten de groote politiek rust de ernstige plicht op ons Volk, zich te doen gelden in den wedloop der Volken, om zich een deel te verwerven van de voordeelen, die buiten onze grenzen op het gebied van handel en nijverheid, en ook van kunst, zijn te behalen.

Het is voorts van groot belang te voorkomen, dat de Nederlanders in den vreemde zich van hun nationaliteit afwenden, te zorgen dat zij getrouw blijven aan de taal en op elk gebied de betrekkingen met het Vaderland onderhouden. Vooral een klein land als het onze mag zijn zonen niet verliezen.

Van Regeeringswege kan voor dit alles veel worden gedaan, ook door tusschenkomst der Gezantschappen en Consulaten.

Van hen ga de aansporing uit tot de Nederlanders om zich te vereenigen, waarbij de Gezant de leiding neemt. Hij zij er op bedacht, dat de banden met het Vaderland krachtig worden gehouden.

Wel hangt het van hem af, of de Nederlanders in den vreemde met trots zich Nederlander noemen.

De houding van den Gezant werkt terug op de Consuls, die bovendien door hem kunnen worden bezield.

Met dankbaarheid moet worden erkend, dat er Gezanten zijn die in bovenbedoelden geest hun taak opvatten.

Daarentegen moeten wij gewagen van bittere klachten en verzoeken om onze hulp van groepen achtenswaardige Nederlanders, uit meer dan een diplomatieke hoofdplaats over deze aangelegenheid. Er zijn hoofden van Nederlandsche legaties, die vervreemd zijn van de Nederlandsche kolonie in hun woonplaats.

Wij meenen in dit verband hier niet te mogen verzwijgen, dat ons hoofdbestuur werd in kennis gesteld met de weigering van een Gezantschap aan het bestuur van een der afdeelingen van het Verbond, om inzage te verleenen of afschrift te geven van de namen en woonplaatsen van de Nederlandsche onderdanen in het ressort van het Gezantschap, opdat de Afdeeling deze Nederlanders zou kunnen uitnoodigen tot het Verbond toe te treden.

Ook op een ander punt veroorloven wij ons bij ditzelfde onderwerp de aandacht van Uwe Excellentie te vestigen:

Mag vooral in Oostersche landen worden verwacht dat ter wille van het aanzien van ons land door den Gezant met eenig vertoon wordt opgetreden; naar de berichten die daaromtrent tot ons kwamen, is dat geenszins algemeen het geval. En toch is dit van groot belang tegenover den Oosterling, zoo gesteld op uiterlijk vertoon.

 

II. Het is ongetwijfeld ook naar het oordeel van Uwe Excellentie wenschelijk, dat voor Nederlandsche betrekkingen in het buitenland zooveel mogelijk Nederlanders worden aangewezen. Dit mag in de eerste plaats wel gelden voor de consulaire ambtenaren, die uit den aard der zaak in 't algemeen krachtiger zullen opkomen voor de Nederlandsche belangen, wanneer zij zelf Nederlanders zijn, volkomen bekend met de Nederlandsche toestanden, en dan ook meer het middelpunt kunnen zijn van het Nederlandsche element in hun ressort.

Maar ook geldt dit voor de benoemingen in Nederlandsche Rechtbanken in den vreemde.

De benoeming van vreemdelingen in die Rechtbanken wekt gerechtvaardigden wrevel, wanneer in de omgeving van een Gezantschap of Consulaat voldoende krachten voor benoeming in zulke colleges beschikbaar zijn.

Elke Regeering trekt zooveel mogelijk haar eigen onderdanen voor. En de strijd om het bestaan wordt voor de onderdanen van een tweede rangs-mogendheid als Nederland te zwaar, indien zij door hun eigen Regeering vreemdelingen zien voorgetrokken.

Het belang van de keuze van Nederlanders dunkt ons zoo groot, dat - naar het ons voorkomt - ook zittende vreemdelingen bij aftreding door Nederlanders mogen worden vervangen.

 

III. De benoeming van een minderjarige tot Consul te Tripoli heeft ons ten zeerste bevreemd.

In 't algemeen kan bij zulk een titularis weinig tact en doorzicht worden verwacht.

Wegens zijn minderjarigheid kon de Turksche Regeering hem niet toelaten de rechtsmacht uit te oefenen.

Deze benoeming is te meer te betreuren, waar de benoemde een vreemdeling en de eenige Nederlandsche Vertegenwoordiger in de geheele kolonie is.

 

IV. Na hetgeen het vorige jaar is voorgevallen toen bij het Gezantschap te Constantinopel voor den verloftijd van Harer Majesteits Gezant een vreemdeling - een Armenier - tot waarnemend Gezant werd benoemd, vertrouwen zij, dat ter wille van de uitgebreide Nederlandsche Kolonie in het Turksche Rijk en van het aanzien van ons Vaderland in het Oosten voortaan een Nederlander met de waarneming van het Gezantschap zal worden belast.

 

V. Onlangs verscheen in de Nederlandsche Staatscourant een waarschuwing betreffende het verlies van het Nederlanderschap door Nederlanders in het buitenland. Wij drukken den wensch uit, dat het Uwe Excellentie moge behagen deze waarschuwing te doen toekomen aan alle consulaire ambtenaren en hun op te dragen daarvan kennis te geven in hun consulair ambtsgebied

Vertrouwende dat deze regelen door Uwe Excellentie zullen worden gebillijkt, hebben wij de eer met de meeste hoogachting te zijn

 

Met verschuldigden eerbied

 

Van Uwe Excellentie de dienstv. dienaren:

 

H. Kern, Voorzitter.
H.J. Kiewiet de Jonge.
O. van der Wijck.
J.M. Pijnacker Hordijk.
C.Th. van Deventer.
H. Bosboom.
Von Weiler.
P.J. de Kanter Secretaris.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H. Kern

  • H.J. Kiewiet de Jonge

  • Conrad Th. van Deventer

  • H.D.H. Bosboom

  • P.J. de Kanter

  • O. van der Wijck

  • J.M. Pijnacker Hordijk


datums

  • mei 1903