Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 10 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.42 MB)

Scans (35.74 MB)

XML (2.07 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 10

(1906)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Allerlei.

Niet knap genoeg.

‘Hoe kan iemand te knap, te degelijk, te flink, zu tüchtig zijn? Wie vertaalt tüchtig voor mij?’

Zoo begint een stuk in het Christelijk Schoolblad van 7 Juni. De schrijver vertelt er in van een vergadering van Duitsche dominees en onderwijzers. Een dominee, die de vergadering voor 't eerst bijwoonde, verbaasde zich over de ontwikkeling van een onderwijzer, die als secretaris de notulen van de vorige vergadering zoo uitmuntend had opgesteld, en verder in oude en nieuwe talen, in theologische en andere kwesties thuis bleek te zijn, en zei later tot den dominee, die als voorzitter de vergadering geleid had: ‘Sie haben da einen tüchtigen Lehrer!’ De ander antwoordde: ‘Ja - zu tüchtig!’

Wat hij daarmede bedoelde, en welke beschouwingen de schrijver van het stuk in het Christelijk Schoolblad over 't geval houdt, doet hier niets ter zake. Wij wilden 't alleen hebben over die vraag, in den aanhef van zijn stuk: ‘Wie vertaalt tüchtig voor mij?’

De vertaling is, dunkt ons, niet twijfelachtig. Tüchtig is hier knap, en niets anders. ‘Wat een knappen onderwijzer heeft u!’ zei de eene predikant. ‘Ja, te knap!’ zei de ander. De schrijver in het Chr. Schoolblad geeft 't woord zelf aan, waar hij begint met te vragen: ‘Hoe kan iemand te knap, te degelijk, te flink, zu tüchtig zijn?’ Maar hij voegt er degelijk en flink bij, omdat knap hem niet bevredigt, en is dan nog niet voldaan.

Nu kan tüchtig zeker in een ander geval beter met degelijk vertaald worden, en in een derde met flink of ferm, en zoo meer; evenals een Duitscher, die onze taal goed kent, ons knap niet altijd met tüchtig zal vertalen. Dat hangt van den zin af.

Waarom is de schrijver in het Chr. Schbld. echter niet tevreden met knap en gebruikt hij verder in het stuk aldoor tüchtig, en waarom zien wij op dergelijke wijze in kranten en boeken telkens vreemde woorden gebruiken - en om het algemeene van het verschijnsel bepalen wij er hier de aandacht bij - alsof de Hollandsche vertaling slechts ten naaste bij of in 't geheel niet uitdrukt wat zij beteekenen? Wij gelooven dat 't veelal is, omdat de schrijvers in de vreemde taal, waaraan zij ontleenen, niet ‘knap’ genoeg zijn.

[pagina 164]
[p. 164]

In 't algemeen kan men al zeggen, dat zij die een vreemde taal pas geleerd hebben of er in elk geval niet ver in gevorderd zijn, het meeste behagen er in vinden, woorden en uitdrukkingen uit die taal te pas te brengen. Het is als met iemand, die iets fraais in zijn bezit heeft gekregen en 't nu eens graag aan anderen wil laten zien. Het zijn ook meer de halve dan de heele geleerden die met hun wijsheid te koop loopen. Maar dat is hier 't geval, meenen wij, niet; dat blijkt ten minste nergens uit. Het verschijnsel als dit - die onmacht om een vreemd woord te vertalen - moet, o.i., anders verklaard worden, en wel zoo: Men kan een vreemde taal reeds lang kennen, er een goed eind in gevorderd zijn, haar vlot lezen, zonder er nog in geslaagd te zijn de beteekenis der woorden altijd waarlijk te voelen.

En zoo komt het, dat men telkens vreemde woorden, als onvertaalbaar, gebruikt. Men verbeeldt zich dan, dat ze nog iets anders beteekenen dan het Hollandsche woord, dat den zin er toch volkomen van weergeeft. Kende men de vreemde taal goed genoeg om den zin der woorden niet alleen bij benadering te voelen, maar volkomen, dan zou men er ook de Hollandsche uitdrukking voor vinden. Op dezen regel zijn slechts zeer enkele uitzonderingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken