Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 8 (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 8
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

Scans (11.15 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 8

(1904)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Neerlandia. Jaargang 8


auteur: [tijdschrift] Neerlandia


bron: Neerlandia. Jaargang 8. Uitgeversmaatschappij Nederland, Den Haag / Dordrecht / Pretoria 1904 


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2010 dbnl  


DBNL vignet


 i.s.m.  logo funder

Zuid-Afrika.

De Begrafenis van Kruger.

Terwijl wij dit schrijven brengt een trein het lijk van Paul Kruger door Zuid-Afrika naar Pretoria. De correspondent van een Engelsch nieuwsagentschap zegt in een telegram, dat het Afrikaansche volk een reusachtige, maar tevens een zwijgende betooging houdt om den gestorven voorman te eeren. En zoo is het. Bij duizenden, zoo hebben wij gelezen, zijn zij gestroomd, door geen verren afstand weerhouden - de buitenmenschen uren en uren te paard afleggende voor zij het treinspoor bereiken - eerst naar de Saldanhabaai, waar de Batavier VI aanlegde; meest naar Kaapstad en dan naar de stations, waar de trein telkens stilhoudt om aan het volk uit de buurt gelegenheid te geven hun Psalm te zingen en hun krans neer te leggen.

Te Kaapstad ging de stoet zonder vertoon van het schip naar het Hugenootengebouw, maar de straten waren vol en het wemelde in de stad van Afrikaanders van buiten, - zonder vertoon, een stille, eerbiedige hulde, grootsch door de menigte die haar brengt en door hare beteekenis.

[p. 166]

Met Kruger heeft Engeland den oorlog uitgelokt die het Afrikaanderdom moest breken. Maar de oorlog heeft eerst recht het Afrikaanderdom sterk gemaakt, want het heeft de Afrikaanders gebracht tot het bewustzijn van hun kracht en van hun eenheid. Voor den oorlog stonden Transvalers en Vrijstaters naast elkaar; alleen de voormannen begrepen dat zij bijeen hoorden. De Kapenaars voelden zich als een afzonderlijk volk, verzoend voor een goed deel met het gezag der Engelsche kroon en van de Z.A. Republiek maar matige vrienden. De Afrikaanders van Natal stonden vrijwel op zich zelf. De oorlog heeft ze allen bijeengebracht. Zij voelen zich nu een volk, door staatkundige grenzen nog gescheiden, maar samen zonen van één stam.

En nu huldigen zij allen de nagedachtenis van Paul Kruger; niet den gewezen president van de Z.A. Republiek, maar den grooten voorman van het Afrikaander volk. Wat men tegen hem had, wat men in zijn politiek afkeurde, zijn staatkundige tegenstanders van vroeger denken er niet meer aan. ‘Nu we zoo langzamerhand beginnen te beseffen’, schreef er een aan de Volksstem, ‘wat we verloren hebben, nu begrijpen we ook dat de geschillen die er soms waren, niets beteekenen, dat zij in een oneindig niet wegzinken, en nu wordt onze oude president hoog vereerd’.

Zoo hebben de Afrikaanders zich dan opgemaakt om bij de begrafenis van Paul Kruger te toonen, dat zij nu één zijn in de erkenning, dat hij gewerkt heeft in het welzijn en voor de grootheid van heel het Afrikaander volk, één volk nu, dat het onrecht, een deel aangedaan, in zijn geheel voelt, en - want waar worden op het oogenblik de Afrikaanders niet achteruitgezet? - dat Engeland, als het voortgaat zijn Zuid-Afrikaansche onderdanen van Hollandsche sprake als een onderworpen stam te behandelen, het zal moeten rekenen op het verzet van heel dien stam.

Daarom is de grootsche betooging, die op het oogenblik in Zuid-Afrika aan den gang is, meer dan een hulde, aan Paul Kruger gebracht; het is een openbaring van de eenheid en het zelfbewustzijn van het Afrikaander volk. En dat geeft er de grootste beteekenis aan. Maar toch is die betooging ons ook lief om de wille van Paul Kruger. Hoe is hij door het Engelsche volk gesmaad; hoe hebben gedurende den oorlog de ministers van Engeland met uitgezochte bewoordingen zijn bedoelingen en zijn eerlijkheid in twijfel getrokken, zijn moed verdacht gemaakt! Hoe klein en laag was dat - hoort men zoo de Russische ministers nu den keizer van Japan en diens raadslieden in hun persoonlijk karakter aantasten? heeft men het de Japansche staatslieden tegenover de Russische hooren doen? - en dubbel onedel, toen de oorlog reeds in Engelands voordeel geëindigd was en de smaad aanhield. En aldoor heette het, dat de Boeren zelf van den president niets meer wilden weten, hem van alles de schuld gaven, ook zijn trouw verdachten, - en ziet hier nu! Heel het Afrikaander volk staat aan den langen weg, die het lijk van Kaapstad naar Pretoria moet afleggen. Stilte en geen vertoon, maar met wat machtige stem spreekt die uitvaart van den dooden president tot onze verbeelding.

De Vrijstaters in Congres.

Ware 't niet, dat de begrafenis van Kruger 't eerst onze aandacht moest trekken, wij hadden nu over Zuid-Afrika niet kunnen spreken zonder het dadelijk over het congres van de oude burgers van den Vrijstaat te hebben.

De Transvalers hebben hun congres al in Mei gehad. Maar hoe geheel anders is 't daar geweest. Daar spanden de voormannen er zich voor, en het was het congres der trouwe burgers, der bitter-einders in de eerste plaats. Zij getuigden van hun grieven en hun eischen, maar het hielp niet veel.

De voormannen in den Vrijstaat volgden dat voorbeeld niet. Zij vonden den tijd voor politieke handeling van de Boeren nog niet gekomen, of wilden vermijden, dat hun regeering, gelijk die in Transvaal, zou zeggen dat de heele beweging door de voormannen was opgezweept. Toen begon het onder de Vrijstraters zelf te roeren, en, vreemd genoeg, niet 't eerst onder de bitter-einders, maar onder de tamme Boeren, zij die zich op de proclamaties van Lord Roberts onderworpen hadden, en onder de Nationale Verkenners.

Politiek of niet politiek, zoo redeneerden zij, er moet iets gedaan worden, want we gaan financieel te gronde. Als de nood nog lang duurt wordt het volk der Boeren een volk van niets-bezitters, armlastigen, en dan is er, ook politiek, voor de Afrikaanders in den Vrijstaat geen toekomst meer. En daaraan heeft de regeering schuld. Zij betaalt niet wat zij schuldig is, schuldig krachtens de proclamaties van Roberts, schuldig krachtens de bewijzen van genoten waarde door de Engelsche officieren afgegeven, schuldig krachtens de vredesbepalingen.

En de tamme Boeren, de zwakken en de verraders, voelden daarover den wrok het felst. Om hun lieve goed 't meest hadden zij tegen hun eigen volk gezondigd, en nu was ook hun loon weg! Maar zij voelen tevens, voor 't meerendeel reeds tot besef van hun schuld en tot inkeer gekomen, nu weer mede als deelen van dat volk, en voelen dus het onrecht dat het ook in hoogeren zin moet lijden.

Zoo is de grievenbeweging niet een beweging gebleven om het geld te krijgen, waarop men aanspraak mag maken, maar tegelijk een beweging voor een beter bestuur van het land, voor een onderwijs dat rekening houdt met de taal en het karakter van de meerderheid der bevolking, voor erkenning van de rechten dier taal ook buiten de school, voor eerlijke uitvoering van het vredesverdrag, ook waar het zelfbestuur belooft.

Het is niet te verwachten, dat de Vrijstaters spoedig krijgen zullen wat zij te Brandfort gevraagd hebben. Misschien zal hun dat vierkant te verstaan gegeven worden, wat Milner, de gouverneur, waarschijnlijk 't liefst zou doen; misschien - en dan zou Goold-Adams, de luitenant-gouverneur, die de Boeren tot nog toe met vriendelijkheid stil heeft gehouden, zijn zin hebben - zal men hun met een kluitje in 't riet sturen.

Maar de beteekenis van het congres steekt niet zoozeer in de uitkomsten die het belooft; maar in de betooging die het is, betooging van de herwonnen eenheid van het Vrijstaatsche volk: in de politiek werken nu de trouwe burgers weer met het ontrouwe deel der natie samen; zelfs de voormannen hebben, op het aandringen van het congres, hun onthouding laten varen - generaal de Wet en Hertzog, en zeker ook anderen, zijn er geweest - betooging in de tweede plaats van de volstrekte ontevredenheid van de Vrijstaters met het Engelsche bewind, nadat men hun stilzitten had misbruikt om in Engeland de openbare meening wijs te maken, dat in de Oranjerivier-Kolonie de oude bevolking zich met den nieuwen toestand verzoend had en tevreden was; een betooging eindelijk van het gevoel van eigenwaarde en kracht van het Afrikaander volk; het wil zich zelf blijven, het wil zijn taal behouden, het wil weer baas zijn in eigen huis.

De Engelsche regeering moge nu doen of zij in waardeering van Kruger bij niemand achterstaat en haar persorganen mogen verkondigen, dat het congres van Brandfort weer een uiting is van den nijd en den woelgeest van heerschzuchtige oud-officieren en predikanten, en het volk zelf er b ten staat, - het zijn met dat al onaangename dagen voor het Engelsche volk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken