Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 10 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.42 MB)

Scans (35.74 MB)

XML (2.07 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 10

(1906)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Oost-Indië.

Hollanders en Indiërs.

De heer Abdul Rivai verzekert in zijn opstel ‘Holland, de Inlanders en nog iets’, opgenomen in het Koloniaal Weekblad no. 18 (3 Mei 1906), dat er in de laatste jaren in de Inlandsche maatschappij in Indië een geheel andere meening omtrent Holland heerschende is, dan vroeger het geval was.

Toen de heer A.R. zelf in 1899 het voornemen uitte zich naar Holland te begeven werd hem dit door zijne inlandsche vrienden en kennissen afgeraden; men achtte het gaan naar Holland nog ‘gevaarlijk’ voor Inlanders; men zou hun onoverkomelijke bezwaren in den weg leggen. Thans zou dit alles veranderd zijn; thans bestaat bij vele Inlanders de lust om gedurende eenigen tijd in Nederland te vertoeven; zeven Javanen, twee Maleiers, een Batak en vier Indische Chineezen zijn nu uit eigen beweging in het ‘gevaarlijke’ land van vroeger komen studeeren; meerdere zullen nog volgen.

‘Was Holland vroeger voor de Inlanders een land, dat bewoond werd door een volk, dat zij beoordeelden naar enkele geprononceerde typen, waarmee zij vaak op minder aangename wijze in kennis kwamen, in de laatste jaren is hieromtrent een betere meening veld winnende.’ De heer A.R. heeft de ervaring opgedaan dat de Hollanders in Holland meer sympathie aan de Inlanders inboezemen, dan zij, die in Indië waren, en hij heeft die ervaring door ettelijke zijner kennissen en vrienden hooren bevestigen; die meerdere aanrakingen met Hollanders hebben dus gunstig gewerkt zoodat hij het besluit, trekt, dat ook bij de Inlanders de waardeering het beter leeren kennen op den voet zal volgen.

Dat Holland nu beter bekend is geworden bij de Inlanders in Indië, schrijft A.R. ook toe aan de ‘Bintang Hindia’; ‘indien de thans begonnen toenadering van de Inlanders tot hun “overheerschers” er toe bijgedragen heeft, dat het Indische volk de Hollanders als zijn welmeenende vrienden beschouwt en erkent, dat het tegenwoordige begrip “overheerschers” uit het hart van de inlanders zal zijn verdwenen en dat door toepassing van “Eendracht maakt macht” Indië een betere, rustigere toekomst is tegemoet gegaan, dan mag de B.H. veilig verklaren, dat zij in dezen moeilijken en bemoeilijkten arbeid haar aandeel heeft gehad.’

Verder bespreekt de heer A. R den, door de Regeering aan de B.H., verleenden geldelijken steun en het toestaan van vrij porto voor dat blad (in Indië). Blijkens door hem, met instemming, aangehaalde beoordeelingen van enkele ontwikkelde Inlanders is er voor dien steun veel te zeggen. Een zijner correspondenten schreef hem o.a.: ‘Litteratuur om het inzicht te verruimen en het weten te vermeerderen, bestaat voor onze jongelui niet. Door het Gouvernement zijn alleen schoolboeken uitgegeven. Uit het door u geredigeerd blad nu kunnen onze jongelui weten, wat er alzoo buiten hun gezichtskring is voorgevallen, maar zij kunnen er tevens wat uit leeren.’

 

Over dien Gouvernementssteun, die reeds ettelijke pennen in beweging bracht, zal hier niet worden uitgeweid. De bewering van den heer A.R. omtrent de meerdere toenadering tusschen Hollanders en Inlanders mocht als een merkwaardige uiting niet onvermeld

[pagina 126]
[p. 126]

blijven. Toch moet daaraan niet al te veel waarde worden gehecht. Dat Inlanders, die in Holland komen om te studeeren, daar vriendelijk worden bejegend, ligt voor de hand; onwillekeurig worden die Indiërs min of meer als gasten beschouwd; in ieder welmeenend en beschaafd mensch ligt de neiging een vreemde, waar deze, in den aanvang vooral, eenigszins hulpbehoevend is, voort te helpen en wanneer die vreemde dan een naar wetenschap en kennis strevend mensch blijkt te zijn, dan zal die natuurlijke neiging tot bescherming, in sympathie, in vriendschap kunnen overgaan. In Indië staan de Hollanders tegenover de massa Inlanders echter anders, daar blijft altijd iets over van het besef, gezaghouden; bovendien heeft ieder daar meer z'n eigen kring, z'n eigenaardige leefwijze; daar komt de gaping tusschen aziatisch denken en europeesche opvatting telkens voor den dag. Toch zijn de voorbeelden van toenadering, van sympathie, van vriendschap bij nadere en voortgezette kennismaking, vele. Maar het moet nimmer vergeten worden, die neigingen ontstaan slechts tusschen Hollanders en een klein deel van de Inlandsche maatschappij, n.l. de ontwikkelden, de meest Europeesch beschaafden; de groote massa der Inlanders blijft den Hollanders nog vreemd, al wordt ook bij de laatsten meer en meer het besef levendig, dat de Inlanders, al ware 't alleen maar om hen economisch sterker te maken, recht hebben op voorlichting, onderwijs en zedelijken steun.

Dat de Bintang Hindia er toe kan bijdragen, den gezichtskring harer lezers te verruimen, dat dezen er wat uit zullen leeren, wie zal 't ontkennen? Voor de aankweeking van genegenheid, van oprechte waardeering zijn nog andere middelen noodig; of het Indische volk de Hollanders thans reeds als zijn welmeenende vrienden beschouwt en erkent is zeker nog wel aan twijfel onderhevig; laat ons zeggen dat de banen daartoe nu geëffend worden Dat de heer Abdul Rivai en zijne ontwikkelde vrienden tot het aankweeken dier goede gezindheid het hunne willen bijdragen, kan niet anders dan met groote ingenomenheid worden begroet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken